ECLI:NL:RBOBR:2022:525

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
9200864
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over schadevergoeding en oplevering van een maatwerk keuken

In deze zaak heeft de eiser, Culimaat B.V., een hoogwaardige maatwerk keuken gerealiseerd voor de gedaagde partij, die meer dan € 100.000,00 heeft betaald. De keukeninstallatie heeft echter 24 dagen geduurd in plaats van de beloofde 7 dagen, wat heeft geleid tot een geschil over de projectbegeleiding en de schadevergoeding. De gedaagde heeft recht op een schadevergoeding van € 2.000,00 voor de extra keren dat hij de eiser heeft moeten toelaten voor werkzaamheden aan de keuken. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde de betaling van de laatste 10% van het totaalbedrag voor de keuken heeft mogen opschorten en verrekenen tot € 2.000,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de keuken op 31 oktober 2019 is opgeleverd, maar dat de eiser tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat heeft geleid tot de schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot betaling van het resterende bedrag van de slotfactuur toegewezen, met inachtneming van de opschorting en verrekening door de gedaagde. De gedaagde heeft in reconventie een bedrag van € 7.000,00 aan schadevergoeding gevorderd, maar deze vordering is afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 9200864
Rolnummer : CV EXPL 21-2170
Uitspraak : 24 februari 2022
in de zaak van:
Culimaat B.V.,
gevestigd te Berlicum, gemeente Sint-Michielsgestel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.A. van den Bogert,
t e g e n :
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.J. Knopper.
Partijen zullen verder worden aangeduid als ‘Culimaat’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 april 2021 met 18 producties;
- het mondeling en schriftelijk antwoord, ook eis in reconventie, met bijlagen A tot en met J;
- het tussenvonnis van 8 juli 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 december 2021. Op deze zitting heeft Culimaat mondeling geantwoord in reconventie. Voor het overige is de behandeling aangehouden;
- de mondelinge behandeling van 25 januari 2022. Op deze zitting heeft [gedaagde] zijn vordering in reconventie verminderd tot € 7.000,00.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 21 januari 2019 heeft [gedaagde] Culimaat opdracht gegeven voor het realiseren van een hoogwaardige maatwerk keuken in zijn woning voor een bedrag van € 106.000,00 inclusief BTW.
2.2.
In de opdrachtbevestiging van 25 januari 2019 staat onder meer vermeld:
“Om het gehele project goed te laten verlopen en om de juiste en tijdige communicatie te waarborgen zal er voor jouw project een projectleider worden aangesteld door Culimaat. Deze projectleider zal het gehele project jouw aanspreekpunt zijn. (…) Deze projectbegeleiding vraagt een investering van € 786,50 incl. BTW (…)
Bij de uitvoering van je keuken door Culimaat mag je het volgende van ons verwachten: (…) Gestructureerd proces van offerte tot oplevering”(Bijlage A bij antwoord).
2.3.
Op de overeenkomst tussen partijen zijn de Algemene Voorwaarden van Culimaat van toepassing.
Artikel 1 lid 1 van deze Algemene Voorwaarden luidt:
“In deze voorwaarden wordt verstaan onder (…) oplevering: Het gemonteerd en al dan niet aangesloten aan de afnemer ter beschikking stellen van de keuken en/of het maatmeubilair.”
Verder staat in artikel 10 lid 2 vermeld:
“In geval een factuur wordt toegezonden is de betalingstermijn 7 dagen na factuurdatum, tenzij anders overeengekomen. De afnemer is automatisch in verzuim door het verstrijken van de betalingstermijn.”(Bijlage A bij antwoord)
2.4.
Op 11 juni 2019 zou Culimaat de keuken bij [gedaagde] komen plaatsen, maar op die dag waren de materialen voor de keuken nog niet klaar. Culimaat bracht enkel een aantal kasten mee en is op 12 juni 2019 gestopt met plaatsen.
2.5.
Vanaf 2 tot 5 juli 2019 is de keuken daadwerkelijk geplaatst.
2.6.
Op 5 juli 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en [B] van Culimaat en mevrouw [C] , de partner van [gedaagde] .
[gedaagde] heeft op 7 juli 2019 een verslag van die bespreking naar Culimaat gestuurd met daarbij een restpuntenlijst met 4 grote restpunten en 32 overige punten (Bijlage B bij antwoord).
2.7.
De restpunten zijn in de periode van 7 juli 2019 tot en met 31 oktober 2019 verholpen (zie productie G bij antwoord).
2.8.
Op 1 november 2019 heeft Culimaat aan [gedaagde] een factuur gestuurd voor een bedrag van € 17.798,07 (hierna: ‘de slotfactuur’, productie 1 bij dagvaarding).
2.9.
Op 4 november 2019 heeft [gedaagde] aan Culimaat gemeld dat de in de keuken gemonteerde lift weer weigerde.
2.10.
Bij e-mail van 8 november 2019 heeft [gedaagde] aan Culimaat geschreven:
“De lift is het uit zichzelf weer gaan doen. Toen [D] er de laatste keer bij ons was weigerde de lift ook. Wellicht goed om na te vragen wat dat was. We zullen even afwachten of dit weer gaat voorkomen en horen graag een reactie van [D] via Culimaat.
Ik heb ook een eindfactuur gekregen. Gezien we nog geen eindafname hebben kunnen doen lijkt deze me dat wat vroeg. Daarnaast heeft [A] aangegeven met een financiële tegemoetkoming te komen die ik niet in de eindfactuur heb gezien. (…)”(Bijlage C bij antwoord)
2.11.
Culimaat heeft op 19 december 2019 aan [gedaagde] geschreven:
“(…) Een afspraak gelijk in januari is wat mij betreft dan ook akkoord. Graag hoor ik dan van jullie de mogelijke data in week 2, dan zijn onze monteurs namelijk ook weer beschikbaar.
Wel wil ik jullie nogmaals verzoeken om de betaling wel deze week dan te voldoen (met indien gewenst de eerder aangegeven inhouding van €750).”
2.12.
[gedaagde] reageert daar – eveneens op 19 december 2019 – als volgt op:
“Jouw vraag over de factuur kan ik simpel zijn. Deze ga ik zeker niet voldoen zolang de keuken nog niet op orde is. Er zijn nog te veel zaken die gedaan moeten worden om de zaak naar tevredenheid af te ronden. Ik kan daarbij al aangeven dat het gaat om zowel de gang van zaken als het tijdspad met de consequenties daarvan en essentiële punten die nog niet in orde zijn. Ik heb ook even naar de factuur gekeken en daar kloppen punten niet. Hier staan zaken op die niet geleverd zijn. (…)”
2.13.
[B] heeft op 15 januari 2020 aan [gedaagde] aan interne e-mail van [E] doorgestuurd over de wijze van afronding van de service, waarbij hij heeft vermeld:
“Wel wil ik graag op voorhand transparantie over de betaling. Wij zijn nog steeds bereid jullie een weekendje weg aan te bieden maar we kunnen dit ook in mindering brengen middels een bedrag van €750 op de factuur (los vd bestekindeling uiteraard). In het kader van die transparantie wil ik tevens dan ook gelijk aangeven dat dit voor ons echt de maximale korting is.”(Productie 14 bij dagvaarding)
2.14.
Culimaat heeft [gedaagde] op 29 januari 2020 een creditfactuur gestuurd voor een bedrag van € 1.000,00 inclusief BTW (productie 1 bij dagvaarding).
2.15.
Door middel van zijn e-mail van 15 mei 2020 aan de gemachtigde van [gedaagde] heeft de gemachtigde van Culimaat [gedaagde] in gebreke gesteld met de betaling van € 16.798,07 onder aanzegging van de buitengerechtelijke incassokosten van € 942,98 (productie 7 bij dagvaarding).
2.16.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft in zijn e-mail van 31 december 2020 aan de gemachtigde van [gedaagde] geschreven:
“In een ultieme poging om tot een afwikkeling in der minne te komen met jouw cliënte Culimaat, stelt cliënt [gedaagde] uw cliënte voor de laatste maal in de gelegenheid, haar verplichtingen (conform haar eigen mails) na te komen en wel voor 21 januari 2021. Er kan rechtstreeks een afspraak met cliënt worden gemaakt voor het herstel en de oplevering.
Indien deze werkzaamheden correct zijn uitgevoerd is cliënt bereid een bedrag ad € 12.000,- tegen finale kwijting te voldoen.”(Bijlage H bij antwoord)
2.17.
[B] heeft op 8 januari 2021 aan [gedaagde] geschreven:
“Graag plan ik met jullie een afspraak in om de eerdere service vraag voor de lift te verhelpen. Destijds was het zo dat de lift weer goed functioneerde maar we zouden voor de zekerheid alsnog kiezen voor een kabelgoot om eventuele toekomstige problemen te voorkomen. Onderstaand de oplossing die eerder door [E] is eerder verzonden. Mochten er nog andere zaken zijn die we gelijk kunnen verhelpen dan hoor ik het uiteraard graag.”(Bijlage J bij antwoord)
2.18.
[gedaagde] heeft in zijn e-mail van 26 maart 2021 aan Culimaat geschreven:
“Ik hen in het kastje gekeken maar daar kan eigenlijk niks doorsteken. Dus moeten we maar aannemen dat het een kabel is. We zullen het als aandachtpunt houden en melden als het weer optreed. Voor de rest zijn de openstaande punten netjes opgelost.”
2.19.
Op 5 april 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van € 12.000,00 aan Culimaat betaald.

3.Het geschil

3.1.
Culimaat vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.235,94 (€ 4.798,07 aan hoofdsom, € 942,98 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 494,89 aan wettelijke rente tot en met 21 april 2021), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2021 over € 4.798,07, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en heeft een eis in reconventie ingesteld. Na eisvermindering vordert [gedaagde] Culimaat te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.000,00, met veroordeling van Culimaat in de proceskosten.
3.3.
De stellingen van partijen zullen hierna – voor zover van belang – beoordeeld worden.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie worden tegelijkertijd beoordeeld, omdat zij met elkaar samenhangen.
4.2.
Culimaat stelt dat [gedaagde] het restantbedrag van de slotfactuur voor het leveren en monteren van de keuken aan haar verschuldigd is.
Oplevering van de keuken
4.3.
[gedaagde] voert het verweer dat het ruim twee jaar heeft geduurd voordat de keuken was opgeleverd en dat hij daarom gerechtigd was de betaling van de slotfactuur op te schorten.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij hebben afgesproken dat de laatste 10% van het totaalbedrag na oplevering betaald zou moeten worden. De eerste vraag die dus moet worden beantwoord, is wanneer de keuken is opgeleverd. In artikel 1 lid 1 van de toepasselijke algemene voorwaarden is bepaald dat er is opgeleverd wanneer de keuken en/of het maatmeubilair gemonteerd en al dan niet aangesloten aan de afnemer ter beschikking is gesteld. Volgens de tijdlijn die [gedaagde] als productie G heeft overgelegd, was de keuken op 5 juli 2019 geplaatst, heeft hij na overleg met Culimaat op 7 juli 2019 een lijst met 36 restpunten opgesteld en heeft Culimaat in de periode van 7 juli 2019 tot en met 31 oktober 2019 de restpunten verholpen. De kantonrechter oordeelt dat de keuken op 31 oktober 2019 was opgeleverd. Weliswaar heeft [gedaagde] op 4 november 2019 aan Culimaat gemeld dat de lift in de keuken weer weigerde, maar vervolgens heeft hij op 8 november 2019 geschreven dat de lift het weer deed. De werkzaamheden met betrekking tot de (betere werking van de) lift zijn naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als servicepunten die nog wel door Culimaat moesten worden opgelost, maar die aan oplevering zoals gedefinieerd in de artikel 1 van de algemene voorwaarden niet in de weg stonden.
[gedaagde] heeft nog gesteld dat het kennelijk niet ging om kleine servicepunten omdat deze nog drie volle werkdagen hebben gekost, maar dit verweer baat haar niet. Culimaat heeft daar op de zitting namelijk tegen ingebracht dat zij een lift zoals in de keuken van [gedaagde] is geplaatst, meerdere keren per jaar op dezelfde wijze plaatst, maar dat [gedaagde] - die technisch onderlegd is – het op een andere manier wilde. Zij wilde wel met [gedaagde] meedenken, maar de uitvoering van een en ander kost bij een complexe zaak als een in een keuken gemonteerde lift wat meer tijd, aldus Culimaat. [gedaagde] heeft deze stellingen van Culimaat niet betwist, zodat daarvan moet worden uitgegaan.
Vastgesteld wordt dat [gedaagde] op 31 oktober 2019 de keuken heeft aanvaard onder voorbehoud van servicepunten en dat Culimaat die servicepunten op 26 maart 2021 heeft opgelost. Overigens heeft Culimaat tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat als de lift nu niet goed zou werken, zij deze alsnog wil komen repareren op een tijdstip dat het [gedaagde] goed uitkomt.
Betaling van de slotfactuur
4.5.
In lijn met de afspraak tussen partijen dat de laatste 10% van het totaalbedrag na oplevering betaald zou worden, heeft Culimaat op 1 november 2019, dus na de oplevering op 31 oktober 2019, aan [gedaagde] de slotfactuur gestuurd voor een bedrag van € 17.798,07. Na creditering met € 1.000,00 vanwege niet geleverde zaken, resteerde daarvan € 16.798,07. Onderaan deze factuur was vermeld dat dit bedrag uiterlijk op 9 november 2019 moest zijn bijgeschreven op haar bankrekening. Dit is conform het bepaalde in artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden, dat de betalingstermijn van een factuur 7 dagen na factuurdatum is.
De conclusie is dat [gedaagde] in beginsel op 9 november 2019 een bedrag van € 16.798,07 aan Culimaat betaald had moeten hebben en dat hij deze verbintenis niet heeft mogen opschorten omdat de keuken nog niet zou zijn opgeleverd.
Is Culimaat tekortgeschoten?
4.6.
Verder voert [gedaagde] het verweer dat Culimaat is tekortgeschoten, dat hij daardoor schade heeft geleden en dat hij gerechtigd was de betaling van de slotfactuur op te schorten, omdat hij een tegenvordering uit hoofde van schadevergoeding op Culimaat had. [gedaagde] stelt dat hij en zijn partner voor het plaatsen van de keuken 24 dagen vrij hebben moeten nemen of thuis hebben moeten zijn, terwijl Culimaat had meegedeeld dat plaatsing slechts 5 tot 7 werkdagen zou duren. [gedaagde] en zijn partner hebben door de uitloop van de werkzaamheden ook diverse avonden niet thuis kunnen eten. Bovendien heeft [gedaagde] diverse avonden tekeningen moeten nakijken, puntenlijsten moeten maken en e-mails moeten sturen.
4.7.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Culimaat heeft niet betwist dat de plaatsing van de keuken 5 tot 7 dagen zou duren. Dat daar nog een aantal dagen bij komen in verband met opleveringspunten is gebruikelijk, maar in totaal 24 dagen tot aan de oplevering op 31 oktober 2019 – welk aantal door Culimaat niet is betwist – is wel erg veel. Daarbij moet worden meegewogen dat sprake is van een overeenkomst voor de realisatie van een keuken in het duurdere segment, waarbij een ‘gestructureerd proces van offerte tot oplevering’ is overeengekomen en waarbij een bedrag voor projectbegeleiding is betaald. Gelet daarop had van Culimaat zowel een betere communicatie als een betere coördinatie van de te verrichten (herstel)werkzaamheden verwacht mogen worden, zodat de keuken in een korter tijdsbestek en met minder ‘terugkomdagen’ opgeleverd had kunnen zijn. De kantonrechter is daarom van oordeel dat hier sprake is van een tekortkoming van Culimaat in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen.
Schadevergoeding
4.8.
De volgende kwestie is welke schade deze tekortkoming van Culimaat bij [gedaagde] heeft veroorzaakt. [gedaagde] heeft op 5 april 2021 aan Culimaat een bedrag van € 12.000,00 betaald. Dat is volgens [gedaagde] het bedrag van de slotfactuur minus gemaakte kosten (de advocaatkosten en een genoegdoening voor de ellende en alle uren die hij daarmee bezig is geweest). De kantonrechter begrijpt dit zo dat [gedaagde] het restant van € 4.798,07 van de slotfactuur heeft verrekend met vergoeding van de schade die hij door de tekortkoming van Culimaat heeft geleden. [gedaagde] vordert daarnaast in reconventie – na eisvermindering – een bedrag van € 7.000,00 aan schadevergoeding.
4.9.
Culimaat betwist dat [gedaagde] schade heeft geleden. Zij stelt dat [gedaagde] (of zijn partner) voor de uitvoering van de werkzaamheden niet thuis hoefde te zijn en dat hij zeker niet bij de uitvoering van die werkzaamheden aanwezig hoefde te zijn. Dat [gedaagde] en/of zijn partner overal bij aanwezig wilden zijn, is hun eigen keus. Bovendien werkte de partner van [gedaagde] deels thuis en heeft Culimaat steeds gevraagd wanneer er iemand thuis kon zijn. Er deed ook wel eens iemand anders open, als zij kwamen om werkzaamheden uit te voeren, aldus Culimaat.
4.10.
De kantonrechter oordeelt het begrijpelijk dat [gedaagde] en zijn partner, mede gezien hun technische achtergrond, bij de werkzaamheden aan de keuken aanwezig wilden zijn. Het moet echter aan Culimaat worden toegegeven dat het hier gaat om een eigen keuze van [gedaagde] , waarvan de kosten niet bij Culimaat gelegd kunnen worden. Het was immers mogelijk om de monteurs van Culimaat alleen binnen te laten en dan te gaan werken of om derden te vragen om de monteurs binnen te laten, wat – zo is onweersproken gesteld door Culimaat – ook is voorgekomen. Bovendien is niet in geschil dat Culimaat met [gedaagde] afstemde wanneer haar monteurs konden komen en dat de partner van [gedaagde] op die dagen (soms) thuis kon werken. Een en ander betekent dat de gestelde schade door inkomstenderving tot en met de oplevering op 31 oktober 2019 niet geheel op Culimaat afgewenteld kan worden. Het bovenstaande in aanmerking genomen, schat de kantonrechter de schade die [gedaagde] heeft geleden doordat hij de monteurs van Culimaat op veel meer dagen dan was overeengekomen heeft moeten toelaten voor werkzaamheden in verband met de plaatsing van de keuken in zijn woning op de voet van artikel 6:97 BW op € 2.000,00.
4.11.
Dat [gedaagde] diverse avonden (mede vanwege zijn technische achtergrond) tekeningen heeft bekeken, een puntenlijst heeft gemaakt en veel e-mails naar Culimaat heeft gestuurd, wordt niet aangemerkt als schade die voor vergoeding door Culimaat in aanmerking komt. Hetzelfde geldt voor de omstandigheden dat [gedaagde] de keuken diverse avonden niet voor het avondeten heeft kunnen gebruiken en dat de partner van [gedaagde] haar agenda moest omgooien om thuis te kunnen werken. Dergelijke ongemakken kunnen nu eenmaal voorkomen bij een verbouwing.
4.12.
[gedaagde] stelt ook kosten voor juridische bijstand te hebben gemaakt. Uit de eigen stellingen en stukken van [gedaagde] volgt dat deze kosten zijn gemaakt na 9 november 2019. Omdat [gedaagde] niet op die datum de slotfactuur (minus € 2.000,00) had betaald, was Culimaat gerechtigd om de servicewerkzaamheden (in verband met de lift) op te schorten. Dit heeft tot gevolg dat Culimaat niet jegens [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren, wat in de weg staat aan de door hem gemaakte aanspraak op kosten voor juridische bijstand.
In conventie
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] op 31 oktober 2019 een opeisbare tegenvordering van € 2.000,00 op Culimaat had, zodat hij de betaling van de slotfactuur (slechts) gerechtvaardigd heeft mogen opschorten tot en verrekenen met dat bedrag. Dat betekent dat [gedaagde] aan hoofdsom nog een bedrag van € 2.798,07 (€ 4.798,07 - € 2.000,00) aan Culimaat verschuldigd is. Dit bedrag zal in conventie worden toegewezen.
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over het openstaande bedrag van de slotfactuur is verschuldigd vanaf de dag dat [gedaagde] met de betaling daarvan in verzuim is. Ingevolge artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden is dat vanaf 9 november 2019. De wettelijke rente zal vanaf die datum worden toegewezen, waarbij rekening zal worden gehouden met wat hiervoor is overwogen over de opschorting en verrekening door [gedaagde] .
4.15.
Culimaat maakt verder aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Gelet op het gerechtvaardigde beroep van [gedaagde] op opschorting van de betaling van een deel van de slotfactuur, worden de gevorderde buitengerechtelijke kosten toegewezen tot het wettelijk tarief dat hoort bij het bedrag van € 14.798,07 (€ 16.798,07 - € 2.000,00), zijnde € 922,98.
4.16.
[gedaagde] zal als de in conventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die worden begroot op basis van het toegewezen bedrag.
In reconventie
4.17.
Uit het voorgaande blijkt dat de tegenvordering van [gedaagde] voor zover die voor toewijzing in aanmerking zou komen, door verrekening teniet is gegaan. Het door hem in reconventie gevorderde wordt dan ook afgewezen.
4.18.
Gelet op de uitkomst van de procedure in reconventie, die is voortgevloeid uit het door [gedaagde] gevoerde verweer in conventie en waarin slechts een beperkt partijdebat heeft plaatsgehad, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren zodat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
4.19.
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking meer.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
Veroordeelt [gedaagde] om aan Culimaat een bedrag te betalen van € 3.721,05, vermeerderd met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 14.798,07 vanaf 9 november 2019 tot en met 5 april 2021,
- over een bedrag van € 2.798,07 vanaf 6 april 2021 tot en met de dag van betaling;
5.2.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Culimaat tot vandaag begroot op € 85,81 ter zake dagvaardingskosten, € 507,00 ter zake griffierecht en
€ 436,00 ter zake salaris gemachtigde;
5.3.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
Wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.5.
Wijst de vordering van [gedaagde] af;
5.6.
Compenseert de kosten van de procedure in reconventie zodat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2022.