Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
C/01/387827 FT HO 22/596
C/01/387829 FT HO 22/597
C/01/387831 FT HO 22/599
1.1. Het procesverloop
mrs. E.C. Bos en G.J.C. Wessels, advocaten te ’s-Gravenhage. Tevens zijn [XY] c.s. verschenen, bijgestaan door mr. De Groot, advocaat voornoemd.
2.Het verzoek
De operationele activiteiten van de [ABC] groep vinden hoofdzakelijk plaats vanuit [B B.V.] . De aandelen in het kapitaal van [A B.V.] worden door een tiental aandeelhouders gehouden.
Het krediet bestaat voor € 200.000,- uit liquide middelen en voor € 140.656,- uit facturen die (gedurende het WHOA-traject) niet hoeven te worden voldaan. Het bedrag van € 200.000,- staat op de derdengeldenrekening van het kantoor van de advocaten van verzoeksters. Dit bedrag zal ter beschikking van verzoeksters komen indien en zodra de verzoeken tot het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige en het gelasten van een afkoelingsperiode door de rechtbank zijn toegewezen. Door het overbruggingskrediet wordt voorkomen dat het passief van verzoeksters gedurende het WHOA-traject toeneemt.
Daarbij is tevens van belang dat [B B.V.] in januari en februari 2023 naar verwachting
€ 250.000,- respectievelijk € 125.000,- zal ontvangen in het kader van de afronding van een subsidieproject van de Europese Unie.
Verder is in de voor het WHOA-traject opgestelde liquiditeitsprognose van [B B.V.] rekening gehouden met een betaling van € 50.000,- aan [XY] c.s. in de maand december 2022. Door deze betaling wordt een deel van de door [XY] c.s. met een beroep op het retentierecht vastgehouden [apparatuur] vrijgegeven. Daardoor zullen de verkoopactiviteiten van verzoeksters gedurende het WHOA-traject niet noemenswaardig worden gehinderd.
De benoeming van een herstructureringsdeskundige zal een positieve bijdrage kunnen leveren aan het tot stand komen van een investering door [bedrijf 1] , die daarbij door [agentschap 1] zal worden ondersteund.
3.De zienswijze van [XY] c.s.
4.De beoordeling
Aanwijzen herstructureringsdeskundige
4.De beslissing
herstructureringsdeskundige in de besloten akkoordprocedure van [A B.V.] en [B B.V.] ;
verzoeksters behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoeksters bevinden, gedurende deze periode niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid.