ECLI:NL:RBOBR:2022:5025

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
01/186182-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van vuurwapens en munitie in woning met onttrekking van verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van twee gebruiksklare vuurwapens en munitie in zijn woning. De verdachte, geboren in 2000 en thans preventief gedetineerd, werd op 27 juli 2022 in Veghel aangehouden. Tijdens een doorzoeking van zijn woning werden twee vuurwapens, een Ekol Volga en een Tokarev T33, aangetroffen, samen met munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte zich niet kon verweren tegen de beschuldigingen, aangezien hij zich op zijn zwijgrecht beriep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke macht had over de wapens en munitie, die zich binnen handbereik bevonden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van de wapens en munitie, en heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.186182.22
Datum uitspraak: 15 november 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 2000,
wonende te [adres 1] ,
thans preventief gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2022.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij,
op of omstreeks 27 juli 2022 te Veghel, gemeente Meierijstad, in elk geval in Nederland,
- een of meer wapen(s) als bedoeld in Categorie III, onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten:
-> een vuurwapen van het merk Ekol, model Volga, kaliber 9 mm P.A. en/of
-> een vuurwapen van het merk Tokarev, model T33, kaliber 7,65x25mm,
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een pistool en/of
- munitie, te weten 10 kogelpatronen,
in elk geval (een) vuurwapen(s) en/of munitie in de zin van categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte twee vuurwapens en (bijbehorende) munitie voorhanden heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een kaal voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie. Onder verwijzing naar pagina’s 279-280 van het dossier stelt de raadsman dat er hooguit 8 kogelpatronen voorhanden zouden zijn. Ten aanzien van de beantwoording van de vraag of de wapens en munitie zich binnen de machtssfeer van verdachte bevonden refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
In het onderzoek “Maserati” zijn schietincidenten, die op 15, 16, 20 en 22 juli 2022 in Oss plaatsvonden, door de politie onderzocht [2] .
Van verdachte werd vermoed [3] dat hij betrokken was bij deze reeks schietpartijen [4] .
Onder leiding van de rechter-commissaris vond in dat kader een doorzoeking plaats in de woning [adres 2] te Veghel, zijnde het woonadres van verdachte. Zijn aldaar aanwezige moeder vertelde dat haar zoon al enige tijd bij een haar onbekende vriend sliep [5] .
Op het adres [adres 3] te Veghel werd vervolgens binnengetreden en daar werd verdachte aangehouden [6] . Verdachte zat op dat moment op een bank. Voor die bank stond een salontafel en op de onderste plank van die tafel werden [7] twee handvuurwapens aangetroffen.
In het vuurwapen van het merk Ekol bevonden zich twee patronen in de patroonhouder.
In het vuurwapen van het merk Tokarev bevonden zich zes patronen in de patroonhouder [8] .
De wapens van het merk Ekol [9] en Tokarev [10] zijn allebei nader omschreven en gecategoriseerd als vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Beide wapens zijn bemonsterd [11] en deze bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek. Op beide wapens is DNA van minimaal twee personen aangetroffen, waarvan een relatief grote hoeveelheid DNA (afgeleid DNA-hoofdprofiel) van verdachte [verdachte] en een relatief kleine hoeveelheid DNA minimaal één onbekende persoon. Op de patroonhouder is DNA aangetroffen van minimaal een man, te weten van verdachte [verdachte] aangetroffen. De bewijskracht wordt door het NFI aldus omschreven, dat de DNA-mengprofielen op de wapens elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. Ten aanzien van de bewijskracht van het DNA op het patroonmagazijn wordt door het NFI gerelateerd dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat het aangetroffen DNA afkomstig is van verdachte, dan van een andere persoon, al dan niet verwant aan verdachte. [12]
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat beide vuurwapens in het zicht van verdachte lagen. Weliswaar op de onderste plank van de tafel die op korte afstand stond van de bank waarop verdachte zat, maar niet verborgen of aan het zicht onttrokken. Het aantreffen van DNA van verdachte op beide vuurwapens, alsmede op een van de patroonmagazijnen, duidt er bovendien op dat verdachte de beide vuurwapens in handen heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat van de verdachte daarvoor een redelijke verklaring mag worden verlangd.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en daarmee die redelijke verklaring niet gegeven. De rechtbank is dan ook van oordeel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de wapens en munitie aanwezig heeft gehad en dat hij ook over die wapens en munitie heeft kunnen beschikken.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 27 juli 2022 te Veghel, gemeente Meierijstad,
- wapens als bedoeld in Categorie III, onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten:
-> een vuurwapen van het merk Ekol, model Volga, kaliber 9 mm P.A. en
-> een vuurwapen van het merk Tokarev, model T33, kaliber 7,65x25mm,
zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool en
- munitie, als bedoeld in categorie III, te weten 8 kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank leest in de tenlastelegging in dat sprake is van munitie als bedoeld in categorie III van de Wet Wapens en munitie. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een kennelijke verschrijving die verbeterd kan worden gelezen. Niet is gebleken dat verdachte door deze verschrijving niet wist waartegen hij zich diende te verweren.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest wordt opgelegd.
Voorts dienen de onder verdachte in beslag genomen en op de lijst van inbeslaggenomen goederen vermelde verdovende middelen te worden onttrokken aan het verkeer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat wat betreft de strafmaat aansluiting dient te worden gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten betreffende het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden per wapen. Over de afdoening van het beslag op de verdovende middelen heeft de raadsman zich niet uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij de doorzoeking van de woning waar verdachte verbleef zijn twee gebruiksklare vuurwapens en munitie aangetroffen die onder onmiddellijk handbereik (van verdachte) waren. De in de wapens/patroonhouders aangetroffen munitie was van een voor de vuurwapens geschikt kaliber. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens en munitie brengt grote veiligheidsrisico's met zich mee en vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad dat zwaar dient te worden bestraft.
Gelet op de plaatsen waar de wapens zijn aangetroffen acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte een gebruiksklaar wapen binnen handbereik wilde hebben. Dat is een zeer zorgelijke situatie, die de rechtbank verdachte ernstig aanrekent.
Verdachte heeft voorts op geen enkel moment enige vorm van verantwoording afgelegd voor het in bezit hebben van de vuurwapens, daar waar dat redelijkerwijs van hem verwacht had mogen worden. Hij heeft zich telkens op zijn zwijgrecht beroepen. Deze proceshouding rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning, wordt als uitgangspunt van denken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden – per vuurwapen – passend geacht. Verdachte had echter twee vuurwapens, beide geladen (maar niet doorgeladen) met geschikte munitie, binnen handbereik voorhanden in de woning waarin hij verbleef. Deze omstandigheden weegt de rechtbank, in strafverzwarende zin, mee.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank zal derhalve een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen en deze goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
57 Wetboek van Strafrecht
26, 55 Wet wapens en munitie
13a, Opiumwet.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Onttrekking aan het verkeervan de volgende onder verdachte in beslag genomen verdovende middelen:
- cocaïne (goednummmer 1960730);
- amfetamine (goednummmer 1960740);
- amfetamine (goednummmer 1960069);
- een blok cocaïne (goednummmer 1960067).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 15 november 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, met zakendossiernummer 2022156732.1, afgesloten d.d. 28 juli 2022, aantal bladzijden: 162.
2.Proces-verbaal blz. 8
3.TCI-proces-verbaal blz. 119-122 en MMA-meldingen blz. 123-129
4.Proces-verbaal blz. 9-10,
5.Proces-verbaal van bevindingen blz. 192
6.Proces-verbaal van aanhouding blz. 50
7.Proces-verbaal blz. 108
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning Hoofdstraat 49a, blz. 279-280
9.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie blz. 311
10.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie blz. 312
11.Proces-verbaal vooronderzoek lab blz. 290 en 293
12.Rapport NFI d.d. 19 september 2022, blz. 2-3