In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, een vennootschap onder firma, en gedaagde, eigenaar van een naastgelegen perceel. Eiseres vorderde maatregelen tegen gedaagde vanwege hinder door asbestvervuiling en wateroverlast die voortkwamen van het dak van de loods van gedaagde. Eiseres stelde dat het hemelwater van het dak van gedaagde op haar terrein afstroomde, wat leidde tot schade aan haar terreinverharding en gezondheidsrisico's door asbestvezels die op haar terrein terechtkwamen.
De rechtbank oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat gedaagde in strijd handelde met artikel 5:52 BW, dat vereist dat een eigenaar ervoor zorgt dat water van zijn erf niet op een ander erf afloopt. Daarnaast werd vastgesteld dat de asbesthoudende golfplaten op het dak van gedaagde in slechte staat verkeerden, wat een onrechtmatige hinder voor eiseres opleverde. De rechtbank oordeelde dat eiseres een spoedeisend belang had bij het treffen van maatregelen om de onrechtmatige situatie te beëindigen.
De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen een bepaalde termijn maatregelen te treffen om de asbestvervuiling en wateroverlast te beëindigen, en hem tevens veroordeeld tot betaling van een geldsom aan eiseres voor gemaakte kosten. De rechtbank heeft een dwangsom verbonden aan de veroordeling, om ervoor te zorgen dat gedaagde aan de uitspraak voldoet. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van eigenaren met betrekking tot hinder en vervuiling van aangrenzende percelen.