ECLI:NL:RBOBR:2022:5201

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
71/319049-21, 71/323083-21, 71/319058-21, 71/018704-22, 71/319036-21, 71/319042-21, 71/319046-21, 71/319053-21, 71/319034-21, 71/322164-21, 71/322176-21 en 71/319012-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing op aanhoudingsverzoek en onderzoeksbeslissingen met betrekking tot Encrochat, Sky ECC en Anom

Op 28 november 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een tussenbeslissing genomen in het kader van het opsporingsonderzoek 26Alston, waarbij verschillende verdachten betrokken zijn. De rechtbank heeft verzoeken van de raadslieden van de verdachten behandeld, die onder andere betrekking hadden op de inzet van de communicatieplatforms Encrochat, Sky ECC en Anom. De rechtbank benadrukt dat alle beslissingen voorlopig zijn, gezien de fase van de strafzaken. De raadslieden hebben op verschillende data schriftelijke onderzoekswensen ingediend, waarop het Openbaar Ministerie heeft gereageerd. Tijdens de regiezitting op 11 november 2022 zijn de verzoeken besproken, waarbij ook andere raadslieden zich aansloten bij de ingediende wensen.

De rechtbank heeft de verzoeken met betrekking tot Encrochat en Sky ECC afgewezen, waarbij zij zich baseerde op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel houdt in dat de rechtbank ervan uitgaat dat de verkrijging en verstrekking van gegevens rechtmatig is, zolang er geen sterke aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheid. De rechtbank heeft ook verzoeken afgewezen die betrekking hadden op Anom, waarbij zij eveneens het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepaste, ondanks dat de informatie afkomstig was van Amerikaanse opsporingsdiensten.

Daarnaast zijn verzoeken tot aanhouding van de behandeling van de zaak afgewezen, evenals het verzoek om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. De rechtbank oordeelde dat zij voldoende voorgelicht was om de zaken inhoudelijk te beoordelen, en dat de gestelde vragen aan het Europese Hof van Justitie niet relevant waren voor het onderzoek. De rechtbank concludeert dat alle verzoeken tot nader onderzoek en aanhouding worden afgewezen, en dat de behandeling van de zaak voortgezet kan worden.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Beslissing van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van verzoeken in het kader van het opsporingsonderzoek 26Alston inzake de verdachten:
verdachte [medeverdachte 1]
parketnummer 71/319049-21
geboren [geboortedatum 1] 1962, te [geboortedatum 1]
adres [adres 1]
gedetineerd P.I. Sittard
raadsman mrs. R. van ’t Land en R.B.M. Poppelaars
verdachte [medeverdachte 2]
parketnummer 71/323083-21
geboren [geboortedatum 2] 1978, te [geboortedatum 2]
adres [adres 2]
raadsman mr. Y. Quint
verdachte [medeverdachte 3]
parketnummer 71/319058-21
geboren [geboortedatum 3] 1987, te [geboortedatum 3]
adres [adres 3]
raadsman mr. P.C. Saris
verdachte [medeverdachte 4]
parketnummer 71/018704-22
geboren [geboortedatum 4] 1965, te [geboortedatum 4]
adres [adres 4] ]
raadsman mr. T. Deckwitz
verdachte [medeverdachte 5]
parketnummer 71/319036-21
geboren [geboortedatum 5] 1971, te [geboortedatum 5]
adres [adres 5]
raadsman mr. M.M.H. Zuketto
verdachte [medeverdachte 6]
parketnummer 71/319042-21
geboren [geboortedatum 6] 1992, te [geboortedatum 6]
adres [adres 6]
raadsman mr. G.J. Woodrow
verdachte [medeverdachte 7]
parketnummer 71/319046-21
geboren [geboortedatum 7] 1986, te [geboortedatum 7]
adres [adres 7]
raadsman mrs. N.C.M.L. Bloebaum en B.G. Janssen
verdachte [medeverdachte 8]
parketnummer 71/319053-21
geboren [geboortedatum 8] 1973, te [geboortedatum 8]
adres zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
raadsman mr. P.C. Saris
verdachte [medeverdachte 9]
parketnummer 71/319034-21
geboren [geboortedatum 9] 1984, te [geboortedatum 9]
adres [adres 8]
raadsman mr. M.A. Prins
verdachte [medeverdachte 10]
parketnummer 71/322164-21
geboren [geboortedatum 10] 1967, te [geboortedatum 10]
adres [adres 9]
raadsman mr. A.Ph.M. Hamelers
verdachte [medeverdachte 11]
parketnummer 71/322176-21
geboren [geboortedatum 11] 1963, te [geboortedatum 11]
adres [adres 10]
raadsman mr. J. van Wijk
verdachte [medeverdachte 12]
parketnummer 71/319012-21
geboren [geboortedatum 12] 1967, te [geboortedatum 12]
adres [adres 11]
raadsman mr. C.A.D. Oomes
De rechtbank merkt op voorhand op dat alle overwegingen en daaraan gekoppelde beslissingen die hierna volgen naar hun aard en inhoud – en gelet op de fase waarin de behandeling van de stafzaken zich bevindt – een voorlopig karakter hebben.

Inleiding.

De raadslieden van verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 2] hebben op respectievelijk 09 november 2022 en 27 oktober 2022 schriftelijke onderzoekswensen en overige verzoeken ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft op 09 november 2022 een landelijke brief naar de rechtbank gestuurd. Daarop is op 09 november 2022 door mr. Quint gereageerd. Op 10 november 2022 is door het Openbaar Ministerie gereageerd op de door mr. Poppelaars en mr. Quint ingediende onderzoekswensen.
De rechtbank heeft de gedane onderzoekswensen en overige verzoeken op de regiezitting van 11 november 2022 behandeld. Op deze zitting heeft mr. Janssen mondeling onderzoekswensen kenbaar gemaakt. Hierop heeft het Openbaar Ministerie ter zitting gereageerd.
Ter terechtzitting is door verscheidene andere raadslieden aangegeven dat zij zich willen aansluiten bij alle ingediende wensen. Gezien de samenhang van alle zaken, geldt deze beslissing in alle zaken, ook in de zaken waarin de raadslieden zich niet expliciet hebben aangesloten bij de ingediende verzoeken.

Verzoeken met betrekking tot Enchrochat en Sky-ECC.

Door mr. Janssen is ter terechtzitting van 11 november 2022 het verzoek gedaan tot voeging van de JIT-overeenkomst inzake Encrochat. De raadsman heeft dit verzoek eerder schriftelijk gedaan op 23 mei 2022 en gedurende de regiezitting op 27 mei 2022 mondeling toegelicht. De rechtbank heeft daar in haar beslissing van 27 mei 2022 afwijzend op gereageerd. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat het aan de verdediging is om nieuwe feiten en/of omstandigheden aan te voeren die nopen tot een heroverweging van een dergelijk verzoek. De rechtbank is van oordeel dat daar in onderhavige situatie geen sprake van is. De rechtbank ziet om die reden dan ook geen aanleiding om haar eerdere beslissing met betrekking tot voeging van de JIT-overeenkomst aan het procesdossier te heroverwegen. De rechtbank
wijsthet verzoek
af.
Door mr. Poppelaars zijn op 09 november 2022 schriftelijk verzoeken gedaan die, onder andere, betrekking hebben op Encrochat en Sky-ECC. Zoals reeds in de eerdere beslissing van de rechtbank in deze zaak – en in veel andere beslissingen van deze en andere rechtbanken –is overwogen gaat de rechtbank voorshands uit van de toepasselijkheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel bij het verkrijgen en verstrekken van Encrochat- en Sky-ECCdata. De rechtbank heeft reeds eerder geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel maakt dat de rechtbank ervan uit moet gaan dat de verkrijging en verstrekking van de Sky-ECC- en Encrodata rechtmatig is, nu de rechtbank mag vertrouwen op het handelen van opsporingsinstanties in een ander land, des te meer wanneer dat land is aangesloten bij het EVRM. De rechtbank ziet bij de huidige stand van zaken geen aanleiding om af te wijken van haar eerdere voorlopige oordeel dat toepassing dient te worden gegeven aan dit interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank
wijstom die reden het door mr. Poppelaars gedane verzoek 2 (waar het gaat om Encrochat en Sky-ECC)
af.
Mr. Poppelaars heeft verzocht om een nader proces-verbaal over de keuring van de interceptietool, voorafgaand aan de inzet ten behoeve van de interceptie van de Encrochatdata en om voeging van het keuringsrapport dat is opgemaakt vanwege het Besluit onderzoek geautomatiseerd werk. De rechtbank overweegt dat er zich in het dossier reeds een NFI-rapportage bevindt over de betrouwbaarheid van de ingezette interceptietool. Er zijn daarnaast naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen in het dossier die zouden maken dat de ingezette interceptietool niet betrouwbaar zou zijn geweest. Als extra argument geldt dat de verdachten zich tot op heden hebben beroepen op het zwijgrecht. De identificatie van verdachte als gebruiker of de juistheid van de berichten is door de verdediging aldus niet onderbouwd weersproken. De rechtbank ziet om die reden geen begin van aannemelijkheid dat de interceptietool – en daarmee de verkregen data – onbetrouwbaar zou zijn. De rechtbank
wijstom die reden de door mr. Poppelaars gedane verzoeken 3 en 4
af.
Mr. Poppelaars heeft verder verzocht om een proces-verbaal van rechter-commissaris [naam RC] waarin wordt gerelateerd over een vijftal vragen. Ten aanzien van dit verzoek is de rechtbank van oordeel dat de rechtbank op basis van de in het dossier aanwezige stukken voldoende de rechtmatigheid van het verzamelen en het gebruik als bewijsmiddel van de Encrochatdata kan toetsen. Daarbij komt dat – mede in het licht van de gegeven onderbouwing in onderhavige zaken – het belang van verdachten bij de beantwoording van dit verzoek voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen van artikel 348 of 350 van het Wetboek van Strafvordering niet is gebleken. De rechtbank
wijsthet door mr. Poppelaars gedane verzoek 5
af.

Verzoeken met betrekking tot Anom.

Door mr. Poppelaars zijn tevens op 09 november 2022 schriftelijke onderzoekswensen ingediend met betrekking tot Anom. Het tweede gedeelte van de onder 2 ingediende onderzoekswens ziet op een proces-verbaal waarin wordt toegelicht wat het belang van het onbekend gebleven derde land was, bij het verkrijgen van alle data van alle gebruikers van Anom in Nederland. Daarnaast is verzocht om het Openbaar Ministerie op te dragen ervoor te zorgen dat de afgegeven machtigingen voor de interceptie van Anom-data van gebruikers in Nederland aan het dossier worden toegevoegd. Ook is verzocht om verantwoording van het Openbaar Ministerie over een viertal vragen, aangaande een JIT. Indien een machtiging ex artikel 149b van het Wetboek van Strafvordering is afgegeven, wordt verzocht deze te voegen in het dossier.
Reeds in de eerdere beslissing op onderzoekswensen in onderhavige zaak is door de rechtbank ingegaan op verzoeken met betrekking tot Anom. Hierin overweegt de rechtbank dat zij voorshands uitgaat van de toepasselijkheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook is de rechtbank Oost-Brabant in een recente beslissing uitvoerig ingegaan op de gang van zaken omtrent de inzet van Anom als opsporingsmethode. [1]
De rechtbank gaat in onderhavige zaken voorshands uit van de toepasselijkheid van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Het gaat in het geval van Anom weliswaar – anders dan bij Encrochat en Sky-ECC - om informatie verkregen van de Amerikaanse opsporingsdiensten en dus niet van een land dat is aangesloten bij het EVRM. Het vertrouwensbeginsel komt echter ook tot uiting in de verdragen die Nederland heeft gesloten met de Verenigde Staten en geldt niet in mindere mate dan binnen de Europese Unie. Nu de rechtbank van dit vertrouwensbeginsel uitgaat, moet de rechtbank uitgaan van de rechtmatige totstandkoming van die informatie. Dit zou enkel anders zijn, wanneer er sterke aanwijzingen zijn dat die informatie onrechtmatig is verkregen. Die aanwijzingen ziet de rechtbank op dit moment niet en die zijn ook niet door de verdediging voldoende onderbouwd naar voren gebracht. Er is voor de rechtbank bij de huidige stand van zaken dan ook geen begin van aannemelijkheid dat de overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen. Gelet op het voorgaande
wijstde rechtbank de verzoeken met betrekking tot Anom
af.

Verzoeken tot aanhouding.

Verschillende raadslieden hebben verzocht de behandeling van de zaak van hun client aan te houden gelet op diverse ontwikkelingen in gerechtelijke procedures in binnen- en buitenland aangaande cryptocommunicatie. Het Openbaar Ministerie ziet geen aanleiding om de zaken aan te houden.
Het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.
De inhoudelijke behandeling van onderzoek 26Alston staat gepland voor maart 2023. Door de rechtbank Noord-Nederland is in onderzoek Shifter, een zaak waarin het bewijs (mede) bestaat uit Encrochat- en Sky-ECC berichten, aangekondigd dat zij prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gaat stellen. Partijen krijgen de komende tijd de gelegenheid om input te leveren voor (de formulering van) de te stellen vragen. In december 2022 zouden die vragen aan de Hoge Raad moeten worden gesteld. Voor en tijdens de terechtzitting van 11 november 2022 is door verschillende raadslieden betoogd dat de inhoudelijke behandeling van 26Alston dient te worden aangehouden, om deze prejudiciële vragen en de eventuele antwoorden daarop van de Hoge Raad af te wachten. Mr. Quint heeft de rechtbank gevraagd ook zelf prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen.
De rechtbank ziet bij de huidige stand van zaken geen aanleiding om zelf vragen te stellen aan de Hoge Raad en ook niet om de afloop van de prejudiciële procedure vanuit de rechtbank Noord-Nederland af te wachten. De rechtbank acht zich voorshands, na bestudering van alle thans beschikbare stukken en bestudering van de relevante jurisprudentie, voldoende voorgelicht om te zijner tijd de zaken en de daarin te voeren verweren inhoudelijk te beoordelen.
Het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU.
Een Duitse rechtbank, het Landsgericht Berlin, heeft op 19 oktober 2022 prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie in een zaak waarin het bewijs bestaat uit Encrochat-berichten. Door verscheidene raadslieden is aangevoerd dat de inhoudelijke behandeling van het onderzoek 26Alston dient te worden aangehouden tot er een antwoord is op deze gestelde vragen, omdat deze antwoorden ook relevant zouden zijn voor de beoordeling van onderhavige zaak.
De rechtbank is voorshands van oordeel dat deze gestelde vragen niet relevant zijn voor onderhavig onderzoek, nu Duitsland, anders dan Nederland, geen partner was bij het JIT van Encrochat. De gestelde vragen van het Landsgericht Berlin hangen samen met het oordeel van die rechtbank dat er een Europees Onderzoeksbevel was vereist voor de interceptie van berichten op telefoons die zich in Duitsland bevonden. Dat is in Nederland niet het geval geweest. De relevantie van de gestelde vragen ontbreekt daarom in onderhavig onderzoek. De rechtbank zal de behandeling van de zaak dan ook
niet aanhoudentot het Europese Hof van Justitie antwoord heeft gegeven op de gestelde vragen. Het in dit kader plannen van een nieuw regiemoment, zoals verzocht door mr. Poppelaars, acht de rechtbank gelet op het vorenstaande ook niet noodzakelijk.

Conclusie.

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat alle verzoeken tot nader onderzoek worden afgewezen. Het verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad wordt eveneens afgewezen. Ook de verzoeken tot aanhouding van de zaak worden afgewezen.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. L.R.H. Koekoek en mr. C.M. Zandbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Geboers, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2022

Voetnoten

1.Rechtbank Oost-Brabant 10 november 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:4957 [Totnes].