ECLI:NL:RBOBR:2022:5386

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
21/2810
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inschrijving als beëdigde tolk Nederlands-Arabisch en Berber op B2-niveau

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om als tolk Nederlands-Arabisch (Marokkaans) en Berber (Tarifit) op B2-niveau ingeschreven te worden in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) beoordeeld. De minister van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 12 mei 2021 afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de vereisten voor inschrijving. Eiser had geen diploma's of certificaten overgelegd die zijn taalvaardigheid op B2-niveau konden aantonen, hoewel hij wel aan andere voorwaarden voldeed.

De rechtbank behandelt de argumenten van eiser en concludeert dat de minister niet onredelijk heeft gehandeld door de aanvraag af te wijzen. Eiser betwist niet dat hij niet beschikt over de vereiste diploma's, maar stelt dat hij op andere manieren zijn taalvaardigheid kan aantonen. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat de beschikbaarheid van toetsen in de betreffende talen betekent dat eiser niet op alternatieve wijze zijn taalvaardigheid hoeft aan te tonen.

Eiser voert verder aan dat hij gerechtvaardigd vertrouwen heeft ontleend aan zijn eerdere plaatsing op de Uitwijklijst, maar de rechtbank stelt vast dat de eisen voor inschrijving in het register verschillen van die voor de Uitwijklijst. De rechtbank concludeert dat de minister geen gebruik hoefde te maken van de mogelijkheid om het verzoek voor te leggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers, omdat eiser niet aan de vereisten voldeed. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2810

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van de Wiel),
en

de minister van Justitie en Veiligheid (de minister)

(gemachtigde: mr. D.E.S. Tomeij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om hem als tolk Nederlands-Arabisch (Marokkaans) en als tolk Nederlands- Berber (Tarifit) op B2-niveau in te schrijven in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv).
2. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 12 mei 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 oktober 2021 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

5. Eiser werkt als tolk Nederlands-Arabisch (Marokkaans) en tolk Nederlands- Berber (Tarifit). Eiser heeft op 25 februari 2021 een verzoek ingediend bij de minister om hem in het Rbtv in te schrijven als tolk op beide talencombinaties op B2-niveau.
6. Bij brief van 22 maart 2021 heeft de minister eiser verzocht om nadere stukken.
7. Eiser heeft zijn aanvraag op 29 maart 2021 en op 12 april 2021 nader toegelicht en aangevuld.
8. De minister heeft bij besluit van 12 mei 2021 de aanvraag van eiser afgewezen omdat eiser volgens de minister niet aan de voorwaarden voor inschrijving in het Rbtv voldoet. Hij heeft namelijk geen diploma’s/certificaten overgelegd waaruit volgt dat hij de taalvaardigheid van het Arabisch en het Berber op B2-niveau beheerst. Aan de overige voorwaarden voldoet eiser wel.
9. Eiser heeft tegen het besluit een bezwaarschrift ingediend. Op 15 juli 2021 heeft eiser zijn bezwaarschrift toegelicht op een hoorzitting van de Commissie voor bezwaar Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) en Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp).
10. De Commissie voor bezwaar Wbtv en Wsnp heeft de minister op 11 oktober 2021 geadviseerd om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. In het bestreden besluit heeft de minister dit advies overgenomen en voor wat betreft de motivering van het besluit verwezen naar het advies van de Commissie voor bezwaar, dat onderdeel uitmaakt van het besluit.

Beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om eiser als tolk Nederlands- Arabisch (Marokkaans) en als tolk Nederlands-Berber (Tarifit) op B2- niveau in te schrijven in het register. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
12. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
13. Eiser verzoekt inschrijving in het Rbtv. In artikel 8 van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Besluit) staat beschreven aan welke eisen eiser moet voldoen om ingeschreven te kunnen worden. Eiser betwist niet dat hij niet voldoet aan de eisen zoals die zijn genoemd in artikel 8, eerste lid, van het Besluit. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser voldoet aan de (alternatieve) eisen zoals die worden gesteld in artikel 8, tweede lid, van het Besluit.
14. In dit artikellid staat dat een tolk, onverminderd het eerste lid, wordt ingeschreven in het register indien hij (a) beschikt over een getuigschrift waaruit blijkt dat hij met goed gevolg een door Onze Minister aangewezen tolktoets heeft afgelegd in de bron- en doeltaal op tenminste niveau B2 van het Europees Referentiekader voor Talen, of (b) hij anderszins kan aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties, waarbij taalvaardigheid in bron- en doeltaal op niveau B2 van het Europees Referentiekader voor Talen wordt aangetoond.
15. Eiser betwist niet dat hij niet beschikt over een getuigschrift als genoemd onder artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit. Ter beoordeling van de rechtbank ligt dus voor de vraag of eiser anderszins heeft aangetoond te voldoen aan de wettelijke competenties, waarbij taalvaardigheid in bron- en doeltaal op niveau B2 van het Europees Referentiekader voor Talen wordt aangetoond.
16. In het Besluit inschrijving Rbtv heeft de minister beleidsregels neergelegd. Dit beleid ziet (onder meer en voor zover hier relevant) op artikel 8, tweede lid, van het Besluit.
17. In artikel 4, tweede lid, van het Besluit inschrijving Rbtv staat dat indien een tolk niet beschikt over een diploma van een tolkopleiding op minimaal bachelorniveau, hij kan worden ingeschreven in het Rbtv op B2-niveau, als de tolk aantoont te beschikken over taalvaardigheid van de brontaal op tenminste B2-niveau van het ERK (sub b) en taalvaardigheid van de doeltaal op tenminste B2-niveau van het ERK (sub c). Hoe en op welke wijze de tolk kan aantonen hierover te beschikken wordt in dit beleid niet nader omschreven.
18. In het ‘Beoordelingskader Tolk B2’ dat te raadplegen is op de website van de Raad voor de Rechtsbijstand, [1] ook wel de ‘interne werkinstructie taalvaardigheid B2-niveau’ (de werkinstructie) genoemd, staat hoe de beheersing van de taalvaardigheid van een vreemde taal kan worden aangetoond. Daarin staat een vijftal certificaten/diploma’s omschreven waarmee kan worden aangetoond dat de tolk beschikt over voldoende taalvaardigheid op het gewenste niveau. Het gaat dan bijvoorbeeld om een diploma van een afgeronde opleiding op havo-niveau of mbo-4 niveau, waarbij de vreemde taal de onderwijstaal is geweest of een certificaat van een taaltoets op B2-niveau van een aangewezen deskundige waarbij tenminste de vaardigheden lezen, luisteren en spreken zijn getoetst. Wanneer een tolk niet over een van deze vijf certificaten/diploma’s beschikt dan vermeldt de werkinstructie dat het mogelijk is om de taalvaardigheid van de vreemde taal aannemelijk te maken door tolkervaring in de vreemde taal en een combinatie van andere omstandigheden. Deze mogelijkheid bestaat volgens de werkinstructie
alleenals de vreemde taal een taal is waarvoor in Nederland en België geen opleidingen beschikbaar zijn en waarvoor ook geen onafhankelijke deskundigen beschikbaar zijn die het niveau van taalvaardigheid kunnen toetsen. Eiser heeft de stelling van de minister dat voor de vreemde talen waar het hier om gaat, Arabisch (Marokkaans) en Berber (Tarifit), in Nederland toetsen beschikbaar zijn, niet betwist.
Is het beleid van de minister in strijd met de wet?
19. Volgens eiser is de eis die de werkinstructie stelt, namelijk dat alleen als er geen toetsen beschikbaar zijn, de tolk op andere wijze dan door middel van diploma’s of certificaten aan kan tonen dat hij over het vereiste niveau van taalvaardigheid beschikt, in strijd met het Besluit inschrijving Rbtv. Volgens eiser maakt de minister in zijn beleidsregel een rangorde die niet in het Besluit inschrijving Rbtv staat en is het beleid daarmee in strijd met het Besluit inschrijving Rbtv.
20. De rechtbank stelt voorop dat het Besluit inschrijving Rbtv geen wet is, maar een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In de toelichting bij het Besluit wordt verwezen naar de interne werkinstructie. Het Besluit inschrijving Rbtv stelt beleid vast voor de inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers. Noch dit beleid, noch de regelgeving waarop dit beleid gebaseerd is geeft duiding hoe een tolk die niet een opleiding tolk of vertaler heeft afgerond of een getuigschrift van een tolktoets heeft overgelegd, toch kan aantonen dat hij over het vereiste niveau beschikt. Dit staat enkel in de interne werkinstructie vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank is deze werkinstructie, die te raadplegen is op de website van de Raad voor de Rechtsbijstand, aan te merken als een vaste gedragslijn.
21. Naar het oordeel van de rechtbank is de vaste gedragslijn van de minister om alleen waarde toe te kennen aan tolkervaring en een combinatie van andere omstandigheden als er geen opleiding beschikbaar voor de taal in Nederland of een onafhankelijke deskundige die het niveau van taalvaardigheid kan toetsen, niet onredelijk. De minister dient er immers op toe te zien dat de tolken die in het register staan over het vereiste taalvaardigheidsniveau beschikken. De meeste geschikte manier dit niveau te toetsen is door middel van een diploma of certificaat. Dit hoeft niet uitsluitend een diploma van een tolkopleiding of een tolktoets te zijn, een middelbareschooldiploma op havoniveau of mbo-4 niveau waarbij de vreemde taal de onderwijstaal is geweest, is blijkens de werkinstructie bijvoorbeeld ook voldoende. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet onredelijk om wanneer dergelijke diploma’s of certificaten er niet zijn, pas waarde toe te kennen aan tolkervaring en een combinatie van andere omstandigheden wanneer het niet mogelijk is om deze certificaten of diploma’s te krijgen. Daarmee wordt namelijk geborgd dat, waar dat mogelijk is, het niveau van taalvaardigheid objectief wordt vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank komt deze vaste gedragslijn dan ook niet in strijd met een hoger wettelijk voorschrift of enig algemeen rechtsbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiser het vereiste taalvaardigheid op B2- niveau aangetoond?
22. Eiser voert verder aan dat hij een groot aantal bewijsstukken heeft toegestuurd waaruit zijn taalbeheersing van beide brontalen op B2-niveau blijkt. Hij stelt zich primair op het standpunt dat hij met de door hem overgelegde diploma’s en certificaten heeft aangetoond in beide brontalen te kunnen tolken op B2-niveau. Volgens eiser heeft de minister onvoldoende gewicht toegekend aan de argumenten en stukken die hij heeft ingediend. De door eiser overgelegde diploma’s en certificaten heeft de minister niet op waarde geschat en niet erkend als bewijs dat eiser de talen beheerst op minimaal B2 niveau. Voor wat betreft het Arabisch volgt dit volgens eiser uit het certificaat ‘Resultaten praktijktoets tolken’ van 8 december 2003. Voor wat betreft het Berber is eiser van mening dat hij met een testcertificaat van het Tolkencentrum uit 1998 heeft aangetoond dat hij voldoende taalvaardigheidsniveau beheerst.
23. De rechtbank stelt vast dat de interne werkinstructie verschillende diploma’s of certificaten benoemt waarmee objectief kan worden aangetoond dat eiser beschikt over het vereiste niveau van taalvaardigheid. Eiser zegt niet met zoveel woorden dat de door hem overgelegde stukken te kwalificeren zijn als een van de vijf certificaten of diploma’s waar de werkinstructie over spreekt. De minister heeft evenwel niet de door eiser overgelegde documenten alleen al om die reden terzijde geschoven, maar deze inhoudelijk betrokken en bekeken of eiser daarmee heeft aangetoond over het vereiste niveau van taalvaardigheid te beschikken. Eiser is daarbij in de gelegenheid gesteld om met betrekking tot het door hem overgelegde certificaat van de tolktesten van 27 mei 1998 afgenomen door Stichting tolkencentrum Zuid-Nederland, nadere informatie te verschaffen zodat de minister het certificaat kan beoordelen. Eiser heeft deze benodigde informatie niet verstrekt.
24. Dat eiser vindt dat hij zijn taalvaardigheidsniveau voor wat betreft Arabisch (Marokkaans) wel heeft aangetoond, ook al is hij voor de afsluitende praktijktoets niet geslaagd, volgt de rechtbank niet. Uit de door eiser overgelegde cijferlijst behorende bij de Kennistoets Tolken en Vertalers van 8 december 2003 blijkt dat eiser niet voor de afsluitende praktijktoets tolken Arabisch is geslaagd. Met het enkel behalen van onderdelen van de praktijktoets kan eiser niet aantonen dat hij het Arabisch beheerst op het vereiste B2-niveau van het ERK. Voor wat betreft het testcertificaat voor Berber van het Tolkencentrum voert eiser aan dat het onaannemelijk is dat een tolkencentrum een lager niveau zou goedkeuren dan B2. De rechtbank merkt op dat het op eisers weg ligt, hij vraagt namelijk om inschrijving, om aan te tonen dat hij over het vereiste niveau beschikt. Dit betekent dat het op de weg van eiser ligt om het inzicht te bieden dat een dergelijk testcertificaat dit aantoont. Het enkel stellen dat dit zo is, is daarvoor niet voldoende. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser geen certificaten of diploma’s heeft overgelegd waarmee het vereiste niveau van taalvaardigheid wordt aangetoond. De beroepsgrond slaagt niet.
Tussenconclusie
25. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat het beleid van de minister niet onredelijk is en dat eiser niet aan de voorwaarden van dit beleid voldoet. Omdat er toetsen beschikbaar zijn in de vreemde talen waarvan eiser zegt te beschikken over het vereiste niveau van taalvaardigheid, hoefde de minister niet te toetsen of eiser op een andere manier dan door middel van diploma’s of certificaten heeft aangetoond te beschikken over het vereiste niveau van taalvaardigheid. Dat eiser, naar hij stelt, naar tevredenheid van opdrachtgevers als tolk heeft gefunctioneerd, heeft de minister dus niet van belang hoeven te vinden. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Gerechtvaardigd vertrouwen?
26. Eiser stelt dat hij van 2011 tot 2016 op de zogenaamde Uitwijklijst heeft gestaan. Hij meent daaraan het gerechtvaardigde vertrouwen te mogen ontlenen dat hij beschikt over de vereiste taalvaardigheid op B2-niveau. De minister heeft zich volgens eiser ten onrechte op het standpunt gesteld dat de regels zoals die golden vóór juni 2009 op eiser van toepassing waren. Hij is immers in 2011 op de lijst gekomen. Het toenmalige Besluit Uitwijklijst Wbtv vereiste toen al een aantoonbare taalcompetentie op B2 niveau ERK in zowel bron- als doeltaal. Dit staat in de bij het Besluit behorende Bijlage Criteria voor plaatsing op de uitwijklijst. Eiser vindt daarom dat uit zijn plaatsing op de Uitwijklijst voortvloeit dat hij beschikt over B2-niveau, of dat hij daar gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen.
27. De rechtbank stelt voorop dat de wet een onderscheid maakt tussen het register en de Uitwijklijst. Eiser vraagt om inschrijving in het register en dus zal hij aan de eisen die daaraan gesteld worden moeten voldoen. De minister heeft in het bestreden besluit, met verwijzing naar het advies van de commissie van bezwaar Wbtv en Wsnp, alsmede in het verweerschrift, gemotiveerd uiteengezet dat de voorwaarden voor plaatsing op de Uitwijklijst waaraan eiser destijds moest voldoen, niet inhielden dat eiser moest aantonen dat de doeltaal (niet zijnde het Nederlands) op B2 niveau werd beheerst. Met de plaatsing op de Uitwijklijst heeft eiser dit dus ook niet aangetoond. Voor zover eiser meent dat hij door plaatsing op de Uitwijklijst het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat hij heeft aangetoond dat hij Berber (Tarifit) en Arabisch (Marokkaans) op B2-niveau beheerst, slaagt deze beroepsgrond dus niet. Eisers stelling dat hij in 2011 op de Uitwijklijst is gekomen en dat dus niet op hem de regels zoals die golden vóór juni 2009 van toepassing waren, miskent dat de minister aangeeft dat eisers aanvraag dateert van 8 juni 2009 en daarmee van vóór inwerkingtreding de Uitwijklijst van 8 juni 2009 (Staatscourant, nr. 102, 8 juni 2009) op 10 juni 2009. De minister heeft terecht gewezen op de brief van 27 mei 2011 (systeemuitdraai van 2 december 2021) waarin staat dat eisers verzoek om op de Uitwijklijst geplaatst te worden is gehonoreerd op basis van de voorwaarden zoals die golden op 9 juni 2009, de dag waarop zijn verzoek tot inschrijving is gedaan. Dit was de reactie van de minister op het verzoek van eiser van 15 oktober 2020 om alsnog op basis van de juiste voorwaarden op de Uitwijklijst te worden geplaatst. De minister heeft dus terecht geconcludeerd dat eiser door de plaatsing op de Uitwijklijst niet het gerechtvaardigde vertrouwen heeft mogen hebben dat hij daarmee heeft aangetoond over het vereiste niveau van taalvaardigheid te beschikken.
Voorleggen aan Commissie beëdigde tolken en vertalers?
28. Tot slot voert eiser aan dat de minister niet in alle redelijkheid het verzoek van eiser heeft kunnen afwijzen zonder, conform artikel 6 van het Besluit Inschrijving Rbtv, het voor te leggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers. Eiser vindt dat de minister onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd heeft waarom er in zijn geval geen sprake is van een situatie om aan de Commissie voor te leggen. Hij heeft veel werkervaring, veel scholing, is afkomstig uit het taalgebied van de brontalen, heeft goede referenties en heeft eerder al op de Uitwijklijst gestaan. Juist deze combinatie geeft volgens eiser alle reden om de Commissie te laten toetsen of eiser tot de lijst moet worden toegelaten gelet op het doel van de Wbtv.
29. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen is de rechtbank van oordeel dat de minister geen gebruik hoefde te maken van haar bevoegdheid om het verzoek ter advisering voor te leggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers (artikel 6 Besluit inschrijving Rbtv). Wanneer eiser daadwerkelijk beschikt over het door hem gestelde niveau van taalvaardigheid, dan moet hij in staat worden geacht om alsnog een van de diploma’s of certificaten te halen die dit aantonen. De rechtbank volgt de minister in diens standpunt dat de weg naar de Commissie geen alternatieve route is waarvoor elke tolk/vertaler de beschikking heeft, wanneer hij niet kan aantonen over de vereiste wettelijke competenties te beschikken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

30. Het beroep is ongegrond.
31. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van der Wijngaart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022.
de griffier is verhinderd
om de uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Te raadplegen via: Beoordelingskader Tolk B2 - Raad voor Rechtsbijstand Wbtv (bureauwbtv.nl).