Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
de officier van justitie bij het functioneel parket is belast met de vervolging van de hierna te noemen
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een mensensmokkelzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, ondanks de verdediging die aanvoerde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege een onrechtmatige start van het onderzoek. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek was gestart op basis van een boeterapport van de Recherche SZW, wat voldoende grond bood voor de start van het onderzoek. De verdachte werd beschuldigd van het helpen van een Braziliaanse persoon bij het verkrijgen van verblijf in Nederland, terwijl deze persoon zonder legale verblijfsstatus in Nederland verbleef. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit, mensensmokkel ex artikel 197a Sr, wettig en overtuigend bewezen was, maar dat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar was. Dit kwam voort uit de conclusie dat artikel 197b Sr als een systematische specialis van artikel 197a Sr moet worden beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte daarom ontslagen van alle rechtsvervolging. De uitspraak benadrukt de complexiteit van de rechtsvragen rondom de bevoegdheid van de rechtbank en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zaken van mensensmokkel.