ECLI:NL:RBOBR:2022:5105

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
C/01/386243 / JE RK 22-1385
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroepen spoedmachtiging uithuisplaatsing van minderjarigen na eerdere reguliere machtiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan over de herroeping van een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [B] en [A]. De zaak volgde op een eerdere beschikking van 6 oktober 2022, waarin een spoedmachtiging was verleend voor de duur van vier weken. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om deze spoedmachtiging, omdat de kinderen alleen op een crisisgroep geplaatst konden worden met een dergelijke machtiging. Echter, de kinderrechter oordeelde dat er al een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing was verleend op 30 augustus 2022, die nog geldig was en voldoende basis bood voor de uithuisplaatsing van de kinderen. De kinderrechter concludeerde dat de GI geen belang had bij het verzoek om een nieuwe spoedmachtiging, aangezien de bestaande machtiging al voldeed aan de vereisten voor de uithuisplaatsing. Daarom werd de spoedmachtiging van 6 oktober 2022 herroepen, maar de kinderen mochten niet terug naar huis, omdat de reguliere machtiging nog steeds van kracht was. De kinderrechter weigerde ook het verzoek van de GI om een nieuwe machtiging voor de duur van de ondertoezichtstelling, omdat het nog te vroeg was om te beoordelen of de doelen van de huidige machtiging behaald konden worden. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/386243 / JE RK 22-1385
Datum uitspraak: 18 oktober 2022

Nadere beschikking van de kinderrechter over een spoeduithuisplaatsing

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

statutair gevestigd te Eindhoven, locatie 's-Hertogenbosch,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[naam minderjarige A] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [A] ,

[naam minderjarige B] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [B] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het verdere procesverloop

Deze beschikking volgt op de beschikking van de kinderrechter van 6 oktober 2022 waarin een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [B] en [A] is verleend voor de duur van vier weken, dus tot 3 november 2022.
De kinderrechter heeft de zaak verder mondeling behandeld op 18 oktober 2022, met gesloten deuren. Verschenen zijn:
- de vader,
- de moeder,
- [naam] en A [naam] namens de GI.

De openstaande verzoeken

De kinderrechter moet beoordelen of de spoedbeslissing van 6 oktober 2022 op goede gronden is genomen.
De GI heeft bovendien verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [B] en [A] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder of een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 30 augustus 2023.

De verdere beoordeling

Spoedbeslissing
Bij beschikking van 6 oktober 2022 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [B] en [A] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder dan wel in een pleeggezin tot 3 november 2022, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De verzoeker en de belanghebbenden zijn inmiddels in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. De kinderrechter overweegt daarover het volgende.
De kinderrechter is van oordeel dat de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [B] en [A] van 6 oktober 2022 ten onrechte is verleend. Op 30 augustus 2022 is reeds een machtiging tot uithuisplaatsing van [B] en [A] verleend. Deze machtiging geeft een titel om de kinderen op een groep of in een pleeggezin te plaatsen. De kinderen zijn in eerste instantie op een wachtlijst geplaatst voor een passende plek. In de nacht van 5 op 6 oktober 2022 heeft zich een acute situatie voorgedaan waardoor [B] en [A] direct uit huis geplaatst moesten worden. Volgens de GI was zij genoodzaakt om een spoedmachtiging te verzoeken omdat de crisisgroep [B] en [A] alleen wilde toelaten als er een spoedmachtiging uithuisplaatsing was verleend. Naar het oordeel van de kinderrechter volstaat de machtiging van 30 augustus 2022, die is verleend voor precies dezelfde soort plaatsing, echter om de door de GI gewenste uithuisplaatsing van de kinderen te bewerkstelligen. Niet valt in te zien waarom de kinderrechter daarvoor een nieuwe machtiging moest geven. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de GI daarom geen belang bij haar verzoek.
Omdat de machtiging naar het oordeel van de kinderrechter ten onrechte is verleend, herroept de kinderrechter de beslissing van de kinderrechter van 6 oktober 2022.
Dit betekent echter niet dat [B] en [A] terug naar huis mogen. De lopende machtiging van 30 augustus 2022 biedt immers een rechtsgeldige titel voor de uithuisplaatsing die op 6 oktober 2022 plaatsvond.
Reguliere machtiging uithuisplaatsing
De GI vraagt ook om een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [B] en [A] voor de duur van de ondertoezichtstelling. Bij beschikking van 30 augustus 2022 is reeds een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 27 februari 2023. De kinderrechter vindt het nu nog te vroeg om een beoordeling te geven over de periode van 27 februari 2023 tot 30 augustus 2023. Hij weegt daarbij mee dat:
  • de lopende (eerste) machtiging redelijk recent werd verleend en de expiratiedatum van die machtiging nog tamelijk ver in de toekomst ligt;
  • op dit moment nog niet duidelijk is of binnen drie maanden voorafgaand aan de expiratiedatum de huidige machtiging nog ten uitvoer wordt gelegd en niet van rechtswege zal komen te vervallen;
  • de toetsing van een verlengingsverzoek pas tegen de expiratiedatum dient te geschieden;
  • er op dit moment nog onvoldoende nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd op basis waarvan de kinderrechter nu al kan beoordelen in hoeverre de doelen op de expiratiedatum kunnen worden behaald.
De kinderrechter wijst dit verzoek daarom af.

De beslissing

De kinderrechter:
herroept de in de beschikking van 6 oktober 2022 verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [B] en [A] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 18 oktober 2022 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. L.J. Geerits, kinderrechter, en in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Hout-Jansen als griffier, waarna de beschikking op 24 oktober 2022 op schrift is gesteld.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.