In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 19 oktober 2022, heeft de eiseres in verzet, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verzet aangetekend tegen vijf dwangbevelen die door de ambtenaar belast met de invordering zijn opgelegd. De eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen waar de dwangbevelen betrekking op hebben en heeft beroep ingesteld tegen de beslissingen op bezwaar, maar dit beroep is nog niet beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres het verkeerde bestuursorgaan heeft gedagvaard, namelijk de heffingsambtenaar in plaats van de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd. Hierdoor heeft de rechtbank de eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank oordeelt dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, maar dat de eiseres niet de juiste partij heeft aangeklaagd. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, de Heffingsambtenaar van de Belasting samenwerking Oost-Brabant (BSOB), begroot op € 1.793,00, en heeft de eiseres in de kosten veroordeeld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door rechter mr. E.C. Zandman.