ECLI:NL:RBOBR:2022:4543

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
21/1614
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de beëindiging van de WIA-uitkering. Eiser, die eerder een WIA-uitkering ontving vanwege een arbeidsongeschiktheid van 65-80%, kreeg op 6 november 2020 te horen dat zijn uitkering per 7 januari 2021 zou worden stopgezet, omdat hij volgens het UWV slechts 31,28% arbeidsongeschikt was. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het UWV, dat zijn bezwaar ongegrond had verklaard.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsarts had eiser onderzocht en op basis van de medische gegevens en eigen bevindingen vastgesteld dat er geen nieuwe objectiveerbare medische feiten waren die zouden leiden tot een andere inschatting van eisers belastbaarheid. Eiser voerde aan dat zijn medische situatie slechter was dan het UWV had aangenomen en dat hij meer beperkingen had dan in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) was opgenomen.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser voor 31,28% arbeidsongeschikt was en dat de WIA-uitkering terecht was beëindigd. Eiser had niet voldoende medische onderbouwing geleverd om de conclusies van de verzekeringsartsen te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om de beëindiging van zijn uitkering ongedaan te maken. De proceskosten werden niet vergoed, aangezien eiser in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1614

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. B.N. van Driel).

Procesverloop

Met het besluit van 6 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 7 januari 2021 beëindigd, omdat eiser vanaf 6 november 2020 31,28% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 8 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser had een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van
65-80%. Eiser heeft gemeld dat zijn gezondheid per 3 januari 2020 is verslechterd en het UWV heeft vervolgens een herbeoordeling gedaan van eisers arbeidsgeschiktheid.
2. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vier functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 68,72% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering meer krijgen.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Eiser is het niet met het UWV eens. Eiser voert aan dat zijn medische situatie slechter is dan het UWV heeft aangenomen. Eiser heeft meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 31,28% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op
6 november 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

6. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
7. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en informatie opgevraagd bij de huisarts. Zij heeft beschreven dat bij de beoordeling onder andere rekening is gehouden met haar bevindingen op het spreekuur, de gegevens in het dossier, de ontvangen informatie van de huisarts en wat eiser haar zelf heeft verteld (anamnese).
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
9. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
10. De verzekeringsarts acht de aangenomen beperkingen van 2018 ongewijzigd van toepassing. Zij stelt dat duidelijk is dat eiser toegenomen klachten ervaart voor de reeds bekende medische problematiek ten opzichte van de herbeoordeling van 2018, maar dat er medisch geen nieuwe objectiveerbare medische feiten zijn die leiden tot het aannemen van toegenomen beperkingen. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat de nieuwe klachten bestaan uit nachtelijke tintelingen van de handen. Deze nieuwe diagnose leidt niet tot het aannemen van beperkingen in arbeid, omdat een nachtspalk rechts voldoende soelaas geeft en er overdag geen evidente klachten aanwezig zijn. Cardiaal is sprake van een stabiele situatie. De hartritmestoornissen blijven spelen, wat volgens de verzekeringsarts enige energetische klachten kan onderbouwen. De gonartrose is progressief van aard. Eiser krijgt hiervoor injecties in de linkerknie en draagt een brace met enig effect op de klachten. De reeds bij de herbeoordeling in 2018 aangenomen beperkingen zijn passend bij de huidige situatie en de ervaren toegenomen klachten leiden niet tot het aannemen van toegenomen beperkingen. Eiser ervaart een toename van de schouderklachten rechts, echter zonder bijkomend medisch substraat. Voor de nekklachten is geen sprake van beperkingen, nu de oorzaak van deze klachten volgens de verzekeringsarts door de huidige behandelaar en bij huidig onderzoek waarschijnlijk voor het merendeel in de myogene component liggen. Over de astma en de OSAS concludeert de verzekeringsarts dat er een stabiel beeld is met medicatie en een beugel. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Zij heeft toegelicht dat in bezwaar geen medische gegevens zijn verkregen waaruit zou kunnen of moeten blijken dat de aard en de ernst van de afwijkingen evident ernstiger zijn dan vastgesteld door de verzekeringsarts. Niet is gebleken dat er sprake is van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld en niet is gebleken dat sprake is van ernstige longproblematiek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat gelet op de diverse aandoeningen en beschreven afwijkingen gesteld kan worden dat eiser is aangewezen op fysiek niet al te zware inspanningen. De aangenomen beperkingen voldoen hier volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan. Na heroverweging van de beschikbare medische gegevens kan zij niet concluderen dat de functionele mogelijkheden en beperkingen van eiser onjuist zijn ingeschat.
12. Eiser voert aan dat in de FML ten onrechte te weinig beperkingen zijn aangenomen voor fysieke inspanningen en voor zijn psychische gesteldheid. Uit het dossier blijkt dat eiser al jaren met lichamelijke klachten te maken heeft. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij psychische problematiek ontwikkeld heeft, omdat hij al jaren met lichamelijke klachten te maken heeft. Dat hij psychische problemen heeft ontwikkeld blijkt ook uit het feit dat zijn zoon, vanwege eiser, ook psychische problemen heeft gekregen en daarvoor zelfs psychische hulp heeft moeten inschakelen.
13. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
14. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. De schatting is gebaseerd op de volgende functies:
- ( sbc-code 315133) medewerker post;
- ( sbc-code 315100) teamondersteuner;
- ( sbc-code 315173) callcenter medewerker.
15. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geoordeeld dat deze functies inderdaad geschikt zijn voor eiser.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij altijd met zijn handen heeft gewerkt en geen affiniteit met kantoorwerk heeft. Eiser voert daartoe aan dat voor de functie van medewerker post nogal wat computerkennis is vereist. In deze functie dient er veelvuldig gescand en gemaild te worden. Dat geldt ook voor de functie van teamondersteuner. Eiser vindt ook dat zijn schrijf- en spreekvaardigheden onvoldoende zijn om de functie van callcenter medewerker deugdelijk te kunnen uitvoeren.
Eiser vindt dat ten onrechte door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is aangenomen dat er vanuit medisch oogpunt geen belemmeringen bestaan voor het besturen van een motorvoertuig. Dit is niet door de verzekeringsarts beoordeeld en de arbeidsdeskundige gaat hier ten onrechte van uit. Eiser is verder van mening dat het UWV de signalering met betrekking tot overbelasting onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
16. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 1 juni 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Hij heeft toegelicht dat eiser bij alle geduide functies voldoet aan de vereiste krachten en/of bekwaamheden en dat er in de geduide functies geen specifieke computer/telefoonvaardigheden worden geëist. Eiser is het daar niet mee eens, maar onderbouwt dat niet.
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 1 juni 2021 ook toegelicht dat eiser in het bezit is van een rijbewijs B en dat er vanuit medisch oogpunt geen belemmeringen bestaan voor het besturen van een motorvoertuig. Eiser stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit niet heeft beoordeeld. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beoordeeld wat de beperkingen van eiser zijn, en deze beperkingen heeft neergelegd in de FML. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens gekeken of de functies gelet op de aangenomen beperkingen geschikt zijn voor eiser en geconstateerd dat er geen medische belemmeringen bestaan voor het besturen van een motorvoertuig.
In het aanvullende rapport van 7 september 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nader toegelicht waarom eiser voldoende schrijf- en spreekvaardigheden bezit om de functie van callcenter medewerker uit te voeren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geeft aan dat eiser aan het gevraagde opleidingsniveau voldoet, geen beperkingen heeft op de aspecten schrijven, spreken en/of het werken met toetsenbord en muis, hij in staat is meerdere malen telefonisch contact op te nemen met het klantcontactcentrum en zijn vraag daar helder uit te leggen. Daarnaast heeft eiser al zijn opleidingen in Nederland gevolgd waar van hem verwacht wordt zichzelf zowel schriftelijk als mondeling in de Nederlandse taal uit te drukken. Ook licht de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toe dat eiser meerdere banen heeft gehad waarvoor hij diende te solliciteren. Binnen die werkzaamheden moest hij zich ook in de Nederlandse taal zowel schriftelijk als mondeling kunnen uitdrukken. Ten slotte is eiser volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in staat om zowel schriftelijk als via de computer aanvragen in te dienen of vragen te stellen over zijn uitkering.
18. De toelichtingen van de arbeidskundige bezwaar en beroep zijn voor de rechtbank begrijpelijk en voldoende.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op
6 november 2020 met de middelste van de geduide functies 68,72% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende, zodat eiser voor de overige 31,28% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

20. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 7 januari 2021 terecht stopgezet. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.