ECLI:NL:RBOBR:2022:5197

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
22/2306
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stellen van een aanvraag voor veiligheidsmaatregelen door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 november 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen Auto Verschrotings Industrie 'A.V.I.' Den Bosch B.V. en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. De rechtbank behandelt de vraag of het college terecht de aanvraag van A.V.I. voor het realiseren van veiligheidsmaatregelen buiten behandeling heeft gesteld. De aanvraag werd afgewezen omdat er een revisievergunning moest worden aangevraagd, die alle voorgaande vergunningen vervangt. Dit besluit volgde op eerdere aanvragen van A.V.I. die ook buiten behandeling waren gelaten. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft besloten dat de aanvraag niet kon worden behandeld, omdat deze meer omvatte dan alleen de brandpreventieve maatregelen uit het brandveiligheidsrapport. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag betrekking had op een uitbreiding van de opslagcapaciteit en dat de huidige vergunningssituatie onoverzichtelijk was. De rechtbank concludeert dat A.V.I. een revisievergunning moet aanvragen en dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Het beroep van A.V.I. wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2306

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 november 2022 in de zaak tussen

Auto Verschrotings Industrie ''A.V.I.'' Den Bosch B.V., uit 's-Hertogenbosch, AVI
(gemachtigde: mr. W.J.W. van Eijk),
en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (het college)

(gemachtigden: mr. M. de Laat en mr. S. van Hoof).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de gemeente 's-Hertogenbosch (de gemeente)
(gemachtigden: mr. B.M.A. Laheij en F.J.H.E. Snels).

Inleiding

1.1
Op 9 maart 2021 en 14 oktober 2021 hebben twee grote branden gewoed in het bedrijf van AVI aan de [adres] . Dit is voor AVI aanleiding geweest om een brandveiligheidsrapport te laten opstellen. Op 7 februari 2022 heeft AVI een derde aanvraag voor een milieuneutrale verandering van de inrichting ingediend, mede om maatregelen uit het brandveiligheidsrapport uit te voeren. Het college heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld in het besluit van 9 maart 2022 op grond van artikel 2.6, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). AVI heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 18 augustus 2022 is dit bezwaar ongegrond verklaard en is het besluit van 9 maart 2022 in stand gelaten.
1.2
De rechtbank heeft het beroep van AVI samen met de andere lopende rechtszaken rondom AVI op 1 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- namens AVI: [naam] en [naam] , de gemachtigde van eiseres en deskundigen van Milon B.V. ( [naam] , [naam] en [naam] ).
- namens het college: de gemachtigden, [naam] , [naam] , [naam] en deskundigen van de Brandweer Brabant Noord (brandweer) ( [naam] en
).
- de gemeente, vertegenwoordigd door haar gemachtigden.
1.3
In deze uitspraak zet de rechtbank eerst alle feiten op een rij. Daarna behandelt de rechtbank de beroepsgronden van AVI tegen de beslissing op bezwaar van 18 augustus 2022 (verder: het bestreden besluit). De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
 AVI exploiteert sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw op het industrieterrein
De Rietvelden, perceel [adres] een schrootverwerkingsbedrijf. Op het perceel rust in het bestemmingsplan “Bedrijventerrein De Rietvelden, De Vutter, Het Ertveld” de bestemming ‘Bedrijventerrein’ met functieaanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 5.1’.
 Het college heeft in 1992 aan AVI een vergunning verleend op basis van de (oude) Afvalstoffenwet. In deze vergunning was een opslagcapaciteit van 5.000 ton schroot vergund. De vergunning had een beperkte looptijd.
 AVI heeft binnen deze looptijd een milieuvergunning aangevraagd. Aanvankelijk (in 1996) vroeg AVI een vergunning aan voor een verwerkingscapaciteit van 60.000 ton en een opslagcapaciteit voor schroot (bewerkt/onbewerkt) van 10.000 ton. In de uiteindelijke aanvraag van 27 maart 2001 vroeg AVI een revisievergunning aan voor een verwerkingscapaciteit van 193.000 ton en een opslagcapaciteit voor schroot (bewerkt/onbewerkt) van 1.250 ton.
 Het college heeft op 31 juli 2001 aan AVI deze revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor het oprichten en in werking hebben van een bestaande inrichting voor de handel in, op- en overslag van, en het be- en verwerken van ferro- en non-ferrometalen alsmede het shredderen van autowrakken, witgoed en welvaartsschroot, met een totale bewerkingscapaciteit van 193.000 ton per jaar. De vergunning is verleend voor een periode van tien jaar. In de vergunning is bepaald dat de bijbehorende gewaarmerkte aanvraag deel uitmaakt van de vergunning
.Er zijn ook diverse voorschriften en beperkingen aan de vergunning verbonden, waaronder voorschriften over de registratie van afvalstoffen (voorschrift 5.1.1), over opslag en verlading (hoofdstuk 11) en over schroot (hoofdstuk 12). In de voorschriften is geen maximale opslagcapaciteit bepaald. Wel is in voorschrift 11.7.1 bepaald dat de opslag van autowrakken, schroot, metalen en geshredderd schroot niet hoger mag zijn dan maximaal 15 meter boven het niveau van de terreinverharding.
In de vergunning worden bedenkingen van Stichting Rivu over de forse toename van bewerkingscapaciteit behandeld. Het college heeft hierop het volgende geantwoord: “we zijn met reclamant van mening dat er een forse toename is van verwerkingscapaciteit. Deze toename wordt mogelijk gemaakt door het plaatsen van een nieuwe shredderinstallatie. Hierdoor wordt het mogelijk om binnen dezelfde bedrijfsuren met dezelfde geluidsbelasting een grotere hoeveelheid materiaal te verwerken.”.
 Na 2001 zijn er diverse wijzigingen van de revisievergunning van 2001 geweest. In besluiten van 22 november 2002 en 16 juli 2004 heeft het college uit eigen beweging (ambtshalve) de milieuvergunning van AVI gewijzigd. Bij besluit van 12 oktober 2006 heeft het college beslist op een melding van AVI (stofhal). Op 1 december 2006 heeft het college een vergunning verleend op grond van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater voor de lozing van bedrijfsafvalwater. De revisievergunning uit 2001 wordt aangemerkt als een omgevingsvergunning na de invoering van de Wabo en geldt sindsdien voor onbepaalde tijd. Tevens zijn veranderingsvergunningen verleend op 30 september 2011 (aanpassing lozingsnormen), 2 november 2012 (opslagbak met sprinkler) en op 29 oktober 2013 (wijziging voorschriften). Op 8 september 2015 is een omgevingsvergunning verleend voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting en op 29 maart 2018 zijn de energievoorschriften in de vergunning geactualiseerd. Op 17 januari 2019 is de omgevingsvergunning geactualiseerd aan het geldende landelijke afvalbeheerplan. In geen van deze besluiten zijn de bewerkingscapaciteit of de opslagcapaciteit aangepast.
 Op 27 september 2021 heeft de Omgevingsdienst Brabant Noord (Omgevingsdienst) in opdracht van het college een controle bij AVI uitgevoerd en geconstateerd dat AVI meer dan 1.250 ton bewerkt/onbewerkt schroot heeft opgeslagen.
 Het college heeft vervolgens in het besluit van 26 november 2021 aan AVI een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat zij binnen een maand na het in werking treden van dit besluit de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo moet beëindigen en beëindigd moet houden. Daartoe dient AVI de opslag van bewerkt en onbewerkt schroot binnen haar inrichting aan de [adres] tot een maximum van 1.250 ton te beperken en beperkt te houden. Indien niet tijdig aan de last is voldaan, is AVI een dwangsom verschuldigd van € 105.000,00 per constatering per week dat artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo niet wordt nageleefd, met een maximum van € 1.050.000,00. Het college heeft op 13 mei 2022 op het hiertegen door AVI gemaakte bezwaar beslist en het bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is beoordeeld in de uitspraak van 21 november 2022 (SHE 22/1365).
 Op 3 januari 2022 heeft een toezichthouder van de Omgevingsdienst een controle uitgevoerd op het terrein aan de [adres] , waarvan de bevindingen zijn neergelegd in het “rapport van bevindingen dwangsomcontroles 3 januari 2022” (het controlerapport). Volgens het college had AVI op dat moment in totaal 1.315,5 ton aan bewerkt en onbewerkt schroot opgeslagen.
 Bij brief van 19 april 2022 heeft het college aan AVI medegedeeld dat zij van rechtswege een dwangsom van € 105.000,00 heeft verbeurd, waarover AVI haar zienswijze kenbaar heeft gemaakt. Op 20 juni 2022 heeft het college besloten over te gaan tot invordering van een dwangsom van € 105.000,00 bij AVI, wegens overtreding van de last van 26 november 2021. Omdat AVI deze invordering heeft betwist, heeft de rechtbank ook dit besluit beoordeeld in de uitspraak van 21 november 2022
(SHE 22/2284).
 Op 29 september 2021 heeft de Omgevingsdienst ook de massabalans over het jaar 2020, de weegbruggegevens en de door AVI gemelde gegevens bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen over 2020 gecontroleerd, aan de hand van de administratie van AVI. Daarbij zijn tekortkomingen in de afvalstoffenadministratie geconstateerd. AVI zou een vergunningvoorschrift en artikelen van de Wm en het Besluit melden afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen niet hebben nageleefd. Op 20 december 2021 heeft het college aan AVI vier lasten onder dwangsom opgelegd om herhaling van deze overtredingen in 2022 te voorkomen. Deze lasten zijn in stand gelaten in het besluit op bezwaar van 1 juli 2021. Daartegen heeft AVI beroep ingesteld bij deze rechtbank
(SHE 22/1809). Dit beroep is gericht tegen de last met betrekking tot niet naleving van het vergunningvoorschrift. Hierop wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan. AVI heeft met betrekking tot de overige lasten beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (Afdeling). De Afdeling heeft nog geen uitspraak gedaan.
 Het college heeft ook nog een andere last onder dwangsom opgelegd aan AVI in verband met de opslag van shredderafval en vervolgens een besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom genomen. Het daartegen ingestelde beroep (SHE 21/3249) is op 28 juni 2022 op een zitting van de meervoudige kamer behandeld. Hierin is nog geen uitspraak gedaan.
 Naar aanleiding van de grote brand op 9 maart 2021 is in opdracht van AVI door Antea Group een brandveiligheidsrapport opgesteld, waarin maatregelen zijn opgenomen ter voorkoming van brand en beperking van de gevolgen ervan. Het college heeft dit rapport voor advies voorgelegd aan de brandweer. De brandweer heeft in een advies van 22 juli 2021 aangegeven dat het rapport realistische scenario’s bevat en het college geadviseerd om de aanbevolen maatregelen en voorzieningen uit het rapport te laten realiseren door AVI. Daarna is er overleg gevoerd tussen vertegenwoordigers en adviseurs van AVI en vertegenwoordigers van het college en de Omgevingsdienst over de wijze waarop deze maatregelen en voorzieningen in de vergunning van AVI kunnen worden verankerd.
 Op 4 augustus 2021 en op 29 september 2021 heeft AVI aanvragen om een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering van de inrichting ingediend. Het college heeft deze aanvragen met de besluiten van 28 september 2021 respectievelijk 7 december 2021, op grond van artikel 2.6, tweede lid, van de Wabo, buiten behandeling gelaten. Het college heeft de aanvragen buiten behandeling gelaten omdat er meer activiteiten werden aangevraagd dan alleen de afgesproken brandpreventieve maatregelen en voorzieningen uit het brandveiligheidsrapport. Bovendien heeft het college bepaald dat een nieuwe allesomvattende revisievergunning moet worden aangevraagd. De daartegen door AVI gemaakte bezwaren zijn door het college in besluiten van 20 mei 2022 ongegrond verklaard. Deze besluiten zijn inmiddels onherroepelijk.
 Op 7 februari 2022 heeft AVI een (derde) aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen en een milieuneutrale verandering van de inrichting ingediend. De aanvraag voorziet in:
- het plaatsen van keerwanden voor de opslag van schroot (plaatsen van legioblokken);
- het verduidelijken van de partijen schroot tussen de keerwanden en de clusters op het middenterrein (werkvoorraad);
- het creëren van een bufferruimte/uitrijdlocatie op het terrein;
- het herzien van de afspraken met toeleveranciers en de procedures voor ontvangst en controle in het gewijzigde Acceptatie- en Verwerkingsbeleid (A&V beleid).
 In het besluit van 9 maart 2022 heeft het college, op grond van artikel 2.6, tweede lid, van de Wabo, ook de derde aanvraag buiten behandeling gelaten, omdat AVI volgens het college meer heeft aangevraagd (compartimentering en voorzieningen voor een veel grotere opslagcapaciteit) dan enkel de brandpreventieve en repressieve maatregelen uit het brandveiligheidsrapport van Antea Group. AVI heeft hiertegen ook bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 18 augustus 2022 is dit bezwaar ongegrond verklaard en is het besluit van 9 maart 2022 in stand gelaten. Dit is het beroep met zaaknummer SHE 22/2306.
 Op 25 mei 2022 heeft het college in verband met de brandveiligheid binnen de richting de geldende omgevingsvergunning voor milieu van AVI uit 2001 ambtshalve gewijzigd. De ambtshalve wijziging verplicht AVI - onder meer - om haar acceptatiebeleid te actualiseren en om keerwanden te bouwen voor de opslag van welvaartsschroot en shredder input materiaal, binnen drie maanden na inwerkingtreding van die wijziging. Deze wijziging voorziet in de mogelijkheid voor AVI om de compartimentering te wijzigen na goedkeuring door het college. Dit besluit is inmiddels onherroepelijk.
 AVI heeft op 21 juli 2022 het college verzocht om de compartimentering te wijzigen en uit te breiden. Het college heeft hier nog niet op beslist.
 Op 30 augustus 2022 heeft AVI een omgevingsvergunning voor het bouwen van de keerwanden aangevraagd. Hierop is nog niet beslist. AVI heeft op 13 oktober 2022 nog wel aanvullende gegevens ingediend.
 AVI heeft een concept aanvraag voor een revisievergunning voorgelegd. Hierbij wordt een opslagcapaciteit van 12.500 ton aangevraagd. Vooruitlopend op die aanvraag is op 7 juli 2022 een m.e.r.-aanmeldnotitie ingediend bij het college. Het college heeft hier nog geen beslissing op genomen.
3. In het bestreden besluit heeft het college (kort samengevat) de aanvraag buiten behandeling gelaten omdat AVI volgens het college meer had aangevraagd (compartimentering en voorzieningen voor een veel grotere opslagcapaciteit) dan enkel de brandpreventieve en repressieve maatregelen uit het brandveiligheidsrapport van Antea Group van 20 juli 2021. Het college wil dat een eventuele grotere opslagcapaciteit via een (allesomvattende) revisievergunning wordt aangevraagd.
Is de aanvraag terecht buiten behandeling gelaten?
4.1
Volgens AVI is de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gelaten met toepassing van artikel 2.6, tweede lid, van de Wabo, omdat deze is ingediend conform de gemaakte afspraken. Al zou de aanvraag (deels) afwijken, dan bood dat geen grondslag om deze niet te behandelen. Het college had ervoor kunnen kiezen de aanvraag gedeeltelijk te honoreren, zonder daarbij de grondslag van de aanvraag te verlaten. AVI bestrijdt dat zij een grotere opslagcapaciteit heeft aangevraagd dan reeds is vergund.
4.2
Het college vindt de huidige vergunningssituatie dermate onoverzichtelijk geworden dat een goede beoordeling van de aanvraag in samenhang met de voorgaande vergunningen en meldingen niet mogelijk is. Dit komt door de eerder verleende vergunningen en het tijdsverloop. Dit blijkt ook uit de bij herhaling met AVI gevoerde discussie over de reikwijdte van de vergunningen en de meldingen. AVI moet daarom een nieuwe (revisie)vergunning aanvragen voor de gehele inrichting. Het college heeft dit in de besluitvorming over de bezwaren tegen de buitenbehandelingstelling van de eerste twee aanvragen al uitgebreid gemotiveerd.
Volgens het college omvat de aanvraag meer dan enkel de brandpreventieve en repressieve maatregelen uit het eerste brandveiligheidsrapport van Antea Group en de reactie hierop van de brandweer. Het college heeft alleen voor brandveiligheidsmaatregelen een uitzondering willen maken, en hiervoor geen revisievergunning vereist, omdat het van groot belang is dat de aanbevolen maatregelen en voorzieningen uit het brandveiligheidsrapport zo snel mogelijk worden gerealiseerd.
Gebleken is dat de aanvraag ook betrekking heeft op een uitbreiding van het eerder aantal gewenste compartimenten en het voorzien van de compartimenten van een blusinstallatie. Hiervoor is een aanvulling op het eerder gemaakte brandveiligheidsrapport toegevoegd aan de aanvraag (Nota van aanvulling-Risico op brandoverslag d.d. 4 februari 2022). De brandweer heeft vastgesteld dat uit de nieuwe aanvraag blijkt dat er veel grotere hoeveelheden kunnen worden opgeslagen dan vergund. Dat is in strijd met de gemaakte afspraken en maakt dat bij het verlenen van de vergunning voor deze veranderingen de bestaande onoverzichtelijke situatie verder wordt vergroot. Omdat sprake is van een onoverzichtelijke vergunningssituatie, die met de onderhavige aanvraag alleen maar zou worden vergroot, vindt het college een revisievergunning nodig. Gelet hierop moet de aanvraag op grond van artikel 2.6, tweede lid, van de Wabo, buiten behandeling worden gelaten. AVI heeft meerdere keren gelegenheid gehad om datgene aan te vragen waarvoor het college de mogelijkheid zag om dat buiten een revisietraject om te doen. Wat nu is aangevraagd, reikt veel verder en leidt tot ingrijpende wijziging van de inrichting, wat het aanvragen van een revisievergunning noodzakelijk maakt.
4.3
De gemeente geeft ook aan dat op dit moment sprake is van een onoverzichtelijke vergunningssituatie. Zij vindt een duidelijke vergunning, waarover geen discussie bestaat, van groot belang voor een doelmatige uitvoering van toezicht en handhaving. De gemeente ondersteunt dan ook het standpunt van het college dat een nieuwe, de gehele inrichting omvattende revisievergunning hiervoor het aangewezen instrument is.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht heeft bepaald dat AVI een revisievergunning moet aanvragen. Een revisievergunning is een vergunning die alle voorgaande vergunningen vervangt. Dat is veel duidelijker en voorkomt discussies over wat in het verleden is vergund. Bovendien opereert AVI nu op grond van een oude vergunning uit 2001 met meerdere wijzigingen. Als het college heeft bepaald dat een revisievergunning moet worden aangevraagd, kan het college daarmee ook besluiten om tussentijdse andere aanvragen met betrekking tot de betrokken activiteit niet te behandelen. De rechtbank stelt verder vast dat het college AVI de mogelijkheid heeft geboden om desondanks een aanvraag in te dienen voor een wijziging van de werking van de inrichting om het brandveiligheidsplan te implementeren uit het eerste brandveiligheidsrapport van 20 juli 2021. De rechtbank vindt dat het college gehouden is om deze toezegging na te komen.
4.5
De rechtbank stelt vast dat AVI opslagvoorzieningen aanvraagt waarin meer kan worden opgeslagen dan de opslagcapaciteit die op grond van de revisievergunning uit 2001 is vergund. AVI vraagt namelijk meer aan dan de maatregelen in het eerste brandveiligheidsplan. AVI heeft hogere keerwanden en meer compartimenten aangevraagd. Het brandveiligheidsplan voorziet in een compartimentering met vakken B, H, I, C en J. Nu worden ook vakken D, E, F, G en K aangevraagd. Het college heeft dit aangegeven in het verweerschrift en AVI heeft dit niet met zoveel woorden betwist. Het blijkt ook uit een later ingediend verzoek tot wijziging van de compartimentering van 21 juli 2022 op grond van voorschrift 3.1.6 van de ambtshalve wijziging van de bestaande vergunning. Ook hierin worden meer en hogere compartimenten aangevraagd. Onder deze omstandigheden kan het college niet worden gehouden aan haar toezegging en mocht het college de aanvraag buiten behandeling stellen.
4.6
De suggestie van AVI dat het college de aanvraag dan slechts gedeeltelijk had mogen weigeren, om alleen de wijzigingen overeenkomstig het brandveiligheidsplan te vergunnen, volgt de rechtbank niet. Het lag op de weg van AVI om datgene aan te vragen wat in het brandveiligheidsplan stond. Nu het college had bepaald dat een revisievergunning moet worden aangevraagd, is zij onder deze omstandigheden bevoegd de aanvraag voor een milieuneutrale wijziging geheel buiten behandeling te stellen. Bovendien voorziet artikel 2.6, tweede lid, van de Wabo, niet in een gedeeltelijke buitenbehandelingstelling. Als het college desondanks de meer omvattende aanvraag in behandeling had genomen, om deze vervolgens gedeeltelijk (voor zover meer of anders wordt aangevraagd) te weigeren, zou het college bovendien de grondslag van deze aanvraag verlaten.
5.1
AVI wijst op het besluit van 25 mei 2022 van het college om de milieuvergunning ambtshalve te wijzigen. Daarmee is beoogd de brandveiligheidsvoorzieningen en maatregelen voor te schrijven die zij - zonder succes - had aangevraagd. Zij heeft ná het overleg met de Omgevingsdienst, door voortschrijdend inzicht bij de voorbereiding van de revisieaanvraag, ervoor gekozen om in de derde aanvraag de hoogte van de keerwanden te wijzigen van 6 meter naar 7,2 meter en de compartimentering enigszins anders te positioneren en te dimensioneren, zodat zij kan ‘doorbouwen’ in afwachting van de revisievergunning. Zij kan niet bevatten dat de derde aanvraag voor de door haar gewenste en noodzakelijke toekomstige situatie niet is ingewilligd, terwijl de ambtshalve wijziging van 25 mei 2022 is gebaseerd op een achterhaald concept. Zij wijst ook nog op een op 30 augustus 2022 ingediende bouwaanvraag voor de keerwanden. Zij leidt schade en heeft daarom een procesbelang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
5.2
Het college herhaalt in het verweerschrift dat de derde aanvraag op meer ziet dan alleen de noodzakelijke maatregelen die volgen uit het advies van de brandweer over het brandveiligheidsrapport van 20 juli 2021. In de ambtshalve wijziging van 25 mei 2022 zijn de maatregelen uit dat brandveiligheidsrapport opgenomen die volgen uit het advies van de brandweer van 22 juli 2021 en 29 september 2021. Het zou kunnen zijn dat de derde aanvraag voorziet in een door AVI gewenste en noodzakelijke toekomstige situatie, maar daar is volgens het college een revisievergunning het aangewezen instrument voor. De aanvraag van 30 augustus 2022 kan zelfstandig worden beoordeeld als de aanvullende gegevens zijn ontvangen.
5.3
De rechtbank trekt het procesbelang van AVI niet in twijfel. De rechtbank geeft hiermee geen oordeel over de door AVI gestelde schade. De rechtbank geeft ook geen oordeel over de haalbaarheid van de bouwaanvraag van 30 augustus 2022. Die is geen onderwerp van deze procedure. Ten overvloede herhaalt de rechtbank wel een overweging in de uitspraak van 21 november 2022 over het eerste handhavingsbesluit in de zaak
SHE 22/1365:
“16.5 Partijen hebben nog wel discussie over de uitleg van de ambtshalve wijziging en om daar duidelijkheid in te verschaffen merkt de rechtbank het volgende op. De ambtshalve wijziging van 22 mei 2022 schrijft de plaats en de hoogte van de keerwanden voor in voorschrift 3.1.4. Voorschrift 3.1.5 maakt het mogelijk om de compartimentering op een andere wijze (dan als beschreven in voorschrift 3.1.4) op te richten na goedkeuring door het college. AVI heeft op 21 juli 2022 verzocht om keerwanden te plaatsen op een iets andere plek, om extra keerwanden te plaatsen voor meer compartimenten en om hogere keerwanden te plaatsen. De rechtbank is van oordeel dat voor het plaatsen van de keerwanden bij deellocaties 1 en 2 als aangeduid in de brief van 21 juli 2022 van Milon (namens AVI) na goedkeuring van het college geen omgevingsvergunning (milieu) noodzakelijk is gelet op artikel 2.4, eerste lid van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Voor het verhogen van keerwanden en het plaatsen van de keerwanden bij deellocaties 3 en 4 is wel een omgevingsvergunning (milieu en bouwen) noodzakelijk. Als keerwanden worden geplaatst voor nog meer compartimenten wijzigt de bedrijfsvoering die is vergund in de ambtshalve wijziging van 22 mei 2022 zodanig dat dit niet met een goedkeuring op grond van voorschrift 3.1.5 kan worden toegelaten. wel wijzigt. Ook het verhogen van de keerwanden kan niet met voorschrift 3.15 worden goedgekeurd omdat dit ook gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering (er kan meer en hoger worden opgeslagen). De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de procedure van goedkeuring in voorschrift 3.1.5 niet is beschreven in de Wabo of de Awb en dat de rechtsbescherming voor derden dus ook niet voldoende is geborgd. Overigens blijft er wel een omgevingsvergunning (bouwen) noodzakelijk voor het plaatsen van de keerwanden.”.
5.4
De rechtbank kan zich voorstellen dat AVI er belang bij heeft om alvast vooruitlopend op de revisieaanvraag hogere keerwanden en meer compartimenten aan te vragen. Dat neemt echter niet weg dat het college terecht heeft bepaald dat AVI een revisievergunning voor de vastlegging van de huidige en toekomstige situatie moet aanvragen. Onder deze omstandigheden kan het college een aanvraag voor meerdere voorzieningen die daar op vooruit lopen afwijzen, ook al wordt geen daadwerkelijke vergroting van de opslagcapaciteit aangevraagd. Ookdeze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en
mr. A.L.M. Steinebach- de Wit en mr. W.S. Badri, leden, in aanwezigheid van
mr.A.G.M. Willems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Artikel 2.6 Wabo
1. Voor zover de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting of mijnbouwwerk of van de werking daarvan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2° of 3°, en met betrekking tot die inrichting of dat mijnbouwwerk al een of meer omgevingsvergunningen zijn verleend, kan het bevoegd gezag bepalen dat een omgevingsvergunning wordt aangevraagd met betrekking tot die verandering en het in werking hebben van de betrokken inrichting of het betrokken mijnbouwwerk na die verandering.
2. Indien het bevoegd gezag heeft bepaald dat een zodanige omgevingsvergunning moet worden aangevraagd, besluit het aanvragen met betrekking tot de betrokken activiteit die daarop geen betrekking hebben, niet te behandelen.
3. Het bevoegd gezag kan de rechten die de vergunninghouder aan de al eerder verleende omgevingsvergunningen ontleende, niet wijzigen anders dan mogelijk zou zijn met toepassing van artikel 2.31 of 2.33.
4. Een met toepassing van dit artikel verleende omgevingsvergunning vervangt met ingang van het tijdstip waarop zij in werking treedt, de eerder met betrekking tot het betrokken project verleende omgevingsvergunningen, voor zover het de inrichting of het mijnbouwwerk betreft. Deze omgevingsvergunningen vervallen op het tijdstip waarop de met toepassing van dit artikel verleende omgevingsvergunning, onherroepelijk wordt.