ECLI:NL:RBOBR:2022:5648

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/01/386335 / FA RK 22-4413
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van voornaam wegens pestervaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de voornaam van de verzoekster. De verzoekster, die op 11 oktober 2022 een verzoekschrift indiende, heeft aangegeven dat zij veelvuldig is gepest met haar voornaam, wat heeft geleid tot gevoelens van buitensluiting en een sterke aversie tegen haar officiële naam. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 december 2022 heeft de verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. B.J. Driessen, toegelicht dat zij haar tweede voornaam als eerste voornaam en roepnaam wil gebruiken. Dit verzoek is ingegeven door de aanhoudende hinder die zij ondervindt van haar officiële voornaam, zowel in haar sociale leven als in haar werk in de gehandicaptenzorg.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, dat de mogelijkheid biedt om een voornaam te wijzigen indien er een zwaarwichtig belang is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster voldoende zwaarwichtig belang heeft bij haar verzoek, mede op basis van een verklaring van haar psycholoog. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoekster nog steeds lijdt onder de gevolgen van het pesten in haar jeugd en dat haar officiële voornaam daarbij een grote rol speelt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de verzoekster om haar voornaam te wijzigen zwaarder weegt dan de naamconsistentie.

De rechtbank heeft geen bezwaren geconstateerd tegen de door de verzoekster gewenste voornaam en heeft het verzoek toegewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat. De rechtbank heeft de wijziging van de voornamen gelast, waarbij de verzoekster haar tweede voornaam als eerste voornaam zal gebruiken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/386335 / FA RK 22-4413
Uitspraak : 21 december 2022
Beschikking betreffende voornaamswijziging in de zaak van:
[naam verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
hierna te noemen: verzoekster,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. B.J. Driessen.

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op
11 oktober 2022.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 december 2022.
Verschenen zijn verzoekster en haar advocaat.

Het verzoek

Het verzoek strekt tot wijziging van de voornaam van verzoekster van ‘[voornaam A] [voornaam B]’ in: ‘[voornaam B] [voornaam A]’.

De beoordeling

Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij veel is gepest met haar voornaam. Haar roepnaam was ‘[naam A]’, maar dat werd al snel ‘[pestnaam]’. Dit heeft ervoor gezorgd dat verzoekster zich zowel op de basisschool als de middelbare school vaak buitengesloten voelde en niet meer naar school wilde. Verzoekster is onder behandeling geweest bij een psycholoog om beter met de pesterijen te leren omgaan. Zij blijft echter grote hinder ondervinden van haar voornaam. Verzoekster werkt in de gehandicaptenzorg en er zijn mensen met een verstandelijke beperking die woordgrapjes maken over haar voornaam. Ook werd verzoekster recent op het vliegveld nog geconfronteerd met haar officiële voornaam. Daarom wil verzoekster haar tweede voornaam als eerste voornaam en roepnaam gebruiken. Het zou verzoekster veel rust geven als dat officieel geregistreerd wordt. Ter zitting heeft verzoekster toegelicht dat zij de naam ‘[voornaam A]’ als tweede voornaam wil behouden uit respect voor haar ouders, die haar deze naam gegeven hebben en die hebben aangegeven dat zij moeite hebben met het verzoek van hun dochter.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter wijziging van iemands voornaam gelasten. Dat kan alleen als daarbij een voldoende zwaarwichtig belang bestaat. Er moet een belangenafweging worden gemaakt tussen de belangen van het individu en de belangen van de staat.
Met name vanwege de toelichting op het verzoek ter zitting, in combinatie met de als productie 3 overgelegde verklaring van de psycholoog van verzoekster, is de rechtbank van oordeel dat verzoekster voldoende zwaarwichtig belang heeft bij het verzoek. Gebleken is dat verzoekster in haar jeugd veelvuldig is gepest met haar naam. Het is de rechtbank duidelijk dat verzoekster nog steeds gebukt gaat onder dit pestverleden en dat haar nu nog officiële eerste voornaam daarbij een grote rol heeft gespeeld en speelt. Middels officiële documenten en op haar werk blijft verzoekster geconfronteerd worden met haar officiële voornaam, ondanks het feit dat zij haar tweede voornaam al ongeveer drie jaar als roepnaam gebruikt. Verzoekster heeft toegelicht dat zij haar eerste voornaam wil behouden als tweede voornaam uit respect voor haar ouders. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval het zwaarwichtig belang van verzoekster dient te prevaleren boven naamconsistentie.
Het is de rechtbank niet gebleken dat de door verzoekster gewenste voornaam ongepast is of dat deze overeenstemt met een bestaande geslachtsnaam. Het verzoek kan daarom worden toegewezen.

De beslissing

De rechtbank:
gelast de wijziging van de voornamen [voornaam A] [voornaam B] in:
[voornaam B] [voornaam A].
Deze beschikking is gegeven door mr. V.R. de Meyere, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 21 december 2022.
Conc: db
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.