Bewijs ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op gronden vermeld in het op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het ten laste gelegde. Ter onderbouwing van dit pleidooi heeft de verdediging overeenkomstig de pleitnota aangevoerd dat verdachte de arbeidsovereenkomsten slechts liet ondertekenen en dat zij niet wist wat ondertekend werd, omdat zij geen Nederlands kon. Daarom is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet als (mede)pleger of feitelijk leidinggevende van dit feit kan worden aangemerkt.
Het oordeel van de rechtbank.
1.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een arbeidsovereenkomst, DOC-010-01, p. 950-952:
(p. 950): Nul-urenovereenkomst voor bepaalde tijd.
Ondergetekenden [bedrijf 1] , gevestigd te [vestigingsadres 1] , vertegenwoordigd door [medeverdachte] , verder te noemen ‘werkgever’ en [slachtoffer 4] , verder te noemen ‘werknemer’.
Werknemer treedt met ingang van 18-10-2015 tot 19-04-2016 bij werkgever in dienst.
Werknemer ontvang brutosalaris van 8,92 euro per gewerkt uur.
De werknemer heeft maandelijks recht op de uitbetaling van niet genoten vakantiedagen en recht op een vakantietoeslag van 8% over het feitelijk genoten brutosalaris.
Op 18-10-2015
Handtekening
[slachtoffer 4] – handtekening
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een arbeidsovereenkomst, DOC-041-01, p. 1102:
Nul-urenovereenkomst voor bepaalde tijd.
Ondergetekenden, [bedrijf 1] , gevestigd te [vestigingsadres 1] , vertegenwoordigd door [medeverdachte] , verder te noemen ‘werkgever’ en [slachtoffer 5] , verder te noemen ‘werknemer’.
Werknemer treedt met ingang van 04-08-2014 tot 04-02-2015 bij werkgever in dienst.
Werknemer ontvang brutosalaris van 8,92 euro per gewerkt uur.
De werknemer heeft maandelijks recht op de uitbetaling van niet genoten vakantiedagen en recht op een vakantietoeslag van 8% over het feitelijk genoten brutosalaris.
Op 04-08-2014
Handtekening – handtekening
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een arbeidsovereenkomst, DOC-042-01, p. 1109:
Nul-urenovereenkomst voor bepaalde tijd.
Ondergetekenden, [bedrijf 1] , gevestigd te [vestigingsadres 1] , vertegenwoordigd door [medeverdachte] , verder te noemen ‘werkgever’ en [slachtoffer 6] , verder te noemen ‘werknemer’.
Werknemer treedt met ingang van 12-08-2014 tot 12-02-2015 bij werkgever in dienst.
Werknemer ontvang brutosalaris van 8,92 euro per gewerkt uur.
De werknemer heeft maandelijks recht op de uitbetaling van niet genoten vakantiedagen en recht op een vakantietoeslag van 8% over het feitelijk genoten brutosalaris.
Op 12-08-2014
Handtekening – handtekening
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een salarisstrook, DOC-009-07, p. 937:
Loonafrekening (01-03-2016 t/m 31-03-2016)
[bedrijf 2]
[vestigingsadres 1]
Dhr. [slachtoffer 3]
[adres slachtoffer 3]
Basisuurloon 9,26
Uit te betalen 818,65
Salaris op uurbasis 102,50 uur normaal tarief 949,15
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een salarisstrook, DOC-047-07, p. 1140:
Loonafrekening (01-01-2014 t/m 31-01-2014)
[bedrijf 1]
[vestigingsadres 2]
Basisuurloon 9,03
Uit te betalen 1.035,79
Salaris op uurbasis 135,00 uur normaal tarief 1219,05
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een salarisstrook, DOC- 049-07, p. 1155:
Loonafrekening (25-08-2015 t/m 31-08-2015)
[bedrijf 2]
[vestigingsadres 1]
Basisuurloon 9,16
Uit te betalen 425,90
Salaris op uurbasis 48,00 uur normaal tarief 439,68
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 2, Sv, te weten het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] (G-008-03), p. 439-444, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 441): [slachtoffer 3] en ik zijn op 18 oktober 2015 weer gaan werken voor [bedrijf 1] . Er was afgesproken dat we 35 euro per dag zouden krijgen. Wat in het contract stond weet ik niet. We tekenden iets wat in het Nederlands was opgesteld. We vroegen niet naar verdere afspraken. De rest is niet veranderd zei [verdachte] . [verdachte] liet ons het contract tekenen.
We moesten werken vanaf openingstijd tot sluitingstijd. Dit was vanaf 9 uur ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds. We hadden niet echt pauze. Soms werd er na 8 uur doorgewerkt. Als er genoeg mensen waren om te werken konden we een vrij dag krijgen. Als ik een dag niet werkte, kreeg ik niet uitbetaald.
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 2, Sv, te weten het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5] , G-013-01, p. 466-479, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 469): Ik ben in juli 2014 in Nederland geweest. Ik verbleef drie maanden. Het doel was om daar te gaan werken bij een autowasserette, [bedrijf 1] in Eindhoven. Ik ben samen met mijn vrouw [slachtoffer 6] afgereisd. Toen we aan het werk begonnen, betaalden ze ons € 30,- per dag, waarbij we 12 volle uren 7 dagen per week werkten, zonder vrije dag.
Ze betaalden ons een keer per maand contant. Over het geld beschikte een Hongaarse vrouw, genaamd [verdachte] . [verdachte] betaalde ons.
(p. 470): We hebben documenten ondertekend. [verdachte] zei tegen ons, zonder uit te leggen over de inhoud, dat het een arbeidsovereenkomst was. Ik heb kennis genomen van DOC-041-01. Dat is niet mijn handtekening. De periode die daarin staat vermeld is onjuist, het aangegeven bedrag als uurloon is ook onjuist. Wij hebben geen uurloon afgesproken, maar dagloon. (p. 471): [verdachte] noteerde wie er kwam werken en wie er afwezig was. Ik heb nooit vakantiegeld ontvangen.
9. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 2, Sv, te weten het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] , G-014-01, p. 480-484, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 483): Ik ben in juli 2014 in Nederland geweest. Ik verbleef er drie maanden. Het doel was om daar te gaan werken bij een autowasserette, genaamd [bedrijf 1] in Eindhoven. Ik ben destijds met mijn man [slachtoffer 5] afgereisd. Voor ons vertrek naar Nederland hebben we begrepen dat de betaling voor het werk dat we moeten verrichten € 40,- per persoon per 8-uur durende werkdag is. Toen we aan het werk waren begonnen, betaalden ze ons € 30,- per dag, waarbij we 12 volle uren en zeven dagen per week werkten, zonder vrije dag. Ze betaalden ons een keer per maand, contant. Over het geld beschikte een Hongaarse vrouw [verdachte] . [verdachte] betaalde ons.
(p. 484): We hebben documenten ondertekend. [verdachte] zei tegen ons, zonder uit te leggen over de inhoud, dat het een arbeidsovereenkomst was.
Ik heb kennis genomen van DOC-042-01. Dat is niet mijn handtekening. De periode die daarin staat vermeld is onjuist. Het aangegeven bedrag als uurloon is ook onjuist. We hebben geen uurloon afgesproken, maar dagloon. In de periode vermeld in het document was ik in Bulgarije. Ik heb nooit vakantiegeld ontvangen.
10. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 2, Sv, te weten het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] (G-007-03), p. 418-423, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 421): Mij wordt de salarisstroken DOC-009-07 getoond. De handtekening op DOC-009-07 is niet van mij. De handtekeningen op DOC-009-02, 03 en 05 zijn wel van mij. Ik moest tekenen zonder dat ik de tekst had gezien. Niet tekenen, geen geld. Ik moest van [verdachte] tekenen. Ik werkte 280 tot 300 uren per maand. De uren vermeld op de loonstrook komen niet overeen met de door mij gewerkte uren.
11: Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 2, Sv, te weten het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7] , G-018-01, p. 547-557, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 555): D-011-01 herken ik als een van de notitieboekjes dat [verdachte] bijhield. Wij werden op grond hiervan betaald. Ik kreeg geen vakantiegeld. Ik kreeg geen enkele keer een salarisspecificatie.
DOC-047-02-3 t/m DOC-047-09 staan op mijn naam, maar ik heb deze nooit gezien. Ik heb niet zo veel salaris gekregen. Ik kreeg 700 euro als salaris. Ik kreeg 450 euro contant.
12. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 2, Sv, te weten het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8] , G-020-01, p. 585-594, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 593): Op salarisspecificatie DOC-049-07 kloppen noch periode noch het aantal gewerkte uren, noch mijn salaris, noch dat ik vakantiegeld zou hebben gekregen. Ik kreeg geen vakantiegeld en mijn verdiensten waren ook niet zoals daar staat.
13. Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een tapgesprek, DOC-034-01, p. 1054, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Beller I. [verdachte] , gebelde [medeverdachte] :
[verdachte] : Het geld is niet genoeg voor [persoon 1] . Het salaris voor hem.
[medeverdachte] : Hoeveel moet je hem dan geven?
[verdachte] : Vijfhonderd twee.
[medeverdachte] : Ja, en vergeet niet er vijftig af te halen he?
[verdachte] : Ik heb de vijftig er al afgehaald.
[medeverdachte] : En heb je de huur er ook al afgetrokken?
[verdachte] : Ja, de huur moet ik voor hem terugbetalen. Zal ik dan van mijn geld pakken?
[medeverdachte] : Ja pak het maar van jezelf.
14. Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een tapgesprek, DOC-034-02, p. 1055, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Beller I. [verdachte] , gebelde [medeverdachte]
[verdachte] : [persoon 2] was hier. [persoon 3] was hier. Hij zegt dat ik moet betalen voor die 10 dagen.
: Heb je geteld hoeveel dagen hij heeft gewerkt?
[verdachte] : Ja, hij heeft elf dagen gewerkt.
: En hij vraagt nog steeds?
[verdachte] : Hij zegt dat hij vandaag het geld wil ophalen.
: Geef hem maar als je het hebt.
[verdachte] : Ik heb het wel.
: Schrijf op wat je hem hebt betaald.
[verdachte] : Doe ik.
15. Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een tapgesprek, DOC-034-03, p. 1056, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Beller: [verdachte] , gebelde: [medeverdachte]
[verdachte] : [medeverdachte] . [persoon 4] vraagt of hij 50e uro kan krijgen en [persoon 5] vraagt of hij 100 euro kan krijgen.
: Ja.
[verdachte] : Beide?
: Ja.
16. Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een tapgesprek, DOC-034-04, p. 1057, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Beller: [persoon 6] , gebelde: [verdachte]
[persoon 6] : Ik heb poen nodig. Moet ik naar jullie toe?
: Ik weet het niet want [medeverdachte] heeft gezegd dat de jongen ook geen geld krijgen, omdat het nog twee dagen duurt tot het betaaldag is.
[persoon 6] : Maar ik heb de hele maand niets opgenomen en ik heb het nodig.
: ik weet het niet.
[persoon 6] : Moet ik haar bellen?
: Ja. Probeer haar maar.
17. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] (V-005-01), p. 233-234, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 233): Ik in het geld als de manager er niet is. Mijn manager is [medeverdachte] .
(p. 234): [medeverdachte] regelt de administratie. Als [medeverdachte] er niet is controleer ik het identiteitsbewijs van de nieuwe werknemer. [medeverdachte] maakt de verdeling wie er werkt. Vooraf wordt gezegd hoe lang iemand moet werken. We hebben een programma waar we invoeren hoe veel auto’s we hebben gewassen. Als [medeverdachte] er niet is, voer ik de gegevens in.
18.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G010-01), p. 453-454, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 453)
De werkzaamheden die [persoon 7] voor [bedrijf 1] uitvoert zijn beperkt tot het uitdraaien van de
loonstroken, de loonaangife bij de Belastingdienst en het maken van de loonjournaalpost. Tevens doen wij 1 keer per kwartaal opgave aan [bedrijf 3] .
Genoemde werkzaamheden worden uitgevoerd op basis van de administratieve gegevens die door [bedrijf 1] , in de persoon van [medeverdachte] worden aangeleverd. De administratieve gegevens worden altijd per mail aangeleverd en bestaan uit een kopy van het legitimatiebewijs, een loonbelastingverklaring en een arbeidsovereenkomst, die door [medeverdachte] zelf worden gemaakt.
Ook het aantal gewerkte uren worden door [medeverdachte] per mail aangeleverd.
(…).
De uitgedraaide loonstroken worden door ons weer per mail teruggestuurd naar [medeverdachte] .
Valselijk opmaken of vervalsen en oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.
In het procesdossier bevinden zich diverse arbeidsovereenkomsten en salarisstroken, waaronder de arbeidsovereenkomsten en salarisstroken genoemd in de tenlastelegging. De rechtbank overweegt dat kan worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde documenten valselijk en in strijd met de waarheid zijn opgemaakt. Ten aanzien van de arbeidsovereenkomsten geldt immers dat de periodes waarop de overeenkomsten van toepassing zouden zijn, het daarin vermelde uurloon en het te ontvangen vakantiegeld in werkelijkheid niet overeenkwamen met de feitelijke situatie , zoals de personen genoemd in de arbeidsovereenkomsten daaromtrent hebben verklaard. Deze verklaringen worden onder meer ondersteund door de gegevens uit de schriftjes van [verdachte] waarin het aantal gewerkte dagen en de bijbehorende maandelijkse verdiensten per werknemer werden bijgehouden (DOC-011-01 en DOC-012-01). Daarnaast geldt ten aanzien van de salarisstroken genoemd in de tenlastelegging dat ook die een uurloon bevatten dat niet strookt met het dagloon van € 30,- of € 35,- dat aan de werknemers werd uitbetaald; en bovendien de betreffende werknemers in werkelijkheid minder loon kregen uitbetaald dan op de salarisspecificaties stond vermeld
De rechtbank stelt vast dat de valse arbeidsovereenkomsten en loonstroken werden gebruikt met het oogmerk om de documenten als echt en onvervalst te gebruiken. Deze documenten strekten ertoe om de schijn op te houden van een legale arbeidsconstructie waarin zou worden voldaan aan de wettelijke vereisten, zoals uitbetaling van een wettelijk vastgelegd minimumloon en het voldoen van werkgeverslasten. De rechtbank acht daarom het wettelijk vereiste oogmerk om de lezer van de documenten te misleiden, wettig en overtuigend bewezen.
Opzet en medeplegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft verklaard dat zij nieuwe medewerkers voor [bedrijf 1] wierf via advertenties. Dit volgt ook uit het dossier. Verder informeerde verdachte nieuwe werknemers onder andere over de salarissen van € 30,- of € 35,- per dag en de werktijden. Daarnaast hield verdachte bij wie welke dag had gewerkt en betaalde zij salarissen en voorschotten aan werknemers contant uit, waarover zij contact onderhield met medeverdachte [medeverdachte] . Het telefoonnummer van verdachte is gedurende een periode van circa 1.5 maand getapt en daaruit blijkt dat zij in die periode veelvuldig contact onderhield met medeverdachte [medeverdachte] over onder meer de inzet van personeel, het opmaken van contracten, en de daadwerkelijke uitbetaling van het salaris en voorschotten. Ook blijkt uit de verklaringen van meerdere getuigen ( [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] ) dat verdachte nieuwe medewerkers arbeidsovereenkomsten liet ondertekenen, terwijl zij wist dat het om arbeidsovereenkomsten ging. Ook liet zij volgens getuige [slachtoffer 3] hem een salarisspecificatie ondertekenen terwijl de tekst afgedekt was.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat verdachte wist dat in elk geval de salarissen zoals vermeld in de arbeidsovereenkomsten niet strookten met de werkelijkheid, zodat zij wist dat deze vals waren en er dus sprake is van opzet. Dat die arbeidsovereenkomsten in het Nederlands waren en verdachte destijds slecht Nederlands sprak, doet daaraan niet af, gelet op de omstandigheid dat de salarissen in cijfers stonden uitgedrukt.
Ten aanzien van de loonstroken stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] wist dat de gegevens die zij aanleverde bij de salarisadministratie en op basis waarvan de loonstroken werden gemaakt, vals waren.
De rechtbank dient voorts te beoordelen of sprake is van medeplegen. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Niet is vereist dat de verdachte alle bestanddelen van het delict verwezenlijkt.
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen, blijkt dat er een nauwe en bewuste samenwerking was tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met betrekking tot de administratie van [bedrijf 1] en de uitbetaling van salarissen aan werknemers. Verdachte heeft een materiële bijdrage geleverd aan het tot stand brengen van documenten die – naar zij wist - onjuiste informatie bevatten en die opgenomen werden in de administratie van de onderneming, zodat sprake is medeplegen.