Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 oktober 2022 met 10 producties
- de brief van mr. Mutsaers van 15 november 2022 met 34 producties
- de brief van mr. Van Limpt van 16 november 2022 met aanvullende producties 11 en 12
- de mondelinge behandeling op 17 november 2022
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van de gemeente.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“een vastgelegd en gecertificeerd informatiebeveiligingsmanagement-systeem (ISO 27001 of gelijkwaardig), dat periodiek door een geaccrediteerde instelling wordt getoetst”.Vast staat dat door [eiseres] geen vragen zijn gesteld naar aanleiding van de in par. 3.3.1. van de Aanbestedingsleidraad gestelde geschiktheidseis en evenmin is gebleken dat [eiseres] tegen deze eis bezwaren heeft geuit. Uit de stukken blijkt verder dat reeds enkele dagen na bekendmaking van de aanbestedingsprocedure, op 25 mei 2022, een vergadering heeft plaatsgevonden tussen [eiseres] en [naam 2] , waarin – blijkens het ter zake opgemaakte verslag [1] - is besloten dat [naam 2] direct zal starten met het officiële certificeringtraject:
inschrijving,dus uiterlijk
29 juni 2022 om 9.30 uurdiende te beschikken over ISO 27001 of daaraan gelijkwaardige certificering. Het verslag van de vergadering van 25 mei 2022 tussen [eiseres] en [naam 2] maakt duidelijk dat [eiseres] zich ook bewust was van het belang van de in de aanbestedingsstukken voorgeschreven certificering, getuige de afspraak dat [naam 2]
‘direct zal starten met het officiële certificeringstraject’. Door desondanks vervolgens eerst (op 28 juni 2022) op de aanbesteding in te schrijven en pas daarna (op 8 juli 2022), nadat [eiseres] als laagste inschrijver uit de bus was gekomen en de gemeente vroeg om overlegging van de bewijsmiddelen terzake de geschiktheidseis van par 3.3.1. van de Aanbestedingleidraad, een intentieovereenkomst te tekenen met Kam Certificeringen gericht op het verkrijgen van het ISO27001 certificaat, kan [eiseres] zich er niet op beroepen dat het niet tijdig verkrijgen van de vereiste certificaten haar niet kan worden aangerekend. Van [eiseres] had
tenminstemogen worden verwacht dat zij direct na de aankondiging van de opdracht daadwerkelijk concrete stappen had ondernomen om tot een (tijdige) certificering te komen (zoals ook afgesproken op de meeting met [naam 2] op 25 mei 2022). Door pas op 8 juli 2022 een op certificering gerichte intentieverklaring te ondertekenen wordt niet voldaan aan één van de voorwaarden die artikel 2.96, tweede lid Aw 2012 verbindt aan het recht van een inschrijver om aan de hand van andere bewijzen (dan het voorgeschreven certificaat) aan te tonen dat hij voldoet aan de gestelde geschiktheidseis. Er is geen sprake van een situatie waarin het [eiseres] niet kan worden aangerekend dat zij niet tijdig beschikt over de vereiste certificaten. De gemeente is daarom, gelet hierop en anders dan [eiseres] stelt, niet gehouden om andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen op het gebied van de kwaliteitsbewaking te aanvaarden. Het zou het gelijke speelveld tussen de inschrijvers verstoren, indien het [eiseres] in de gegeven omstandigheden zou worden toegestaan om in te schrijven op het werk zonder de voorgeschreven certificering en haar vervolgens – nadat zij de laagste inschrijving bleek te hebben gedaan –gelegenheid te bieden langs andere weg aan te tonen dat zij aan de gestelde geschiktheidseis voldeed, daar waar alle overige inschrijvers zich reeds voorafgaand aan de inschrijving (periodiek terugkerende) inspanningen en kosten hebben getroost ter verkrijging en instandhouding van de verlangde certificering. Dat zou alleen te rechtvaardigen zijn in het geval [eiseres] het niet beschikken over de verlangde certificering niet kan worden aangerekend, dat wil zeggen dat haar ter zake het ontbreken van het verlangde certificaat redelijkerwijs geen verwijt valt te maken. Zoals overwogen doet die situatie zich hier niet voor.
1.524,00