Op 31 oktober 2022 heeft de rechter-commissaris in de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen naar aanleiding van aanvullende onderzoekswensen die door de verdediging zijn ingediend in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1962. De verdediging had op 20 september 2022 deze wensen ingediend, waarna de officier van justitie op 10 oktober 2022 zijn standpunt kenbaar maakte. De onderzoekswensen werden op 27 oktober 2022 voorgelegd aan de rechter-commissaris. De wensen betroffen onder andere een verzoek van het Openbaar Ministerie van 16 februari 2021 en de beslissing van de rechter-commissaris van 17 februari 2021.
De rechter-commissaris heeft de eerste onderzoekswens afgewezen, omdat uit het proces-verbaal bleek dat er geen sprake was van een 'categorie B' aanvraag, maar van een 'categorie A' aanvraag, waarbij geen lijst met zoekwoorden vereist is. De tweede onderzoekswens werd afgewezen omdat deze niet onderbouwd was. De derde wens, om de drie zaaksofficieren van justitie te horen als getuige, werd eveneens afgewezen. De rechter-commissaris concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat het Openbaar Ministerie een onjuiste voorstelling van zaken had gegeven en dat er geen reden was om de vorderingen tot verlenging af te wijzen.
De beslissing werd genomen in het kader van de strafzaak waarin de verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij georganiseerde criminaliteit en gewoontewitwassen, met gebruik van de Sky-ECC applicatie. De rechter-commissaris benadrukte dat de inhoud van de Franse rechterlijke beslissingen geen reden vormde om de vorderingen van het Openbaar Ministerie af te wijzen. De uitspraak werd gedaan te 's-Hertogenbosch op 31 oktober 2022.