ECLI:NL:RBOBR:2022:565

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
01/056281-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige oplichting en verduistering met bijzondere voorwaarden

Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van oplichting en verduistering. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting, poging tot oplichting, en verduistering in dienstbetrekking. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in de periode van 31 maart 2020 tot en met 18 augustus 2020 schuldig heeft gemaakt aan WhatsApp-fraude, waarbij hij zich voordeed als de zoon of dochter van slachtoffers en hen om geld vroeg. Daarnaast heeft hij via internet goederen aangeboden zonder deze daadwerkelijk te leveren, wat resulteerde in financiële schade voor meerdere slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 240 uren. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn belaste verleden, en de positieve ontwikkelingen in zijn leven. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder het verplicht volgen van een ambulante behandeling en het meewerken aan schuldhulpverlening. De verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan meerdere benadeelde partijen, met gijzeling bij niet-betaling. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en verbeurdverklaring van twee telefoons uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.056281.21
Datum uitspraak: 23 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 november 2021 en 9 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 oktober 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 31 maart 2020 tot en met04 september 2020 te Helmond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, te weten door
-(telkens) een whatsapp-bericht te sturen naar onderstaande perso(o)n(en) en zich daarin/daarbij (telkens) voor te doen als zijnde de zoon, dan wel dochter, van onderstaande perso(n)n(en) aan wie het whatsapp-bericht was gestuurd; en/of
-(telkens) in dat whatsapp-bericht te stellen dat hij/zij een nieuw telefoonabonnement had en/of dat het telefoonnummer gewijzigd was en/of dat er geld betaald moest worden en/of dat er problemen waren met internetbankieren; en/of
-(telkens) te verzoeken om geld over te maken en/of een betaalverzoek (tikkie) te sturen,
en aldus (telkens) na te noemen perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van na te noemen goed(eren), te weten;
- op of omstreeks 31 maart 2020 [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van geld tot een totaalbedrag van € 2.665,98 of daaromtrent; en/of
- op of omstreeks 5 augustus 2020 [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van geld tot een totaalbedrag van € 599,77 of daaromtrent; en/of
- op of omstreeks 17 augustus 2020 [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van geld tot een totaalbedrag van € 3.920,74 of daaromtrent; en/of
- in of omstreeks de periode van 17 augustus 2020 tot en met 18 augustus 2020 [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van geld tot een totaalbedrag van € 6.706,93;
Feit 2:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 7 juli 2020 tot en met 31 augustus 2020 te Helmond, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) een of meer onbekend gebleven personen te bewegen tot de afgifte van een hoeveelheid geld in verband met de/een na te noemen (telkens) door hem, verdachte, valselijk opgezette/gestartte doneeractie via de [website] , te weten;
- in of omstreeks de periode van 7 juli 2020 tot en met 31 augustus 2020 een doneeractie met actienummer 45157 onder de naam 'Voor de familie van de Poolse Held, [naam 1] '; en/of
- in of omstreeks de periode van 13 augustus 2020 tot en met 18 augustus 2020 een doneeractie met actienummer 45224 onder de naam 'Uitvaartkosten van [naam 2] ';

terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2020 tot en met 1 augustus 2020 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld in verband met de door hem, verdachte, valselijk opgezette/gestartte doneeractie via de [website] , te weten de doneeractie met actienummer 44858 onder de naam 'Help mij weer praten, [naam 3] ;
Feit 4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 maart 2020 tot en met 4 september 2020, te Helmond en/of elders in Nederland en/of in Italië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, in elk geval zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) een of meermalen
- (van) een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en), tot een totaalbedrag van € 10624,27 of daaromtrent de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie die/dat voorwerp(en)voorhanden had; en/of
- (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en), tot een totaalbedrag van € 10624,27 of daaromtrent, overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2020 tot en met 30 januari 2021 te Helmond en/of elders in Nederland, een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen en/of het verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om (telkens) zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren door:
- op of omstreeks 9 januari 2020 op/via de (internet)site "www.marktplaats.nl" een Iphone X, aan te bieden, waarna door [slachtoffer 5] € 300,- werd betaald aan hem, verdachte, terwijl voormelde Iphone X een zogenaamde leasetelefoon betrof; en/of
- op of omstreeks 13 juni 2020 op/via de (internet)site "www.marktplaats.nl" een tuinset aan te bieden, waarna door [slachtoffer 6] € 209,98 werd overgemaakt op het door hem,verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die tuinset te kopen; en/of
- op of omstreeks 4 juli 2020 op/via de (internet)site "www.marktplaats.nl" vloeistoffen voor een e-sigaret aan te bieden, waarna door [slachtoffer 7] € 80,90 werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die vloeistoffen voor een

e-sigaret te kopen; en/of

- op of omstreeks 12 augustus 2020 op/via de (internet)site "www.marktplaats.nl" een hamburgerpers aan te bieden, waarna door [slachtoffer 8] € 16,95 werd overgemaakt op het door hem,verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die hamburgerpers te kopen; en/of
- op of omstreeks 19 september 2020 op/via de (internet)site "www.marktplaats.nl" een hamburgerpers aan te bieden, waarna door [slachtoffer 9] € 20,00 werd overgemaakt op het door hem, verdachte aangegeven rekeningnummer, teneinde die hamburgerpers te kopen;
- op of omstreeks 21 oktober 2020 op/via de (internet)site "Vinted" een of meer trainingspakken aan te bieden, waarna door [slachtoffer 10] € 140,- werd overgemaakt op het door hem,verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die/dat trainingspak(ken) te kopen; en/of
- op of omstreeks 30 januari 2021 op/via de (internet)site "GSM-discount" 4, in elk geval een aantal, Iphone's aan te bieden, waarna door [slachtoffer 11] € 355,00 en/of € 355,00 en/of € 35,- en/of € 75,-, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) werd(en) overgemaakt op de/het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer(s), teneinde die Iphone('s) te

kopen; en/of

- op of omstreeks 10 februari 2021 op/via de (internet)site "Facebook" 1 paar Uggs aan te bieden, waarna door [slachtoffer 12] € 64,95 werd overgemaakt op het door hem,verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Uggs te kopen; en/of
- op of omstreeks 11 februari 2021 op/via de (internet)site "Facebook" 2 paar Uggs aan te bieden, waarna door [slachtoffer 13] € 104,95 werd overgemaakt op het door hem.verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Uggs te kopen;
Feit 6:
hij op of omstreeks 15 februari 2020 te Helmond opzettelijk een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 1624,75, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als assistent manager bij [bedrijf 1] , elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 7:
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2019 tot en met 12 februari 2019 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, in/uit een woning ( [adres 2] ) een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 700,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 14] , zijnde verdachtes moeder, in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Ten gevolge van een kennelijke misslag is onder feit 5 de periode 9 januari 2020 tot en met 30 januari 2021 vermeld terwijl er ook twee feiten uit februari 2021 worden genoemd. De rechtbank herstelt deze misslag en leest de periode verbeterd tot 11 februari 2021. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op donderdagavond 13 augustus 2020 deed een familierechercheur van de familie van [naam 2] , slachtoffer van een schietpartij in Amsterdam waaraan veelvuldig aandacht is besteed in de media, een melding bij de politie Amsterdam. De rechercheur verklaarde dat er via de [website] een doneeractie was gestart voor de uitvaartkosten van [naam 2] . De familie was hiervan niet op de hoogte en vond dit ook niet wenselijk.
Uit onderzoek bleek dat uitbetaling voor deze doneeractie moest worden gedaan op een bankrekeningnummer dat op naam stond van een bedrijf van verdachte. De verdenking ontstond dat verdachte deze doneeractie was gestart om er wederrechtelijk voordeel mee te behalen. Uit informatie van [website] bleek dat er nog twee doneeracties waren gestart door verdachte.
Verder onderzoek wees uit dat bankrekeningen op naam van verdachte hoofdzakelijk werden gevoed door mogelijk frauduleuze bijschrijvingen verricht via onder andere Whatsapp, Marktplaats en Facebook.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de zeven ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft, op gronden zoals in zijn pleitnota vervat, verzocht de verdachte van het onder de feiten 4, 6 en 7 ten laste gelegde vrij te spreken. Aangevoerd is dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte een bedrag van € 10.624,27 heeft witgewassen. Voorts is er volgens de verdediging onvoldoende bewijs voorhanden om verdachte te veroordelen voor verduistering bij [bedrijf 1] en diefstal van een geldbedrag van zijn moeder.
Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte bekend dat hij zijn bankrekeningen en bijbehorende pincodes heeft verstrekt aan anderen en dat daarvan gebruik is gemaakt bij het verkrijgen van geld, maar hij had duidelijk een ondergeschikte rol.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte deze feiten tijdens het verhoor bij de politie heeft bekend.
Ten aanzien van feit 5 heeft verdachte betwist dat sprake is van een beroep of gewoonte.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Vrijspraakoverweging met betrekking tot de feiten 4 en 7.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 en 7 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 4 dat onvoldoende uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, in de periode van 31 maart 2020 tot en met 4 september 2020 van de ontvangen geldbedragen heeft gebruik gemaakt dan wel deze bedragen heeft omgezet of dat hij de herkomst van deze geldbedragen heeft verhuld, terwijl verdachte en zijn eventuele mededader(s) wisten dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf. Onvoldoende staat vast hoe en door wie geldbedragen zouden zijn omgezet en verhuld. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 7
Voorts is de rechtbank ten aanzien van feit 7 van oordeel dat niet uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de ten laste gelegde periode uit de woning van zijn moeder een bedrag van € 700,-- heeft gestolen. Het enkele feit dat verdachte in een van de verhoren bij de politie heeft verklaard dat hij wel eens wat heeft meegenomen van zijn moeder, acht de rechtbank onvoldoende ondersteunend bewijs voor de aangifte van de diefstal van dit geldbedrag in de periode van 11 tot en met 12 februari 2019. De rechtbank zal verdachte ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3.
De rechtbank zal voor de feiten 2 en 3 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezenverklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 2:
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2021, p. 219-220;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2021, p. 221-224;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2021, p. 232-235;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2022.
Ten aanzien van feit 3:
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2021, p. 221-224;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2021, p. 232-235;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2022.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1, 5 en 6.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelenbijlage (bijlage 1). Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.
Nadere bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op grond van de aangiftes vast dat door verdachte in de periode van 31 maart 2020 tot en met 18 augustus 2020 tezamen en in vereniging met één andere of anderen via WhatsApp verschillende betaalverzoeken zijn verstuurd, naar aanleiding waarvan de aangevers geld hebben overgemaakt naar de betaalrekeningen van verdachte. Verdachte en zijn mededader(s) hanteerden hierbij elke keer dezelfde tactiek; zij deden zich voor als de zoon of dochter van aangevers en gaven aan snel geld nodig te hebben. Vervolgens stuurden zij diverse betaalverzoeken of Tikkies die door aangevers ook zijn betaald. Vastgesteld is dat de bedragen op diverse bankrekeningen van verdachte zijn ontvangen en dat verdachte over dit geld kon beschikken. De ontvangen bedragen werden direct na ontvangst overgemaakt op andere bankrekeningnummers van verdachte. Vastgesteld is dat dit werd gedaan op het IP-adres dat gekoppeld was aan het woonadres van verdachte. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij deze overboekingen heeft verricht.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn bankpassen en bijbehorende pincodes aan anderen had afgegeven en dat hij niet wist van de oplichtingspraktijken van zijn handlangers. Tegen verdachte zou zijn gezegd dat zijn bankrekeningen werden gebruikt voor de handel in Bitcoins. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig. Uit de screenshots van chats die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte blijkt immers dat verdachte wist dat betalingen op bepaalde momenten binnen zouden komen en dat verdachte hierover contact had met anderen. Verdachte zegt in de chats onder andere tegen een van zijn handlangers “oké maar ik wil 3k hebben hé” en “heb je die 600 daar al wel van”? Het screenshot van deze chat is gemaakt op 6 augustus 2020 terwijl op 5 augustus 2020 om 14.18 uur een bedrag van € 599,77 is overgemaakt door slachtoffer [slachtoffer 2] .
Gelet op al het vorenstaande volgt de rechtbank verdachte dan ook niet in zijn stelling dat hij slechts een ondergeschikte rol heeft gehad bij de oplichting van de slachtoffers. Verdachte kan in de visie van de rechtbank als één van de plegers worden gezien. Het is daarbij niet noodzakelijk dat verdachte zelf alle uitvoeringshandelingen heeft gepleegd. Hij wist van de oplichtingspraktijken en heeft zich op geen enkel moment van deze strafbare feiten gedistantieerd, terwijl hij daartoe wel in de gelegenheid is geweest. Hij heeft meerdere bankrekeningen ter beschikking gesteld aan zijn mededaders en heeft meermalen, binnen zeer korte tijd na ontvangst, de van oplichting afkomstige geldbedragen overgeboekt naar andere rekeningen die op zijn naam staan. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit worden afgeleid dat verdachte in nauw contact moet hebben gestaan met zijn mededaders ten tijde van de oplichtingen. Mede door het handelen van verdachte konden zijn handlangers ook verder gaan. Op grond van al deze feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeplegers en acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte is met meerdere personen een overeenkomst aangegaan op handelsites, voornamelijk Marktplaats en Facebook. Hij heeft daarbij verschillende producten te koop aangeboden. Hij is met alle aangevers tot overeenstemming gekomen over de prijs, waarna hij de aangevers een betaalverzoek heeft gestuurd dat door de aangevers telkens is betaald. Verdachte heeft betalingen op zijn eigen bankrekeningen of op bankrekeningen op naam van anderen laten plaatsvinden. In alle gevallen – behalve in het geval van aangever [slachtoffer 5] waaraan de rechtbank hierna een afzonderlijke overweging zal wijden – heeft verdachte nagelaten de betaalde producten te leveren. Verdachte heeft niet de intentie gehad om de producten te versturen. Dit kon hij ook niet, omdat hij de verkochte producten veelal niet zelf in zijn bezit had of omdat hij dezelfde producten voor een hogere prijs aan anderen had verkocht. Verdachte heeft bij sommige transacties bewust onjuiste namen en adresgegevens gebruikt zodat de slachtoffers hem niet konden vinden.
Hieronder is per aangever opgenomen welke omstandigheden zich hebben voorgedaan.
(1) Met betrekking tot de aangifte [slachtoffer 5]
Op 10 januari 2020 heeft [slachtoffer 5] voor een totaalbedrag van € 600,- een IphoneX en een Iphone 8 gekocht van verdachte. Op 3 april 2020 stond op het scherm van de IphoneX dat de telefoon geblokkeerd was door het bedrijf [bedrijf 4] , waarna [slachtoffer 5] de telefoon niet meer kon gebruiken. Na telefonisch contact bleek dat de telefoon was geblokkeerd omdat het een leasetelefoon betrof waarvoor op dat moment de contactuele financiële verplichtingen niet werden nagekomen. Op 9 april 2020 heeft [slachtoffer 5] aangifte gedaan.
Partiële vrijspraak
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het ten laste gelegde op dit onderdeel onvoldoende wettig en overtuigend bewezen. Vaststaat dat verdachte de IphoneX aan [slachtoffer 5] heeft geleverd. De telefoon is een paar maanden later geblokkeerd door de leasemaatschappij, waardoor aangever het toestel niet meer kon gebruiken. Dat verdachte een product heeft verkocht waarvan hij niet de eigenaar was, maakt niet dat hem onder de gegeven feiten en omstandigheden het strafbare verwijt van online handelsfraude kan worden gemaakt. Overigens merkt de rechtbank nog op dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt welk geldbedrag [slachtoffer 5] voor de IphoneX heeft betaald nu hij twee telefoons tegelijk heeft gekocht. Verdachte zal van dit deel van het ten laste gelegde partieel worden vrijgesproken.
(2) Met betrekking tot de aangifte van [slachtoffer 6]
Aangeefster [slachtoffer 6] heeft op 22 juni 2020 aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft via Marktplaats een tuinset gekocht. De advertentie werd aangeboden door [bedrijf 2] , een bedrijf van verdachte. Onder ieder bericht gaf de adverteerder aan [bedrijf 3] te zijn. Op 12 juni 2020 heeft aangeefster een aanbetaling van € 209,98 gedaan. Zij heeft nimmer een tuinset geleverd gekregen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij aan aangeefster een tuinset heeft verkocht onder de naam [bedrijf 3] , maar dat hij de tuinset niet heeft geleverd. Hij heeft aangeefster de aanbetaling niet terugbetaald, omdat hij haar gegevens niet meer had. Afgezien van het feit dat de gegevens van aangeefster terug te vinden zijn in het einddossier van deze strafzaak, stelt de rechtbank vast dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij de tuinset aan een ander heeft verkocht voor een betere prijs. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat verdachte het oogmerk had had de tuinset niet aan aangeefster te leveren.
(3) Met betrekking tot de aangifte van [slachtoffer 7]
heeft op 4 juli 2020 via Marktplaats voor een bedrag van € 80,90 aan vloeistoffen voor een e-sigaret van verdachte gekocht. Hij heeft deze goederen nimmer geleverd gekregen. Aangever heeft verdachte vervolgens benaderd via Whatsapp en Marktplaats, waarna hij werd uitgelachen en verdachte zei dat hij lekker uit eten zou gaan van het geld. Uit de bewijsmiddelen volgt dat op de telefoon van verdachte een Whatsapp gesprek is aangetroffen tussen verdachte en [slachtoffer 7] waaruit blijkt dat verdachte eerdergenoemde goederen zou leveren. Voorts is vastgesteld dat er door [slachtoffer 7] drie bedragen op de bankrekening van verdachte zijn bijgeschreven voor een totaalbedrag van €80,90. Verdachte heeft tijdens het verhoor op 3 maart 2021 bevestigd dat hij dit geldbedrag heeft ontvangen, maar de vloeistoffen niet heeft geleverd. Verdachte heeft bekend [slachtoffer 7] te hebben opgelicht.
(4) Met betrekking tot de aangifte van [slachtoffer 8]
Uit de chats die zijn aangetroffen op de inbeslaggenomen telefoon van verdachte kan worden afgeleid dat verdachte in augustus 2020 sprak over de verkoop van een hamburgerpers, waarvoor [slachtoffer 8] op 10 augustus een bedrag van € 16,95 aan verdachte heeft betaald. Uit bewijsmiddelen blijkt dat aangever het product nimmer geleverd heeft gekregen.
Het geldbedrag van € 16,95 is op een bankrekening van verdachte is ontvangen. Op 25 maart 2020 heeft verdachte, op de vraag waarom hij [slachtoffer 8] heeft opgelicht, bij de politie verklaard dat hij in een financiële dip zat.
(5) Met betrekking tot de aangifte [slachtoffer 9]
Op de telefoon van verdachte is een chat aangetroffen tussen verdachte en [slachtoffer 9] , waaruit blijkt dat verdachte [slachtoffer 9] een hamburgerpers heeft verkocht voor een bedrag van € 20,-. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 9] het product nimmer geleverd heeft gekregen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het bedrag van € 20,- op 19 september 2020 is bijgeschreven op de bankrekening van [persoon] , de partner van verdachte. Ter terechtzitting op 9 februari 2022 heeft verdachte verklaard de hamburgerpers niet te hebben geleverd, omdat het niet beschikbaar was en dat hij vanwege zijn financiële situatie het bedrag niet heeft terugbetaald.
(6) Met betrekking tot de aangifte [slachtoffer 10]
Aangeefster [slachtoffer 10] heeft in haar aangifte verklaard dat zij trainingspakken van het merk Black Banana had gekocht bij verdachte. Verdachte had toegezegd de trainingspakken naar haar te verzenden, waarna aangeefster op 21 oktober 2020 een bedrag van € 140 heeft betaald. Enkele dagen later werd bij haar een Barcelona trainingsbroek en een kapotte Adidas trui bezorgd. Tijdens het verhoor op 3 maart 2021 heeft verdachte verklaard dat hij waarschijnlijk een verkeerd verzendlabel op verkeerde doos had gebruikt. Toen aangeefster over de levering van de verkeerde kledingstukken contact met verdachte opnam, gaf hij niet thuis. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het geld is gestort op de bankrekening van de partner van verdachte, waarna € 40 is overgemaakt naar de Spaanse bankrekening van verdachte en € 100,- is gepind in Helmond. Verdachte heeft bekend dat hij het geld heeft ontvangen en gebruikt. Ook heeft hij ter terechtzitting op 9 februari 2022 bekend dat hij heeft gelogen tegen aangeefster [slachtoffer 10] over het feit dat hij bij een sportzaak werkte.
(7) Met betrekking tot de aangifte [slachtoffer 11]
Aangever [slachtoffer 11] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij een Iphone 12 had gekocht en daarvoor € 355,- heeft aanbetaald. De verkoper liet weten een fout te hebben gemaakt en de aanbetaling van € 355,- terug te betalen. Vervolgens heeft aangever nog eens € 355,-,
€ 35,- voor een oplader en € 75,- voor een verzekering betaald. Verkoper zou de telefoon inclusief de accessoires de volgende dag komen brengen, maar is nooit verschenen.
Verdachte heeft tijdens het verhoor op 25 maart 2021 verklaard dat hij de telefoon aan iemand anders heeft verkocht dan aangever. Met het door aangever betaalde bedrag van € 820,- heeft verdachte de inkoop betaald. Hiermee staat vast dat verdachte het geld voor de Iphone 12 van aangever heeft ontvangen, maar de telefoon niet heeft geleverd.
(8) Met betrekking tot de aangifte van [slachtoffer 12]
Aangeefster [slachtoffer 12] heeft in haar aangifte verklaard dat zij een paar Uggs heeft gekocht voor een bedrag van € 64,95. Verdachte heeft haar de volgende dag, op 11 februari 2020 laten weten de Uggs te hebben verzonden. Aangeefster heeft nimmer de Uggs ontvangen of het bedrag terugbetaald gekregen. Uit het onderzoek aan de Huawei telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte en aangeefster contact hebben gehad over de Uggs. Verdachte heeft ter terechtzitting op 9 februari 2022 verklaard de Uggs niet te hebben geleverd.
(9) Met betrekking tot de aangifte van [slachtoffer 13]
Op 9 april 2021 heeft aangeefster [slachtoffer 13] eveneens aangifte gedaan. Ook zij had via Facebook Uggs gekocht bij verdachte. Afgesproken was dat verdachte twee paar Uggs zou verzenden voor het totaalbedrag van € 104,95. Uit het onderzoek aan de Huawei telefoon van verdachte blijkt dat er een Whatsapp gesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster over de Uggs. Verdachte heeft ter terechtzitting op 9 februari 2022 verklaard de Uggs niet te hebben geleverd.
Op grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van goederen aan aangevers en benadeelden, met het oogmerk om zonder levering zich van betaling van die goederen te verzekeren. Dat hij daadwerkelijk dit oogmerk had leidt de rechtbank af uit wijze waarop verdachte zich telkens voordoet als bonafide verkoper, maar in geen van de besproken gevallen de verkochte goederen levert, hierover leugens vertelde en zich bediende van valse namen of valse hoedanigheden.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een gewoonte maken van verkoop van artikelen zonder dat deze geleverd werden, zoals tenlastegelegd, gelet op het aantal slachtoffers, te weten acht slachtoffers, binnen een tijdsbestek van 13 maanden. De rechtbank komt daarmee tot een gedeeltelijke bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde, waarbij verdachte voor de online handelsfraude ten aanzien van [slachtoffer 5] partieel wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte € 1.624,75 van [bedrijf 1] heeft verduisterd in dienstbetrekking.
Op 27 februari 2020 is aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking. Uit deze aangifte volgt dat op zaterdag 15 februari 2020 om 23.00 uur de overdracht van de leiding over het filiaal heeft plaatsgevonden aan verdachte, die op dat moment assistent-manager was bij [bedrijf 1] . Verdachte zou de eetgelegenheid op zondagochtend 16 februari 2020 om 04.00 uur afsluiten om vervolgens diezelfde ochtend om 08.30 uur het filiaal weer te openen. Op laatstgenoemd tijdstip is verdachte niet op zijn werk verschenen. Toen de kluis vervolgens door de restaurantmanager werd geopend, werd vastgesteld dat er geen briefgeld meer in de kluis lag en dat er een bedrag van € 1.624,75 was weggenomen. Tijdens het verhoor van verdachte op 3 maart 2021 heeft verdachte hierover verklaard dat hij dit bedrag heeft weggenomen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte omstreeks 15 februari 2020 een bedrag van € 1624,74 van [bedrijf 1] , welk bedrag hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.

De bewezenverklaring.

Op grond van het voorgaande en de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, danwel hierboven zijn opgegeven, in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Feit 1:
in de periode van 31 maart 2020 tot en met 18 augustus 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, te weten door
- telkens een whatsapp-bericht te sturen naar onderstaande personen en zich daarin/daarbij voor te doen als zijnde de zoon, dan wel dochter, van onderstaande personen; en
- telkens in dat whatsapp-bericht te stellen dat hij/zij een nieuw telefoonabonnement had en/of dat het telefoonnummer gewijzigd was en/of dat er geld betaald moest worden en/of dat er problemen waren met internetbankieren; en
- telkens te verzoeken om geld over te maken en/of een betaalverzoek (tikkie) te sturen,

en aldus telkens na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte van na te noemen goederen, te weten;

- op 31 maart 2020 [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van

€ 2.665,98; en

- op 5 augustus 2020 [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van

€ 599,77; en

- op 17 augustus 2020 [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van

€ 3.920,74; en

- in de periode van 17 augustus 2020 tot en met 18 augustus 2020 [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van € 6.706,93;
Feit 2:
in de periode van 7 juli 2020 tot en met 31 augustus 2020 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, telkens een of meer onbekend gebleven personen te bewegen tot de afgifte van een hoeveelheid geld in verband met de na te noemen door hem, verdachte, valselijk opgezette/gestarte doneeracties via de [website] , te weten;
- een doneeractie met actienummer 45157 onder de naam 'Voor de familie van de Poolse Held, [naam 1] '; en
- een doneeractie met actienummer 45224 onder de naam 'Uitvaartkosten van [naam 2] ';

terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 3:
in de periode van 19 juli 2020 tot en met 1 augustus 2020 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, personen heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld in verband met de door hem, verdachte, valselijk opgezette/gestarte doneeractie via de [website] , te weten de doneeractie met actienummer 44858 onder de naam 'Help mij weer praten, [naam 3] ;
Feit 5:
in de periode van 9 januari 2020 tot en met 11 februari 2021 in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen, met het oogmerk om zonder levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren door:
- omstreeks 13 juni 2020 via de (internet)site "www.marktplaats.nl" een tuinset aan te bieden, waarna door [slachtoffer 6] € 209,98 werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die tuinset te kopen; en
- omstreeks 4 juli 2020 via de (internet)site "www.marktplaats.nl" vloeistoffen voor een e-sigaret aan te bieden, waarna door [slachtoffer 7] € 80,90 werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die vloeistoffen voor een

e-sigaret te kopen; en

- omstreeks 12 augustus 2020 via de (internet)site "www.marktplaats.nl" een hamburgerpers aan te bieden, waarna door [slachtoffer 8] € 16,95 werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die hamburgerpers te kopen; en
- omstreeks 19 september 2020 via de (internet)site "www.marktplaats.nl" een hamburgerpers aan te bieden, waarna door [slachtoffer 9] € 20,00 werd overgemaakt op het door hem, verdachte aangegeven rekeningnummer, teneinde die hamburgerpers te kopen; en
- omstreeks 21 oktober 2020 via de (internet)site "Vinted" trainingspakken aan te bieden, waarna door [slachtoffer 10] € 140,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die trainingspakken te kopen; en
- omstreeks 30 januari 2021 via de (internet)site "GSM-discount" een Iphone aan te bieden, waarna door [slachtoffer 11] € 355,- en € 355,- en € 35,- en € 75,-, werd overgemaakt op de door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummers, teneinde die Iphone te kopen; en
- omstreeks 10 februari 2021 via de (internet)site "Facebook" 1 paar Uggs aan te bieden, waarna door [slachtoffer 12] € 64,95 werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Uggs te kopen; en
- omstreeks 11 februari 2021 via de (internet)site "Facebook" 2 paar Uggs aan te bieden, waarna door [slachtoffer 13] € 104,95 werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Uggs te kopen;
Feit 6:
hij omstreeks 15 februari 2020 te Helmond opzettelijk een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 1624,75, dat toebehoorde aan [bedrijf 1] , en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als assistent manager bij [bedrijf 1] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie ten aanzien van het voorwaardelijk strafdeel gevorderd de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering in de rapportage d.d. 22 januari 2022 op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten reeds langere tijd geleden zijn gepleegd.
Verdachte heeft al een aantal maanden in voorlopige hechtenis gezeten en de raadsman acht het niet zinvol om verdachte opnieuw (voor een relatief korte periode) een gevangenisstraf uit te laten zitten. Temeer nu verdachte op dit moment werk heeft, waardoor hij geld verdient om de slachtoffers te kunnen terugbetalen en hij inmiddels goed contact heeft met de behandelaar bij De Rooyse Wissel. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bereid is onder toezicht van de reclassering en schuldhulp te blijven. De verdediging acht het opleggen van een taakstraf passend, zodat verdachte kan blijven werken, waarbij een voorwaardelijke straf kan worden opgelegd om de kans op herhaling zo veel mogelijk te verkleinen. Voorts heeft hij bepleit de proeftijd bij een voorwaardelijk strafdeel te beperken tot 2 jaren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van 13 maanden schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten.
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan WhatsApp-fraude, ook wel ‘vriend-in-nood-fraude’ genoemd. Zij benaderden via WhatsApp (veelal oudere) personen waarbij verdachte (of zijn handlangers) zich voordeden als de zoon of dochter van die personen. Zij meldden dat zij dringend financiële hulp nodig hadden. Veelgebruikte excuses daarbij waren dat het om een spoedgeval ging en dat zij, al dan niet door een storing bij de bank, niet bij hun spaargeld konden.
Als de personen bereid waren om te helpen, kregen zij een Tikkie-betaalverzoek toegestuurd. De bedragen werden overgemaakt op bankrekeningen van onder andere verdachte. Op die manier werd op de bankrekeningen van verdachte alleen al ongeveer € 14.000,- overgemaakt. Als de Tikkie-betaalverzoeken waren voldaan, werd het geld zo snel mogelijk naar andere bankrekeningen van verdachte doorgesluisd of van de bankrekeningen opgenomen.
Hoewel er sprake is van enkel financiële schade, hebben verdachte en zijn mededaders met hun handelswijze een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van deze slachtoffers. Uit de toelichting op de vorderingen van benadeelde partijen en de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat de oplichtingen grote indruk op aangevers hebben gemaakt en dat hun vertrouwen op grove wijze is geschonden.
[slachtoffer 2] heeft grote bedragen aan spaargeld in één klap verloren en kon hierdoor niet met haar gezin genieten van een vakantie of de slaapkamers van haar kinderen opknappen, terwijl verdachte er een luxe leven op na hield. Het fenomeen van Whatsapp-fraude zorgt voor angstgevoelens in de samenleving, niet alleen bij de personen die zijn opgelicht, maar ook bij anderen die vrezen dat hun ouders of naasten het volgende slachtoffer worden van deze praktijken. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Naast de Whatsapp-fraude heeft verdachte via de [website] drie keer een zogenaamde donatiepagina opgericht om geld te innen. Eén keer is het verdachte gelukt om daadwerkelijk geld te innen. Twee keer is het bij een poging gebleven en is het geld niet naar verdachte overgemaakt, omdat de website de donaties had geblokkeerd. De rechtbank acht deze handelswijze van verdachte zeer kwalijk en rekent hem dit zwaar aan. Verdachte heeft hiermee geprobeerd om geld te verdienen, hetgeen in één geval daadwerkelijk is gelukt, door misbruik te maken van het leed dat anderen is overkomen.
Verder heeft verdachte zich op verschillende websites op internet voorgedaan als bonafide verkoper. Hij heeft op die manier acht slachtoffers opgelicht. Door deze manier van oplichting heeft hij niet alleen de slachtoffers bewogen tot afgifte van een totaalbedrag van ongeveer € 1.450,-, maar hiermee heeft hij ook het vertrouwen in het handelsverkeer geschaad. De rechtbank gaat er daarbij vanuit - gelet op de aanwijzingen die het procesdossier hierover aanlevert - dat het werkelijke aantal slachtoffers die verdachte heeft opgelicht groter is dan de voornoemde acht slachtoffers, omdat niet elk slachtoffer van (internet)fraude aangifte zal doen voor relatief kleine bedragen.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking in zijn hoedanigheid als assistent-manager bij de [bedrijf 1] . Verdachte heeft hiermee het vertrouwen dat zijn werkgever in hem mocht stellen, ernstig geschonden. Hij heeft zijn werkgever bovendien financieel nadeel toegebracht.
Verdachte heeft bij het plegen van alle feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. De rechtbank vindt het ook zeer kwalijk dat verdachte niet of onvoldoende heeft geprobeerd om te komen tot het betalen van een schadevergoeding aan de slachtoffers of om anderszins het aangedane leed te verzachten.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte in 2018 een strafbeschikking heeft gekregen voor oplichting. Daarnaast volgt uit het strafblad van verdachte dat hij in 2019 in Litouwen is veroordeeld voor een gevangenisstraf wegens diefstal.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Tevens houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte, te weten 21 jaar.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt waaronder:
- het reclasseringsadvies van 22 januari 2022;
- het Pro Justitia rapport van 10 mei 2021, opgemaakt door [psycholoog] , GZ kinder- en jeugdpsycholoog.
De psycholoog komt in de Pro Justitia rapportage tot de volgende bevindingen en het volgende advies:
Verdachte heeft een borderline stoornis met antisociale trekken. De psycholoog acht de verdachte toerekeningsvatbaar. Het risico op recidive van een vermogensdelict schat de psycholoog bij ongewijzigde omstandigheden en zonder extern toezicht in als matig/hoog. Hij adviseert het volwassenenrecht toe te passen en acht behandeling nodig om het recidiverisico te verlagen.
De Reclassering is in het rapport van 22 januari 2022 tot de volgende bevindingen gekomen:
Verdachte is een 21-jarige deels bekennende verdachte van fraude en/of oplichting middels manipulatie. Het motief lijkt grotendeels door financiële redenen ingegeven te zijn. Verdachte heeft flinke schulden en lijkt een bestedingspatroon te hebben dat niet bij zijn financiële situatie past. Verdachte is gediagnosticeerd met een borderline stoornis met antisociale en narcistische trekken. Hij is impulsief en zijn gewetenfunctie is beperkt.
Verdachte heeft een belaste voorgeschiedenis van een ontwricht gezin, traumatische gebeurtenissen tijdens verblijven in instellingen, is slachtoffer van mishandelingen en verkrachting. Hij heeft reeds veel hulpverlening gehad en staat hoofdzakelijk argwanend tegenover mensen die iets van hem willen.
De relatie met zijn partner kan als beschermend worden gezien. Criminogene factoren zijn werk, financiën, psychosociaal functioneren en houding. Binnen het toezicht wordt hieraan gewerkt, echter lukt het de reclassering vooralsnog maar moeilijk om de handel en wandel van betrokkene inzichtelijk te krijgen.
Verdachte lijkt gebaat bij een strak kader van behandeling en begeleiding op de criminogene factoren. Hij is aangemeld voor een behandeltraject bij de Rooyse Wissel. Verdachte heeft aversie tegen hulpverlening en begeleiding vanuit de reclassering. Hij komt afspraken sinds zijn herkansing beter na, maar laat niet het achterste van zijn tong zien en zegt 'het spelletje wel mee te spelen'. Richting het NIFP heeft hij aangegeven wel mee te zullen werken aan behandeling, als hem maar niet alles tegelijk wordt aangeboden. Het NIFP is van mening dat er een strak toezichtkader plaats dient te vinden, met indien nodig, een verplicht bewindvoeringstraject, mocht een en ander met het huidige begeleidingstraject niet lukken. De reclassering wil dit adviseren, omdat verdachte onvoldoende meewerkt aan het inzichtelijk maken van zijn financiën.
De Reclassering adviseert verdachte bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij reclassering;
- Ambulante behandeling;
- Meewerken aan bewindvoering.
De rechtbank is, op grond van hetgeen de psycholoog en de Reclassering in hun rapporten vermelden - en welke conclusies de rechtbank overneemt -, tot het oordeel gekomen dat bij verdachte sprake is van ernstige gedragsproblematiek waarvoor behandeling nodig is. Voorts is sprake van een matig tot hoog recidive risico dat zonder intensieve behandeling onveranderd blijft bestaan. Een stevig kader is nodig om de benodigde behandeling te waarborgen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de €10.000 en € 70.000 geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf tussen de 2 en 5 maanden.
In deze zaak ziet de rechtbank echter een aantal factoren die tot oplegging van een hogere straf aanleiding geven. Zo heeft verdachte telkens particulieren benadeeld en heeft hij dat op een geraffineerde wijze gedaan, op een manier die het vertrouwen van de slachtoffers in andere mensen ernstig heeft geschaad of kan schaden. Ook slaat de rechtbank acht op de periode waarbinnen verdachte strafbare feiten heeft begaan en het aantal slachtoffers dat hij heeft gemaakt.
Tevens houdt de rechtbank rekening met straffen die eerder zijn opgelegd in vergelijkbare zaken.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan deze voorwaardelijke straf zullen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, te weten een meldplicht, ambulante behandeling in een kliniek en meewerken aan bewindvoering. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. In de houding van verdachte op zitting en het door de Reclassering geschetste risico op herhaling ziet de rechtbank aanleiding om de proeftijd op drie jaar te bepalen. Voorts zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uur.
De rechtbank zal daarnaast de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen. Het bevel tot voorlopige hechtenis was reeds geschorst.
De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan hetgeen de officier van justitie heeft geëist. Meer dan de officier van justitie houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn belaste verleden. Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte momenteel weer werk heeft, hetgeen hem een mate van stabiliteit geeft in zijn leven en hem de kans geeft geld te verdienen teneinde de slachtoffers terug te betalen. Voorts heeft verdachte tijdens de zitting van 9 februari 2022 aangegeven dat hij een goede klik heeft met zijn nieuwe behandelaar bij de Rooyse Wissel, terwijl verdachte door de jaren heen een groot wantrouwen heeft ontwikkeld ten aanzien van hulpverlening. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zou deze ontwikkelingen mogelijk kunnen doorkruisen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de behandelaren zullen moeten bepalen hoeveel behandeltrajecten tegelijkertijd door verdachte gevolgd kunnen worden. Hoewel de rechtbank het voorstelbaar acht dat verdachte het wenselijk vindt dat niet alles tegelijk van hem zal worden gevraagd, is het niet aan verdachte of de rechtbank om dit te bepalen. De rechtbank geeft de Reclassering wel in overweging hier oog voor te hebben.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 6.000,- ter zake van feit 1, bestaande uit
€ 4.000,- materiële schade en € 2.000,- immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot een bedrag van
€ 3.920,74 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie stelt dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot het bedrag dat in de tenlastelegging staat.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiele schade acht de rechtbank toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 3.920,74 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de overige gevorderde materiële schadevergoeding afwijzen, te weten een bedrag van € 79,26.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 2.000,--, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Hoofdelijke aansprakelijkheidheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 80,90 ter zake van feit 5, bestaande uit
materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot gehele toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 80,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.000,- ter zake van feit 5, bestaande uit
materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert de vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu onduidelijk is hoe deze is opgebouwd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering betwist en aangevoerd dat deze dient te worden afgewezen. Voor de hamburgerpers is 20,- betaald zodat onbegrijpelijk is dat er nu een bedrag van € 5.000,- wordt gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de vordering, aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 6.706,93,- ter zake van feit 1, bestaande uit
materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot gehele toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde materiele schadevergoeding van € 6.706,93, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Hoofdelijke aansprakelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.549,31,- ter zake van feit 1, bestaande uit
€ 1.949,54,- materiële schade en € 1.949,54 immateriële schade. Doordat er reeds een bedrag van € 1.349,77 zou zijn vergoed door [naam 4] , resteert een bedrag van € 2.549,31.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot een bedrag van
€ 599,77 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot het bedrag die in de tenlastelegging staat, te weten € 599,77.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 599,77, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige posten van de vordering, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Hoofdelijke aansprakelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 820,- ter zake van feit 5, bestaande uit
materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot gehele toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 820,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 100,- ter zake van feit 5, bestaande uit
materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot gehele toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 321, 322, 326, 326e Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- spreekt verdachte vrijvan het onder feit 4 en feit 7 ten laste gelegde;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1:
medeplegen oplichting, meermalen gepleegd
Feit 2:
poging oplichting, meermalen gepleegd
Feit 3:
oplichting
Feit 5:
een beroep of een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren
Feit 6:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
- legt op de volgende straffen:
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6:
Gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
- stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs
als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel
14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan
huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich te houden aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, voor
zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe dient hij zich bij Reclassering Nederland te blijven melden, zolang en zo frequent als deze instelling nodig acht;
- zich onder behandeling stelt bij de forensische polikliniek Rooyse Wissel Ambulant Behandelen te Helmond of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door Reclassering Nederland. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan bewindvoering of schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- geeft aan Reclassering Nederland, regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG
's-Hertogenbosch de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.

Beslissingen naar aanleiding van de vorderingen benadeelde partijen.
Ten aanzien van feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van € 3.920,74 subsidiair 78 dagen gijzeling
-legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] van een bedrag van € 3.920,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 78 dagen. Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] van een bedrag van € 3.920,74, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- wijst af de overig gevorderde materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 79,26;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet ontvankelijk is.
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
- bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Maatregel van schadevergoeding van € 6.706,93 subsidiair 134 dagen gijzeling
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] van een bedrag van € 6.706,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 134 dagen. Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] van een bedrag van € 6.706,93, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
- bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Maatregel van schadevergoeding van € 599,77 subsidiair 11 dagen gijzeling
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] van een bedrag van € 599,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 11 dagen. Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] van een bedrag van € 599,77, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
-bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
- bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Ten aanzien van feit 5:
Maatregel van schadevergoeding van € 80,20 subsidiair 1 dag gijzeling
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 7] van een bedrag van € 80,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 1 dag. Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 7] van een bedrag van
€ 80,20, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
- verklaart [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk in de vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Maatregel van schadevergoeding van € 820,- subsidiair 16 dagen gijzeling
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 11] van een bedrag van € 820,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 16 dagen. Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 11] van een bedrag van € 820,- bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van € 100,- subsidiair 2 dagen gijzeling
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 13] van een bedrag van € 100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 2 dagen. Het bedrag bestaat uit een vergoeding voor materiële schade. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 13] van een bedrag van
€ 100,- bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen
- verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen goederen:
- Iphone;
- Huawei telefoon.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen en mr. S.F. Dijkman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van Langen - Wouda, griffier,
en is uitgesproken op 23 februari 2022.
de oudste rechter is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche Helmond, Atami / ADRDD20007, aantal pagina’s: 814. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.