ECLI:NL:RBOBR:2022:5103

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
C/01/334644 / HA ZA 18-362
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerking en gevolgen van niet-betaling deskundigenvoorschot in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 16 november 2022 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen meerdere partijen over de beëindiging van een samenwerking. De partijen, waaronder verschillende besloten vennootschappen en een curator, zijn verwikkeld in een conflict over de betaling van een voorschot op de kosten van een deskundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers slechts een deel van het voorschot hebben betaald, terwijl de gedaagden hun deel volledig hebben voldaan. Dit heeft geleid tot de beslissing van de rechtbank om een alternatieve manier van informatieverzameling te kiezen, aangezien het deskundigenonderzoek niet kon plaatsvinden door de onvolledige betaling van het voorschot door de eisers. De rechtbank heeft twee nieuwe comparities van partijen bevolen om de resterende geschilpunten te bespreken en om duidelijkheid te verkrijgen over de kwesties die door de deskundige hadden moeten worden onderzocht. De rechtbank benadrukt dat de niet-betaling van het voorschot niet automatisch leidt tot afwijzing van de vorderingen van de eisers, maar dat de rechter de mogelijkheid heeft om op andere manieren duidelijkheid te verkrijgen. De zaak betreft ook de eindafrekening van gezamenlijke projecten en de financiële verplichtingen tussen de betrokken vennootschappen. De rechtbank zal in een later stadium beslissen over de gevolgen van de niet-betaling van het voorschot en de verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/334644 / HA ZA 18-362
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gem. [gemeente] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIRONI B.V.,
gevestigd te Westerhoven, gem. Bergeijk,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HET AMBACHTSHUIS B.V.,
gevestigd te Westerhoven, gem. Bergeijk,
4.
C.W.M. SLEGERS
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BARKON B.V.,
wonende te Weert,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. C.B. Schutte te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
N.V. H.D.M.,
zetelend te Peer,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3] B.V.,
zetelend te [vestigingsplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EARTH & ETERNITY B.V.,
zetelend te Valkenswaard,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E & E DUURZAAM BOUWEN B.V.,
zetelend te Valkenswaard,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EURO STEEL FRAMING B.V.,
zetelend te Valkenswaard,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E & E VASTGOED B.V.,
zetelend te Valkenswaard,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R.B.J.M. van der Linden te Veldhoven.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. genoemd worden.
Individueel zullen partijen worden genoemd [eiser sub 1] , Vironi, Het Ambachtshuis, de curator van Barkon, [gedaagde sub 1] , HDM, [gedaagde sub 3] BV, Earth & Eternity, E&E Duurzaam Bouwen, Euro Steel Framing en E&E Vastgoed.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 februari 2022
  • de akte uitlating over uitblijven van deskundigenonderzoek van [eisers] c.s.
  • de akte van [gedaagden] c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
Deze zaak is voor het eerst mondeling behandeld op een comparitie van partijen van 8 juni 2020, die beperkt was tot vijf hoofdgeschilpunten (de opzegging door [gedaagden] c.s., de ontbinding door [eisers] c.s., de opschorting van de bouw door [eisers] c.s., de noodzaak van een eindafrekening en de daarin te betrekken projecten, en de verplichtingen tot schadevergoeding). De rechtbank heeft bij vonnis op 4 november 2020 beslissingen genomen over die vijf hoofdgeschilpunten en voor een aantal kwesties een deskundigenonderzoek aangekondigd. Dat deskundigenonderzoek is bevolen bij vonnis van 9 juni 2021, waarna bij vonnis van 16 februari 2022 een deskundige is benoemd.
2.2.
Het deskundigenonderzoek kon niet worden uitgevoerd omdat [eisers] c.s. zijn helft van het voorschot op de kosten van de deskundige maar gedeeltelijk heeft betaald. In dit vonnis beslist de rechtbank dat dit (nog) geen fatale gevolgen heeft voor de vorderingen en verweren van [eisers] c.s., maar dat de rechtbank op andere wijze duidelijkheid zal proberen te verkrijgen over de kwesties die door de deskundige hadden moeten worden onderzocht.
2.3.
De rechtbank beveelt in dit vonnis twee nieuwe comparities van partijen. Op de eerste comparitie zullen de kwesties aan de orde komen die door de deskundige hadden moeten worden onderzocht. Ook zal op die eerste comparitie nog een andere kwestie worden besproken waarvoor de rechtbank in een later stadium een deskundigenrapport had willen bevelen. De tweede comparitie is bedoeld voor de mondelinge behandeling van de geschilpunten die op de eerdere comparitie op 8 juni 2020 nog niet zijn behandeld. De rechtbank beveelt die tweede comparitie nu al, om te voorkomen dat deze procedure vanwege planningsproblemen bij de rechtbank onnodig lang zal duren.

3.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

Het deskundigenonderzoek

3.1.
Het voorschot op de kosten van de deskundige is in het vonnis van 16 februari 2022 vastgesteld op € 77.400,, waarvan partijen ieder de helft van € 38.720, moesten deponeren. [gedaagden] c.s. heeft zijn helft volledig betaald, terwijl [eisers] c.s. maar € 8.270, heeft betaald. Het restant heeft hij ook na rappel niet betaald. In dit vonnis moet worden beslist over de gevolgen daarvan.
3.2.
[eisers] c.s. stelt dat geen sprake was van betalingsonwil maar van financiële onmacht die is veroorzaakt door de beslaglegging door [gedaagden] c.s.. [eisers] c.s. meent dat die betalingsonmacht reden is om [eisers] c.s. niet te straffen en dat de processuele redelijkheid en billijkheid meebrengt dat [gedaagden] c.s. het bedrag moet voorschieten dat [eisers] c.s. niet kon betalen.
3.3.
[gedaagden] c.s. is van mening dat de vorderingen van [eisers] c.s. in conventie volledig moeten worden afgewezen omdat de stellingen van [eisers] c.s. zonder het deskundigenrapport niet zijn bewezen. Volgens [gedaagden] c.s. moet in reconventie worden uitgegaan van de juistheid van de bevindingen van Verspuij en zijn de vorderingen van [gedaagden] c.s. daarom toewijsbaar. [gedaagden] c.s. acht het onredelijk als zijn voorschot wordt gebruikt voor een deskundigenonderzoek in reconventie, omdat hij dan het risico loopt dat [eisers] c.s. geen verhaal biedt voor die kosten als [gedaagden] c.s. in het gelijk wordt gesteld.
3.4.
Artikel 196 lid 2 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) luidt:
“Wanneer een partij het voorschot niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.”
3.5.
[gedaagden] c.s. verliest bij zijn standpunt uit het oog dat het deskundigenonderzoek niet op alle geschilpunten betrekking zou hebben. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 4 november 2020 al definitief over een aantal geschilpunten beslist. Bovendien zijn op de comparitie van partijen van 8 juni 2020 nog niet alle geschilpunten behandeld, zodat nog een extra comparitie van partijen moet worden bevolen voor de bespreking van de resterende geschilpunten. Een eindvonnis zoals door [gedaagden] c.s. gewenst, is daarom hoe dan ook niet mogelijk.
3.6.
De belangrijkste reden voor het deskundigenonderzoek was het maken van een eindafrekening van de gezamenlijke onderneming van partijen per 1 juli 2018. Alle vorderingen en stellingen van partijen in conventie en in reconventie zijn nauw met elkaar verweven. Het deskundigenonderzoek diende daarom zowel in conventie als in reconventie als bewijs voor stellingen van beide partijen over de eindafrekening. Zo heeft ook [gedaagden] c.s. een aantal bezwaren gemaakt tegen de eindafrekening van mr. E. Verspuij, de fiscalist die de gezamenlijke onderneming heeft bijgestaan. Die bezwaren zijn zowel in conventie als in reconventie van belang. Als de rechtbank zou beslissen dat de niet-betaling van het voorschot door [eisers] c.s. tot gevolg heeft dat de eindafrekening van Verspuij moet worden gevolgd, dan zouden daarmee ook de bezwaren van [gedaagden] c.s. tegen die eindafrekening worden verworpen en zou dus óók [gedaagden] c.s. gestraft worden voor het feit dat [eisers] c.s. zijn voorschot niet volledig heeft betaald. Een deskundigenonderzoek grotendeels op kosten van [gedaagden] c.s. is geen reële oplossing, omdat [gedaagden] c.s. daartegen terechte bezwaren heeft.
3.7.
De wetgever is er bij de invoering van artikel 87 Rv niet van uitgegaan dat de rechter het niet betalen van een voorschot op de kosten van een deskundige altijd hard moet afstraffen, maar heeft juist de mogelijkheid opengehouden dat de rechter probeert op andere wijze duidelijkheid te krijgen. Bij de totstandkoming van dit artikel heeft de wetgever immers opgemerkt (Toelichting op de nota van wijziging, Kamerstukken II 1999/2000, 26 855, nr. 6, p. 12):
“Als een partij verzuimt tijdig een opgelegd voorschot te voldoen, zal dit in veel gevallen betekenen dat het nodig geachte deskundigenbericht niet verkregen wordt. De rechter zal bij verdere behandeling van de zaak aan het feit dat dit het gevolg is van een verzuim van een der partijen, ten nadele van die partij rekening mogen houden. Had het deskundigenbericht betrekking op een feitelijke kwestie die partijen verdeeld houdt, zoals bijvoorbeeld de vraag naar de oorzaak van de verontreiniging van een bepaald stuk grond, dan zal de rechter derhalve in beginsel uitgaan van de juistheid van het standpunt van de andere partij. Niet geheel uitgesloten is echter dat de nodige duidelijkheid ook langs andere weg, door van de nalatige partij afkomstig bewijsmateriaal, kan worden verkregen. Met de formulering dat de rechter uit een verzuim van een partij de gevolgtrekking zal maken die hij geraden acht, kan tot redelijke resultaten worden gekomen.”
3.8.
De rechtbank heeft vooral om praktische redenen gekozen voor een deskundigenonderzoek. Zij had er ook voor kunnen kiezen om zowel in conventie als in reconventie bewijs aan beide partijen op te dragen door middel van bewijsstukken en getuigen. De rechtbank acht het daarom onder de gegeven omstandigheden een redelijke oplossing dat zij de opstellingen van Verspuij (prod. 57 [eisers] en voor zover nog van belang prod. 49 [eisers] ) als uitgangspunt neemt en met partijen bespreekt of zij hun bezwaren tegen die eindafrekening met bewijsmateriaal kunnen onderbouwen. De rechtbank zal daarvoor de eerste comparitie van partijen bevelen. Zij nodigt [gedaagden] c.s. (als degene die de gezamenlijke onderneming heeft voortgezet) uit om Verspuij naar die zitting mee te nemen en alle inhoudelijke vonnissen in deze zaak aan Verspuij te verstrekken, zodat Verspuij op die zitting kan reageren op de bezwaren die beide partijen tijdens deze procedure tegen zijn opstellingen hebben gemaakt. Die bezwaren worden hierna toegelicht.
De eindafrekening
3.9.
Verspuij heeft in zijn spreadsheets van 6 maart 2018 (prod. 57 [eisers] ) overzichten opgenomen van de opbrengsten, de kosten en het resultaat van de projecten Pioniers (blad 3) en Roermond (blad 2). Verspuij heeft bij die bedragen ook kasstromen vermeld, maar die kasstromen zijn voor de rechtbank onduidelijk. Zo heeft Verspuij bijvoorbeeld bij beide projecten onder opbrengsten bij de post “bouw” in de kolom “E&E Duurzaam Bouwen” een kasstroom met het volledige bedrag van die post opgenomen, terwijl de rechtbank eerder als feit heeft vastgesteld dat Het Ambachtshuis en Barkon de aanneemsommen die zij van de kopers hebben ontvangen, niet volledig naar E&E Duurzaam Bouwen hebben doorgestort. De rechtbank veronderstelt daarom dat Verspuij bij deze kasstromen uitgaat van een fictie die is gebaseerd op de contractuele afspraken. Bij andere posten is onduidelijk of de kasstromen zijn gebaseerd op een fictie of op feiten. Later op de bladen 2 en 3 vermeldt Verspuij wel gegevens over de feitelijke kasstromen van en naar Barkon en Het Ambachtshuis, maar een vergelijkbaar overzicht voor E&E Duurzaam Bouwen en E&E Vastgoed ontbreekt.
3.10.
De rechtbank groepeert daarom hierna de gegevens van Verspuij per vennootschap, zodat aan de hand daarvan kan worden vastgesteld wat de feitelijke kasstromen zijn geweest. Die feitelijke kasstromen kunnen dan later worden vergeleken met de contractuele afspraken tussen partijen, waarna kan worden vastgesteld welke vennootschappen nog welke bedragen moeten afdragen of ontvangen. In elk overzicht meldt de rechtbank de bewaren van partijen tegen cijfers van Verspuij en andere kwesties waarop Verspuij en/of partijen op de eerste comparitie kunnen reageren.
Project Pioniers
3.11.
Aan de opstellingen van Verspuij van 6 maart 2018 (prod. 57 [eisers] , blad 3) ontleent de rechtbank de volgende cijfers:
3.11.1.
E&E Vastgoed (Pioniers)
Onder “Opbrengsten”:
Opbrengst grond € 1.467.900,
Onder “Kosten”:
Aankoop grond € 575.000,--
Belastingen inz aankoop etc 81.906,--
Projectkosten/ontwikkelingskosten 69.634,31
Totale aankoopkosten (berekening rechtbank) 726.540,31
-----------------------
Winst E&E Vastgoed (berekening rechtbank) € 741.359,69
[gedaagden] c.s. gaat van dezelfde cijfers uit (prod. 103 [gedaagden] blad 1). [eisers] c.s. houdt in zijn berekeningen geen rekening met de Projectkosten/ontwikkelingskosten (prod. 87 [eisers] ). Volgens [gedaagden] c.s. betreft deze post de kosten van architect, makelaar, notaris, marketing en publiciteit van € 94.304,31 (rn 292 repl.rec.; dit bedrag ontleent [gedaagden] c.s. kennelijk aan de kolom met de kasstroom voor E&E Vastgoed; als daarvan wordt afgetrokken het bedrag van € 24.670 , in de kolom met de kasstroom voor E&E Duurzaam Bouwen, resteert € 69.634,31). Volgens [eisers] c.s. is het bedrag van [gedaagden] c.s. inclusief BTW en is het bedrag exclusief BTW € 81.906,; precies het bedrag dat Verspuij al als uitgaven heeft opgevoerd onder “Belastingen inz aankoop etc”; [eisers] c.s. meent daarom dat deze post dubbelop zou zijn. Verspuij heeft de kosten van E&E Vastgoed gespecificeerd in een “Proefbalans Detail” (productie. 57 [eisers] , bladen 6 tot en met 8 voor Pioniers).
3.11.2.
E&E Duurzaam Bouwen (Pioniers)
Onder “Kasstromen Ambachtshuis vs E&E Duurzaam Bouwen (…)”:
Door Ambachtshuis doorgestort € 717.375,
Terugbetaald aan Ambachtshuis tbv bouw 305.285,
-----------------------
Over bij E&E Duurzaam Bouwen (berekening rechtbank) € 412.090,
[eisers] c.s. gaat van dezelfde cijfers uit (prod. 87 [eisers] blad 4). [gedaagden] c.s. stelt dat het bedrag van € 305.285, (€ 252.303, excl. BTW) niet juist is en dat E&E Duurzaam Bouwen alle facturen van Het Ambachtshuis van totaal € 769.497,14 heeft betaald (rn 294 repl.rec.). [eisers] c.s. betwist dat (rn 39 dupl.rec.).
3.11.3.
Het Ambachtshuis (Pioniers)
Onder “Kasstromen Ambachtshuis vs E&E Duurzaam Bouwen (…)”:
Ontvangen termijnen van kopers € 1.863.074,96
Doorgestort naar E&E 717.375,--
-----------------------
Niet doorgestort (berekening rechtbank) 1.145.699,96
Ontvangen van E&E tbv bouw 305.285,--
Totaal ontvangen (berekening rechtbank) € 1.450.984,96
Betaling crediteuren 991.591,53
-----------------------
Over bij Het Ambachtshuis (“saldo” bij Verspuij) € 459.393,43
[gedaagden] c.s. meent dat het bedrag van € 305.285, ook hier moet worden gecorrigeerd naar € 769.497,14 (zie het bezwaar bij de tegenhanger van deze post bij E&E Duurzaam Bouwen in 3.11.2).
3.11.4.
Resultaat bouw (Pioniers)
Onder “Opbrengsten” (nog steeds blad 3 van prod. 57 [eisers] ):
Opbrengst bouw excl. BTW € 1.482.787,--
Opbrengst meerwerk excl. BTW 205.060,--
Totale opbrengst bouw (berekening rechtbank) € 1.687.787,--
Onder “Kosten”:
Bouwkosten reeds gefactureerd 2.188.794,93
Bouwkosten nog te ontvangen facturen 58.145,07
Bouwkosten meer-minderwerk 205.060,--
Bouwkosten nog te accorderen 119.547,--
Overige kosten (AK Ambachtshuis) 60.162,77
Schadevergoeding 17.500,--
Totale bouwkosten (berekening rechtbank) € 2.649.209,77
-----------------------
Rendement bouw (berekening rechtbank) € -961.422,77
Winst E&E Vastgoed (berekend in 3.11.1) € 741.359,69
-----------------------
Projectresultaat € -220.063,08
Verspuij vermeldt bij de opbrengst van de bouw bedragen exclusief BTW. De totale opbrengst van de bouw, die de rechtbank heeft berekend op € 1.687.787,--, is vermeerderd met 21% BTW € 2.042.222,27. In 3.11.3 is vermeld dat Het Ambachtshuis van de kopers termijnen van € 1.863.074,96 heeft ontvangen. Volgens de berekeningen van [eisers] c.s. (prod. 87 [eisers] blad 4) is dat bedrag inclusief BTW. Dat zou betekenen dat Het Ambachtshuis nog niet alle bouwtermijnen had ontvangen. Onduidelijk is wie het restant van de bouwtermijnen heeft ontvangen en wie de BTW heeft afgedragen.
De “Overige kosten (AK Ambachtshuis)” bestaan volgens Verspuij uit € 10.162,77 voor E&E Duurzaam Bouwen en € 50.000, voor Het Ambachtshuis (zie de kolommen met kasstromen voor die vennootschappen). [eisers] c.s. neemt deze post in zijn berekeningen nog niet mee (prod. 87 [eisers] ), maar merkt daarin wel op dat Verspuij had moeten uitgaan van algemene kosten van 7% van € 218.615, en dat de werkelijke algemene kosten van Het Ambachtshuis hoger waren (tabel onderaan blad 4).
De “Schadevergoeding” bedraagt volgens beide partijen € 9.500, (prod. 87 [eisers] blad 4 en prod. 103 [gedaagden] blad 1).
Wat betreft de uitgaven zal nog duidelijk moeten worden wie welk deel daarvan uiteindelijk feitelijk voor zijn rekening heeft genomen. Uit de opstellingen van Verspuij begrijpt de rechtbank dat Verspuij ervan uitgaat dat Het Ambachtshuis voor haar rekening heeft genomen: bouwkosten van € 991.591,53 (de post “Betaling crediteuren” onder “Kasstromen Ambachtshuis vs E&E Duurzaam Bouwen (…)”, overige kosten van € 50.000, en de schadevergoeding van € 17.500, (beiden in de kolom met de kasstroom Ambachtshuis). Alle andere kosten moeten dan voor rekening van E&E Duurzaam Bouwen en/of vennootschappen van [gedaagden] zijn gekomen.
[gedaagden] c.s. heeft ook nog kosten opgevoerd die na de laatste opstelling van Verspuij zijn gemaakt (prod. 103 [gedaagden] blad 1). [eisers] c.s. betwist deze kosten (rn 74 e.v. dupl.rec.). Deze kosten betreffen:
Afbouwkosten € 199.558,44
Schadevergoeding Bouwgarant 300.000,--
Waarborgsom kopers in depot notaris -97.000,
------------------------
Totaal extra kosten € 402.558,44
Project Roermond
3.12.
Aan de opstelling van Verspuij van 6 maart 2018 (prod. 57 [eisers] blad 2) ontleent de rechtbank de volgende cijfers:
3.12.1.
E&E Vastgoed (Roermond)
Onder “Opbrengsten”:
Opbrengst grond € 3.140.325,
Onder “Kosten”:
Aankoop grond € 1.608.500,--
Projectkosten/ontwikkelingskosten 375.546,21
Totale aankoopkosten (berekening rechtbank) 1.984.046,21
-----------------------
Winst E&E Vastgoed (berekening rechtbank) € 1.156.278,79
[gedaagden] c.s. meldt nog een meeropbrengst van de grond van € 4.129,23 (prod. 102 repl.rec. blad 1), waarmee de opbrengst van de grond volgens de berekening van de rechtbank uitkomt op € 3.144.454,23.
[eisers] c.s. houdt in zijn berekening geen rekening met de Projectkosten/ ontwikkelingskosten (prod. 87 [eisers] blad 4). [gedaagden] c.s. gaat uit van € 396.723,52, omdat nog extra kosten van € 21.177,31 zijn gemaakt (prod. 102 [gedaagden] blad 1). Verspuij heeft de kosten van E&E Vastgoed gespecificeerd in een “Proefbalans Detail” (bladen 9 tot en met 14 voor Roermond).
3.12.2.
E&E Duurzaam Bouwen (Roermond)
Onder “Kasstromen Barkon vs E&E Duurzaam Bouwen (…)”:
Door Barkon doorgestort € 1.929.794,50
Terugbetaald aan Barkon tbv bouw juni 2017-januari 2018 552.955,78
-----------------------
Over bij E&E Duurzaam Bouwen (berekening rechtbank) € 1.376.838,72
Volgens [eisers] c.s. heeft E&E Duurzaam Bouwen € 566.057,71 terugbetaald aan Barkon (rn 177 dagv.). Ook [gedaagden] c.s. heeft dat bedrag van € 566.057,71 genoemd (rn 139 antw.conv./eis rec. en rn 309 repl.rec.), maar elders stelt [gedaagden] c.s. dat in maart 2018 is afgestemd dat Barkon een bedrag van € 721.417, van E&E Duurzaam Bouwen heeft ontvangen (rn 301 repl.rec.).
3.12.3.
Barkon (Roermond)
Onder “Kasstromen Barkon vs E&E Duurzaam Bouwen (…)”:
Ontvangen termijnen van kopers € 2.451.294,50
Doorgestort naar E&E 1.929.794,50
-----------------------
Niet doorgestort (berekening rechtbank) 521.500,
Ontvangen van E&E tbv bouw 552.955,78
Totaal ontvangen (berekening rechtbank) € 1.074.455,78
Betaling crediteuren juni-nov. 2017 552.955,78
Kosten nov.2017 t/m jan. 2018 494.500,--
Totaal betaald (berekening rechtbank) 1.047.455,78
-----------------------
Over bij Barkon (“saldo Barkon” bij Verspuij) € 27.000,--
Volgens [eisers] c.s. heeft de curator in het faillissement van Barkon vastgesteld dat van de kopers totaal € 2.618.856,32 is ontvangen (rn 177 dagv., prod. 65 [eisers] en rn 45 dupl.rec.). Volgens de berekeningen van [eisers] c.s. is dat bedrag inclusief BTW (prod. 87 [eisers] blad 4) [gedaagden] c.s. noemt bedragen van € 2.634.785, (rn 302 en 308 repl.rec. en prod. 109 [gedaagden] ) en € 2.642.000, (rn 309 repl.rec.). Kennelijk zijn partijen het er over eens dat het bedrag van Verspuij van € 2.451.294,50 te laag is, maar over het exacte bedrag verschillen zij nog van mening.
Wat betreft “Ontvangen van E&E tbv bouw” hebben beide partijen andere bedragen genoemd dan het bedrag van € 552.955,78 van Verspuij (zie de tegenhanger van deze post bij E&E Duurzaam Bouwen in 3.12.2).
De betalingen door Barkon aan de crediteuren bedroegen volgens [eisers] c.s. het van E&E ontvangen bedrag van € 566.057,71 plus € 689.061,82 van de termijnen die Barkon van de kopers had ontvangen en die zij niet aan E&E Duurzaam Bouwen had doorgestort (rn 177 dagv.), totaal € 1.245.119,53.
3.12.4.
Resultaat bouw (Roermond)
Onder “Opbrengsten” (nog steeds op blad 2 van prod. 57 [eisers] ):
Opbrengst bouw excl. BTW € 3.110.227,27
Opbrengst meerwerk excl. BTW 148.116,76
Totale opbrengst bouw (berekening rechtbank) € 3.258.344,03
Onder “Kosten”:
Bouwkosten (aanneemsom) 2.686.968,60
Kosten boven budget (begroot) 268.696,86
Bouwkosten meer-minderwerk 148.116,76
Overige kosten 113.690,--
Totale bouwkosten (berekening rechtbank) € 3.217.472,22
-----------------------
Rendement bouw (berekening rechtbank) € 40.871,81
Winst E&E Vastgoed (berekend in 3.12.1) € 1.156.278,79
-----------------------
Projectresultaat € 1.197.150,60
[gedaagden] c.s. heeft de volgende cijfers gepresenteerd (rn 112 repl.rec. en prod. 102 [gedaagden] blad 1), die door [eisers] c.s. worden betwist (rn 75 dupl.rec.)
Opbrengst bouw excl. BTW € 3.110.227,27
Af: Minderopbrengst bouw 112.045,45
Opbrengst meerwerk 148.116,76
Af: Minderopbrengst meer-minderwerk 10.124,83
Totale opbrengst bouw € 3.136.173,75
Bouwkosten (ontvangen facturen) 721.415,66
Kosten boven budget (begroot) 0,--
Bouwkosten meer-minderwerk 0,--
Overige kosten 113.690,--
Overige kosten (Roermond voor 35% gereed) -65.000,--
Kosten verdere afbouw door [gedaagden] c.s. 3.265.784,32
Kosten nog niet geboekt 254.640,--
Totale bouwkosten € 4.290.530,36
-----------------------
Rendement bouw € -1.154.356,61
Winst E&E Vastgoed € 1.139.230,71
-----------------------
Projectresultaat € -15.125,90
De rechtbank constateert dat de totale opbrengst van de bouw van € 3.258.344,03 exclusief BTW volgens Verspuij en € 3.136.173,75 volgens [gedaagden] c.s. hoe dan ook hoger is dan het totaalbedrag van de bouwtermijnen die Barkon van de kopers heeft ontvangen (zie 3.12.3: volgens Verspuij € 2.451.294,50, volgens [eisers] c.s. € 2.618.856,32 en volgens [gedaagden] € 2.634.785, of € 2.642.000,). Het is voor de rechtbank niet duidelijk wie het verschil heeft ontvangen en wie de BTW heeft afgedragen die de kopers aan Barkon hebben betaald.
Wat betreft de uitgaven zal nog duidelijk moeten worden wie welk deel daarvan feitelijk voor zijn rekening heeft genomen. Uit de opstellingen van Verspuij begrijpt de rechtbank dat Verspuij ervan uitgaat dat Barkon voor haar rekening heeft genomen: bouwkosten van € 1.047.455,78 (het totaal (betaald) dat in 3.12.3 is berekend van twee posten onder “Kasstromen Barkon vs E&E Duurzaam Bouwen (…)”) en overige kosten van € 100.000, (onder “Kosten” bij de kolom op blad 2 prod. 57 [eisers] met kasstroom Barkon; het restant van € 13.690, betrof volgens de kolom met kasstroom E&E Duurzaam Bouwen kosten van E&E Duurzaam Bouwen). Alle andere kosten moeten dan voor rekening van E&E Duurzaam Bouwen en/of vennootschappen van [gedaagden] zijn gekomen.
Op de overige kosten van Barkon van € 100.000, brengt [gedaagden] c.s. € 65.000, in mindering omdat nog maar 35% van de bouw gereed was (prod. 102 [gedaagden] blad 1 rij 31). [eisers] c.s. neemt deze post in zijn berekeningen nog niet mee (prod. 87 [eisers] blad 4), maar merkt daarin wel op dat Verspuij had moeten uitgaan van algemene kosten van 7% van € 262.890, en dat de werkelijke algemene kosten van Barkon hoger waren (tabel onderaan blad 4).
Wat betreft de bouwkosten is onduidelijk wat Verspuij verstaat onder de post “Bouwkosten (aanneemsom)” ad € 2.686.968,80. Barkon was met [gedaagde sub 3] BV een aanneemsom van € 3.251.000, overeengekomen (3.5 vonnis 4 november 2020). [eisers] c.s. meldt bij de post “Bouwkosten (aanneemsom) “basiscalculatie” (prod. 87 [eisers] blad 17 onder Kosten, laatste kolom). De rechtbank neemt daarom aan dat Verspuij doelt op de bouwkosten zoals die waren begroot toen Barkon de overeenkomst met [gedaagde sub 3] BV sloot. Verspuij zal er daarom bij “Kosten boven budget (begroot)” van zijn uitgegaan dat de werkelijke bouwkosten 10% hoger lagen dan oorspronkelijk begroot. De rechtbank begrijpt dat [gedaagden] c.s. in zijn berekeningen niet uitgaat van de oorspronkelijk begrote bouwkosten plus 10%, maar begint te rekenen met de facturen van € 721.415,66 die Barkon in de visie van [gedaagden] c.s. naar E&E Duurzaam Bouwen mocht sturen overeenkomstig het puntenstelsel dat met [gedaagde sub 3] BV was overeengekomen en dat afhankelijk was van de voortgang van de bouw (3.6 vonnis 4 november 2020). Daarbij telt [gedaagden] c.s. de bouwkosten op die hij zelf heeft gemaakt om het project af te maken nadat Barkon de bouw had opgeschort.
3.13.
De rechtbank verwacht dat partijen het na een toelichting van Verspuij eens kunnen worden over een aantal posten van de projecten Pioniers en Roermond en dat partijen in ieder geval voor een deel van de resterende posten in staat zullen zijn bewijsmateriaal aan te leveren, zoals overzichten van bankrekeningen en facturen. Het is niet de bedoeling van de rechtbank dat partijen al vóór de komende comparitie alle stukken toesturen waarover zij beschikken, maar alleen dat zij op die eerste comparitie opgeven welke van hun bezwaren zij met welk bewijsmateriaal kunnen onderbouwen. De rechtbank zal daarna beslissen welk bewijsmateriaal in het geding mag worden gebracht. Denkbaar is wel dat partijen tevoren al bepaalde stukken toesturen, waarvan het zinvol is dat Verspuij op de eerste comparitie op die stukken reageert. Partijen kunnen uiterlijk twaalf weken voor de zitting aan de rechtbank voorstellen doen over dergelijke stukken. Ook kunnen zij andere praktische voorstellen doen.
3.14.
De rechtbank zal later beslissen wat de gevolgen zijn als een partij een bezwaar niet of maar beperkt met bewijsstukken kan onderbouwen. Na overlegging van het bewijsmateriaal dat door de rechtbank wordt toegestaan, zal de rechtbank definitief beslissen over eventuele correcties van de cijfers van Verspuij over de projecten Pioniers en Roermond. Daarna zal een berekening moeten worden gemaakt van de bedragen die de vennootschappen die bij die twee projecten betrokken waren, nog aan elkaar moeten afdragen. Ook zal een berekening moeten worden gemaakt van de rendementen die bij die twee projecten zijn behaald.
3.15.
De rechtbank zal na de eerste comparitie ook een beslissing geven over de rendementen die zijn behaald met andere gezamenlijke projecten die in de eindafrekening moeten worden betrokken. Die projecten worden later in dit vonnis besproken.
3.16.
Vervolgens zal een berekening voor de eindafrekening moeten worden gemaakt. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich op de eerste comparitie uit te laten over de wijze van uitvoering van die berekening. Zo is bijvoorbeeld denkbaar dat hiervoor een (goedkoper) nieuw deskundigenbericht wordt bevolen of dat Verspuij voor het rekenwerk wordt ingeschakeld. In beide gevallen ligt het voor de hand dat partijen ieder de helft van de kosten van de eindafrekening voorschieten, omdat gelet op de rechtsgevolgen waar partijen zich op beroepen, in conventie de bewijslast op [eisers] c.s. rust en in reconventie op [gedaagden] c.s.. Als [eisers] c.s. zijn helft van de kosten van de eindafrekening niet wil of kan voorschieten, dan zal de rechtbank daaraan in conventie de consequenties verbinden die zij geraden acht. In dat geval zal [gedaagden] c.s. de kosten van de eindafrekening volledig moeten voorschieten, omdat ook (een deel van) zijn vorderingen in reconventie afhankelijk zijn van die eindafrekening.
3.17.
Partijen kunnen zich op de eerste comparitie ook uitlaten over de andere kwesties die in de eindafrekening moeten worden betrokken. Verspuij kan een toelichting geven op de kwesties die hij heeft opgevoerd op bladen 4 en 5 van zijn spreadsheets (prod. 57 [eisers] ). Mocht de rechtbank onvoldoende informatie hebben, dan zal zij daaraan de consequenties verbinden die zij geraden acht.
3.18.
Verspuij heeft in ieder geval meegenomen de algemene kosten van E&E Vastgoed en E&E Duurzaam Bouwen die Verspuij op verzoek van [gedaagden] c.s. heeft verwerkt in zijn opstellingen van 6 maart 2018 (prod. 57 [eisers] blad 4). ) [eisers] c.s. betwist de personeelskosten van HDM (door Verspij gespecificeerd op de bladen 15 en 16 van prod. 57 [eisers] ), omdat het gaat om kosten die [gedaagden] c.s. ten onrechte vanuit HDM heeft doorberekend aan de samenwerking en waarvoor hij pas in de avond van 6 maart 2018 facturen van HDM aan E&E Vastgoed van totaal € 501.033,68 heeft ingeboekt die door [eisers] c.s. worden betwist (rn 77 e.v. dagv.). Kosten van HDM zijn volgens [eisers] c.s. bovendien eigen algemene kosten van [gedaagden] c.s. die gedekt worden door de managementvergoedingen die Earth & Eternity ontvangen heeft (rn 117 onder D dagv.). Partijen zullen zich kunnen uitlaten over de vraag of de personeelskosten van HDM in de eindafrekening moeten worden betrokken.
3.19.
Uit de eindafrekening zal moeten volgen wat de bij de samenwerking betrokken vennootschappen nog van elkaar te vorderen hebben in verband met de financiële afspraken die tussen partijen waren gemaakt. Verder zal daaruit moeten volgen welk resultaat de gezamenlijke onderneming heeft gehaald in de periode tot 1 juli 2018 en hoe dat resultaat verdeeld moet worden volgens de verdeelsleutel: eerst 10% voor zowel Vironi als Earth & Eternity als vergoeding voor hun werk en van het restant 25% voor Vironi en 75% voor Earth & Eternity.
3.20.
De rechtbank zal in een volgend vonnis beslissen over het standpunt van [gedaagden] c.s. dat de overeengekomen maandelijkse managementfees voor Vironi een voorschot waren op de 10% van de winst waarop Vironi volgens die verdeelsleutel aanspraak kon maken als vergoeding voor haar werk (5.7 tussenvonnis 4 november 2020). Dat is een kwestie waarop het deskundigenbericht geen betrekking had. Dit geschilpunt is nog niet mondeling behandeld. Het zal daarom aan de orde komen op de tweede comparitie van partijen voor de mondelinge behandeling van geschilpunten die op 8 juni 2020 nog niet mondeling zijn behandeld.
De opzegging door [gedaagden] c.s.
3.21.
De deskundige moest ook onderzoeken of Het Ambachtshuis en Barkon al vóór december 2017 aanneemsommen van kopers hebben achtergehouden en zo ja, waaraan [eisers] c.s. het achtergehouden bedrag heeft besteed (aan kosten voor gezamenlijke projecten, aan kosten voor eigen projecten en/of aan privé uitgaven). Verder had de deskundige moeten onderzoeken waaraan [eisers] c.s. de aanneemsommen heeft besteed die Het Ambachtshuis en Barkon vanaf december 2017 hebben achtergehouden.
3.22.
[eisers] c.s. zal op de eerste comparitie van partijen moeten opgeven welk bewijsmateriaal hij kan aanleveren over het tijdstip waarop Het Ambachtshuis en Barkon zijn gestopt met het doorstorten van aanneemsommen van de kopers en over de besteding van de achtergehouden bedragen.
3.23.
De rechtbank zal later beslissen of de opzegging door [gedaagden] c.s. al dan niet terecht was. Als de opzegging terecht was, geldt Vironi in beginsel als “bad leaver”. Vironi moet dan haar aandelen in E&E Duurzaam Bouwen en Euro Steel Framing verkopen voor de nominale waarde van € 5.320,. Als de opzegging door [gedaagden] c.s. niet terecht was, dan geldt Vironi als “good leaver” en moet die koopprijs worden vastgesteld op de economische waarde van die aandelen. De rechtbank heeft aangekondigd dat zij dan daarvoor waarschijnlijk in een later vonnis een nieuwe deskundige zou benoemen (5.10 vonnis 4 november 2020). Partijen zullen zich op de eerste comparitie van partijen moeten uitlaten over alternatieven voor een deskundigenrapport.
3.24.
De beslissing of de opzegging door [gedaagden] c.s. al dan niet terecht was, is ook nog van belang voor de beslissing of de opschorting van de bouw door [eisers] c.s. en de ontbinding door Vironi al dan niet terecht waren.
De allocatie van kosten
3.25.
Het deskundigenonderzoek had geen betrekking op het verwijt van [gedaagden] c.s. over de allocatie van kosten, dat van belang is voor zowel de opzegging door [gedaagden] c.s. als vordering 6 van [gedaagden] c.s. in reconventie. Dit verwijt is nog niet mondeling behandeld. De rechtbank zal partijen daarom in de gelegenheid stellen zich op de tweede comparitie van partijen nader over deze kwestie uit te laten.
De opschorting van de bouw
3.26.
[eisers] c.s. heeft als eerste reden voor de opschorting van de bouw opgegeven dat E&E Duurzaam Bouwen was gestopt met betalingen uit het depot aan Het Ambachtshuis en Barkon waarmee die hun leveranciers en onderaannemers moesten betalen. Ook in dit verband moest de deskundige onderzoeken of Het Ambachtshuis en Barkon al vóór december 2017 zijn gestopt met de doorbetaling aan E&E Duurzaam Bouwen van de aanneemsommen die zij van de kopers hadden ontvangen. Hiervoor in 3.22 heeft de rechtbank al aangegeven dat [eisers] c.s. moet opgeven welk bewijsmateriaal hij kan aanleveren over dat tijdstip.
3.27.
[eisers] c.s. heeft als tweede reden voor de opschorting van de bouw opgegeven dat [gedaagden] c.s. weigerde om aan [eisers] c.s. een bedrag van € 405.354, voor o.a. managementfees te betalen. De rechtbank heeft al beslist dat [eisers] c.s. terecht heeft geklaagd over de weigering van [gedaagden] c.s. om € 190.000, excl. BTW en € 229.900, incl. BTW te betalen (5.50 vonnis 4 november 2020). Het hangt van de combinatie met andere omstandigheden af of de niet-betaling van dat bedrag de opschorting van de bouw kon rechtvaardigen (5.52 vonnis 4 november 2020). Het is mogelijk dat dit bedrag in de eindafrekening geheel of gedeeltelijk moet worden gecorrigeerd, als de rechtbank het standpunt van [gedaagden] c.s. volgt over de verhouding tussen de verdeelsleutel en de managementfees (3.19 en 3.20 van dit vonnis en 5.34 vonnis 4 november 2020).
3.28.
De rechtbank moet nog beslissen over de aanspraak van [eisers] c.s. op € 50.000, excl. BTW en € 60.500, incl. BTW voor de managementfees over januari 2017 tot en met mei 2017 (5.35 e.v. vonnis 4 november 2020). Dat hangt af van de financiële situatie in januari 2018. Volgens de jaarrekening van E&E Vastgoed over 2017 (prod. 135 [gedaagden] ) heeft E&E Vastgoed over 2017 een verlies geleden van € 309.344, voor belastingen en stond de financiële situatie daarom geen betaling van deze managementfees toe. [eisers] c.s. meent echter dat de winst in die jaarrekening door creatief boekhouden is verlaagd (rn 78 e.v. dupl.rec.).
3.29.
De deskundige moest ook de cijfers van E&E Vastgoed over 2017 onderzoeken. De rechtbank acht het een redelijke oplossing dat de accountant die de jaarrekening heeft opgesteld, reageert op de bezwaren van [eisers] c.s.. Zij laat het aan [gedaagden] c.s. over of hij een schriftelijke verklaring van deze accountant overlegt dan wel de accountant meeneemt naar de eerste comparitie.
3.30.
De accountant moet reageren op de volgende bezwaren van [eisers] c.s.:
  • De post “Voorziening bouwkosten project Urban Suites Roermond” van € 1.030.190,‑- (pagina 20) is niet onderbouwd, is niet tussen partijen overeengekomen en hoort niet in deze jaarrekening thuis. (Ook voor de rechtbank is niet duidelijk waarom bouwkosten aan de orde zijn bij een vennootschap die zich niet met de bouw bezig houdt maar alleen met de aan- en verkoop van grond.)
  • Hetzelfde geldt voor de post “Doorbelaste salariskosten” van € 534.824,‑- (pagina 20), waarmee [gedaagden] c.s. door middel van HDM en/of andere vennootschappen projectgelden aan zichzelf heeft uitbetaald. Ook als het om legitieme kosten zou gaan, had [gedaagden] c.s. die kosten uit zijn winstaandeel van 10% moeten betalen. (Voor de rechtbank is niet duidelijk welke vennootschap deze salariskosten om welke redenen aan E&E Vastgoed heeft doorbelast.)
  • Het veel te lage banksaldo van E&E Vastgoed is ook veroorzaakt door de onttrekkingen in rekening-courant door Earth & Eternity BV en [gedaagde sub 3] BV (pagina 17, respectievelijk € 853.340, en € 10.500,).
3.31.
De deskundige moest onderzoeken of Het Ambachtshuis en Barkon op 5 maart 2018 over voldoende liquide middelen beschikten om de gezamenlijke projecten te kunnen voortzetten. [eisers] c.s. zal op de eerste comparitie moeten aangeven over welk bewijsmateriaal hij in dat verband beschikt.
3.32.
De deskundige moest ook onderzoeken over welke liquide middelen E&E Vastgoed en E&E Duurzaam Bouwen op 5 maart 2018 beschikten. [gedaagden] c.s. zal op de eerste comparitie moeten aangeven over welk bewijsmateriaal hij in dat verband beschikt.
De ontbinding door Vironi
3.33.
Aan de deskundige waren geen vragen voorgelegd in verband met de gedeeltelijke ontbinding van de aandeelhoudersovereenkomst door Vironi bij brief van 2 februari 2018. De beslissing over die ontbinding hangt onder andere af van de vraag of [gedaagden] c.s. de samenwerking al dan niet terecht heeft opgezegd (5.53 vonnis 4 november 2020). De rechtbank houdt de beslissing over de ontbinding opnieuw aan tot na de beslissing over de opzegging.
De door [eisers] c.s. gevorderde schadevergoedingen
3.34.
De rechtbank houdt de beslissing over de schadevergoedingen die [eisers] c.s. primair en subsidiair vordert, opnieuw aan (5.54 en 5.56 vonnis 4 november 2020).
3.35.
De deskundige moest onderzoek doen naar de stelling van [eisers] c.s. dat [gedaagden] c.s. grote bedragen uit E&E Duurzaam Bouwen en E&E Vastgoed heeft weggesluisd naar HDM en [gedaagde sub 3] BV (5.57 vonnis 4 november 2020). De rechtbank zal [eisers] c.s. in de gelegenheid stellen om op de eerste comparitie van partijen op te geven over welk bewijsmateriaal hij beschikt in verband met deze stelling.
3.36.
Het deskundigenonderzoek had geen betrekking op het verwijt van [eisers] c.s. dat [gedaagde sub 3] BV wanprestatie heeft gepleegd omdat zij instond voor de betalingen aan Barkon en daarmee bij [eisers] c.s. de verwachting heeft gewekt dat [gedaagde sub 3] BV voor financiering zou zorgen (5.58 vonnis 4 november 2020). De rechtbank houdt de beslissing daarover opnieuw aan.
3.37.
Het deskundigenonderzoek had geen betrekking op de stelling van [eisers] c.s. dat [gedaagden] en Earth & Eternity als bestuurders aansprakelijk zijn (5.59 vonnis 4 november 2020). De rechtbank houdt de beslissing daarover opnieuw aan.
3.38.
De comparitie van partijen van 8 juni 2020 was beperkt tot de gestelde verplichtingen tot schadevergoeding. De aard en de omvang van de schade zijn daarop niet besproken. Dat kunnen partijen alsnog doen op de tweede comparitie van partijen die in dit vonnis wordt bevolen.
De door [gedaagden] c.s. gevorderde schadevergoedingen
3.39.
Het deskundigenonderzoek had geen betrekking op de algemene schadevergoeding die [gedaagden] c.s. onder 12 vordert (5.60). De rechtbank houdt de beslissing daarover opnieuw aan tot na de beslissing over de opzegging door [gedaagden] c.s.. Als deze schadevergoeding in beginsel toewijsbaar blijkt, zal de rechtbank beslissen of zij de begroting van deze schade naar de schadestaatprocedure verwijst zoals [gedaagden] c.s. vordert, dan wel die schade meeneemt in de eindafrekening door de extra kosten in die eindafrekening voor rekening te brengen van de partij die door de rechtbank verantwoordelijk wordt geacht voor de opschorting van de bouw (5.61 vonnis 4 november 2020).
3.40.
Het deskundigenbericht had geen betrekking op vordering 6 van [gedaagden] c.s. in verband met de allocatie van kosten (5.62 vonnis 4 november 2020). Deze kwestie zal op de tweede comparitie van partijen worden besproken (3.25 van dit vonnis).
3.41.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich op de tweede comparitie nader uit te laten over vordering 10 van [gedaagden] c.s. in verband met de onbevoegde en dus onrechtmatige vertegenwoordiging door [eisers] van E&E Duurzaam Bouwen (5.63 vonnis 4 november 2020). Die vertegenwoordiging is alleen nog aan de orde geweest als reden voor de opzegging.
3.42.
De comparitie van partijen van 8 juni 2020 was beperkt tot de gestelde verplichtingen tot schadevergoeding. De aard en de omvang van alle schadevorderingen van [gedaagden] c.s. zijn daarop niet besproken. Dat kunnen partijen alsnog doen op de tweede comparitie van partijen die in dit vonnis wordt bevolen.
Andere vorderingen
3.43.
De andere vorderingen zijn nog niet mondeling behandeld. Partijen kunnen zich hierover nader uitlaten op de tweede comparitie.
3.44.
Dit betreft in conventie:
  • B: subsidiaire vorderingen 1 en 2;
  • C: de vorderingen ii tot en met vii;
  • E: de vordering tot opheffing van de beslagen.
3.45.
Dit betreft in reconventie:
  • vordering 8;
  • vordering 11.
3.46.
De rechtbank gaat er daarbij van uit dat alle niet genoemde vorderingen al voldoende mondeling zijn behandeld in het kader van de hoofdgeschilpunten die op de eerdere comparitie van partijen van 8 juni 2020 aan de orde zijn geweest. Mocht een partij menen dat een bepaald aspect van een vordering nog niet voldoende is besproken, dan kan hij dat aspect aan de orde stellen. Herhalingen van stellingen worden echter niet op prijs gesteld.
.
De gezamenlijke projecten
3.47.
De rechtbank heeft in het vonnis van 4 november 2020 (5.65 e.v.) beslist:
  • In de eindafrekening moeten de gezamenlijke projecten worden betrokken waarvan al voor 1 juli 2018 met de bouw was gestart of in ieder geval E&E Vastgoed het vastgoed voor het project had gekocht. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met inkomsten en uitgaven van na die datum.
  • Gezamenlijke projecten die op 1 juli 2018 nog in voorbereiding waren en waarvan de aankoop en bouw pas na 1 juli 2018 hebben plaatsgevonden, worden niet in de eindafrekening meegenomen. Deze projecten spelen alleen een rol bij de door [eisers] c.s. gevorderde schadevergoeding in verband met gederfde winst uit toekomstige projecten en/of de waardering van de aandelen van Vironi in E&E Duurzaam Bouwen.
3.48.
De rechtbank heeft in het vonnis van 4 november 2020 (5.72 e.v.) beslist dat de volgende projecten gezamenlijk waren en in de eindafrekening moeten worden betrokken:
  • Project 1: Budel-Schoot, Stribosch Hof;
  • Project 12: Mundo Verde, Mallorca;
  • Project 22: Gorinchem, Familie [naam] .
3.49.
De volgende projecten zijn door de rechtbank als gezamenlijk aangemerkt, maar de deskundige moest nog onderzoeken of met de uitvoering van deze projecten voor of na 1 juli 2018 is begonnen:
  • Project 10: Heythuysen;
  • Project 13: Boxtel (Dommelhof);
  • Project 14: Liempde (Het Klompenhof);
  • Project 15: Nieuwegein Hof van Jutphaas;
  • Project 16: Nieuwbouw Veghels Buiten;
  • Project 17: Venray;
  • Project 18: Asten (Het Zonnehof);
  • Project 20: Marconilaan Nieuwegein (Eco Comfort Suites);
  • Project 21: Lage Heide, Dommelen;
  • Project 23: Woongroep Nuenen.
3.50.
Voor de volgende projecten moet de rechtbank nog beslissen of het een gezamenlijk project was. De deskundige moest rapporteren of deze projecten zijn doorgegaan en zo ja, wanneer met de uitvoering daarvan is begonnen. Het betreft:
  • Project 5: Ernst Casimirstraat/Wilhelminaplein Roermond (eerste straat);
  • Project 8: Sunweb Challenge Centra Sittard (Sun Village);
  • Project 11: Wilhelminaplein/Ernst Casimirstraat Roermond (tweede straat).
3.51.
Het volgende project is niet doorgegaan en speelt daarom geen rol bij de eindafrekening en ook niet bij de schadevergoeding die [eisers] c.s. vordert in verband met gederfde winst bij toekomstige projecten en/of de waardering van de aandelen van Vironi:
- Project 19: Geldrop.
3.52.
Beide partijen moeten op de eerste comparitie van partijen aangeven over welk bewijsmateriaal zij beschikken in verband met de status van de projecten genoemd onder 3.49 en 3.50. Uit dat bewijsmateriaal zal moeten blijken of deze projecten zijn doorgegaan en zo ja, of met de uitvoering is gestart voor of na 1 juli 2018.
3.53.
In verband met de projecten genoemd onder 3.50 zullen beide partijen op de eerste comparitie moeten opgeven over welk bewijsmateriaal zij beschikken in verband met de vraag of het om een gezamenlijk project ging.
3.54.
Voor zover de projecten genoemd onder 3.48 en de projecten genoemd onder 3.49 en 3.50 gezamenlijke projecten blijken te zijn die zijn gestart voor 1 juli 2018, zullen deze in de eindafrekening moeten worden betrokken. De deskundige had de cijfers van die projecten moeten onderzoeken. Het gaat hier om cijfers waarover alleen [gedaagden] c.s. beschikt. De rechtbank zal [gedaagden] c.s. daarom in een later stadium (nadat is beslist over de projecten onder 3.49 en 3.50) in de gelegenheid stellen een overzicht op te stellen van de inkomsten en uitgaven per project. Beide partijen zullen op de eerste comparitie van partijen moeten aangeven welk bewijsmateriaal zij zouden kunnen overleggen.
3.55.
De projecten die pas na 1 juli 2018 zijn gestart, zijn alleen van belang voor de schadevergoeding die [eisers] c.s. vordert omdat hij als gevolg van de beëindiging van de samenwerking zijn aandeel in de toekomstige winst van die samenwerking heeft gemist. De cijfers van deze projecten zijn alleen van belang als de rechtbank in een later vonnis beslist dat [gedaagden] c.s. de samenwerking ten onrechte heeft opgezegd. De rechtbank is voornemens om in dat geval niet de exacte cijfers van de projecten vast te stellen, maar deze schadevergoeding te schatten. Partijen zullen zich op de tweede comparitie van partijen kunnen uitlaten over feiten en omstandigheden die voor die schatting van belang zullen blijken.
Conclusie
3.56.
De rechtbank zal twee comparities van partijen bevelen (2.3, 3.8 en 3.20). Omdat zittingen van deze rechtbank op dit moment op lange termijn worden gepland, zal de rechtbank ook al direct een datum vaststellen voor de tweede comparitie, die tenminste vier weken na de eerste comparitie zal worden gepland. De griffie zal daarvoor schriftelijk drie mogelijke combinaties van twee data aan de advocaten van partijen voorstellen, waaruit die advocaten in onderling overleg kunnen kiezen. Aan het einde van de eerste comparitie zal de rechtbank met partijen bespreken of de tweede comparitie eventueel moet worden uitgesteld tot een latere datum of tot na een volgend vonnis. Op de twee comparities zal de rechtbank ook de mogelijkheden voor of een gehele of gedeeltelijke schikking onderzoeken.
3.57.
Op de eerste comparitie zal het volgende worden besproken:
- over welk bewijsmateriaal beschikken partijen ter onderbouwing van hun bezwaren tegen de eindafrekening van Verspuij (3.8); [gedaagden] c.s. wordt uitgenodigd Verspuij mee te nemen naar de eerste comparitie; partijen mogen dat bewijsmateriaal nog niet overleggen, tenzij het zinvol is dat Verspuij op bepaalde stukken kan reageren; partijen kunnen daarover uiterlijk twaalf weken voor de eerste comparitie voorstellen doen en kunnen ook andere praktische voorstellen doen (3.13);
  • de wijze van uitvoering van de eindafrekening (3.16)
  • de andere kwesties die in de eindafrekening moeten worden betrokken (3.17);
  • partijen kunnen zich uitlaten over de vraag of de personeelskosten van HDM in de eindafrekening moeten worden betrokken (3.18);
  • over welk bewijsmateriaal beschikt [eisers] c.s. in verband met het tijdstip waarop Het Ambachtshuis en Barkon zijn gestopt met het doorstorten van aanneemsommen en over de besteding van de achtergehouden bedragen (3.22 en 3.26);
  • partijen kunnen zich uitlaten over alternatieven voor een deskundigenbericht in verband met de economische waarde waarop Vironi recht heeft als zij een good leaver blijkt (3.23);
  • [gedaagden] c.s. kan een schriftelijke verklaring overleggen van de accountant die de jaarrekening van E&E Vastgoed over 2017 heeft opgesteld of die accountant meenemen naar de eerste comparitie (3.29);
  • over welk bewijsmateriaal beschikt [eisers] c.s. in verband met de liquide middelen van Het Ambachtshuis en Barkon op 5 maart 2018 (3.31);
  • over welk bewijsmateriaal beschikt [gedaagden] c.s. in verband met de liquide middelen van E&E Vastgoed en E&E Duurzaam Bouwen op 5 maart 2018 (3.32);
  • over welk bewijsmateriaal beschikt [eisers] c.s. in verband met zijn stelling over het wegsluizen van grote bedragen uit E&E Vastgoed en E&E Duurzaam Bouwen naar HDM en [gedaagde sub 3] BV (3.35);
  • over welk bewijsmateriaal beschikken partijen in verband met het doorgaan van andere projecten en/of de start van de uitvoering van die andere projecten waarbij dat nog ter discussie staat (3.52);
  • over welk bewijsmateriaal beschikken partijen in verband met de vraag of de andere projecten gezamenlijk waren voor zover daarover nog moet worden beslist (3.53);
  • over welk bewijsmateriaal beschikken partijen in verband met de inkomsten en uitgaven van de andere projecten die in de eindafrekening moeten worden betrokken (3.54).
3.58.
Op de tweede comparitie kunnen partijen zich nader uitlaten over de volgende onderwerpen:
  • het standpunt van [gedaagden] c.s. dat de managementfees voor Vironi een voorschot waren op het aandeel van Vironi van 10% volgens de verdeelsleutel (3.20);
  • het verwijt van [gedaagden] c.s. over de allocatie van kosten, in het kader van zowel de opzegging door [gedaagden] c.s. als vordering 6 van [gedaagden] c.s. (3.25 en 3.40);
  • de aard en omvang van alle schadevorderingen van [eisers] c.s. (3.38);
  • vordering 10 van [gedaagden] c.s. in verband met onbevoegde vertegenwoordiging (3.41)
  • de aard en omvang van alle schadevorderingen van [gedaagden] c.s. (3.42);
  • de overige vorderingen die op de eerdere comparitie nog niet zijn behandeld (3.43 e.v.);
  • de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de schatting van de eventuele schadevergoeding voor [eisers] c.s. in verband met toekomstige projecten (3.55).

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
4.1.
beveelt twee verschijningen van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het bespreken van de onderwerpen zoals genoemd in 3.57 en 3.58 en ter beproeving van een minnelijke regeling, op de terechtzitting van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te
’sHertogenboschaan de Leeghwaterlaan 8,
4.2.
bepaalt dat [eisers] en [gedaagden] dan in persoon aanwezig moeten zijn en dat de overige partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
4.3.
bepaalt dat de griffie direct na dit vonnis drie combinaties van twee data met een tussenliggende periode van minimaal vier weken voor de twee comparities aan de advocaten van partijen zal voorstellen en dat de advocaten daarna aan de griffie moeten berichten welke combinatie van data hun voorkeur heeft,
4.4.
bepaalt dat na de vaststelling van de tijdstippen van de twee comparities deze in beginsel niet zullen worden gewijzigd,
4.5.
wijst partijen er op, dat voor de twee zittingen telkens de hele dag zal worden uitgetrokken,
4.6.
bepaalt dat partijen uiterlijk twaalf weken voor de eerste comparitie praktische voorstellen kunnen doen zoals besproken in 3.13,
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels, mr. C. Schollen-den Besten en mr. K.A. Maarschalkerweerd en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.