ECLI:NL:RBOBR:2022:4500

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
71/097859-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine met gebruik van EncroChat

Op 18 oktober 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De zaak kwam aan het licht door het gebruik van de versleutelde communicatie-app EncroChat, waaruit bleek dat de verdachte en zijn mededaders betrokken waren bij de handel in verschillende soorten harddrugs, waaronder APAAN, BMK, metamfetamine en MDMA. De tenlastelegging omvatte onder andere het medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van feiten die in strijd zijn met de Opiumwet, meermalen gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten, gebaseerd op de inhoud van chatberichten en andere bewijsmiddelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een geldboete van 30.000 euro, subsidiair 185 dagen hechtenis. De rechtbank overwoog dat de verdachte een prominente rol speelde in de drugshandel en dat zijn handelen grote risico's met zich meebracht voor de volksgezondheid en veiligheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.097859.22
Datum uitspraak: 18 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 1984,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 oktober 2022.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 september 2022. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
(ONDER MEER ZAAKSDOSSIER 1)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 te Eindhoven en/of één of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- (ongeveer) 575 kilo, althans een hoeveelheid, APAAN (en/of MAPA en/of APAA) aangekocht en/of voorhanden gehad en/of (vervolgens) vervoerd en/of laten vervoeren naar de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1] en/of (vervolgens) voornoemde hoeveelheid APAAN (en/of MAPA en/of APAA) door de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1] laten omzetten naar BMK en/of de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1] betaald voor het omzetten van voornoemde APAAN (en/of MAPA en/of APAA) naar BMK en/of (vervolgens) (ongeveer) 337 liter, althans een hoeveelheid, BMK voorhanden gehad en/of vervoerd en/of laten vervoeren en/of
- een of meerdere zogenaamde cryptotelefoon(s) voorhanden gehad en/of
- (via deze cryptotelefoon(s)) met een of meer anderen (uitgebreid) (op overige wijze) gecommuniceerd over de (overige) productie en/of aankoop en/of verkoop en/of het vervoer van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (pre-)precursoren daarvan en/of
- een of meer laboranten en/of (overige) personen voor de productie en/of het vervoer van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (pre-)precursoren daarvan geregeld en/of aangestuurd en/of laten regelen en/of laten aansturen, althans getracht te (laten) regelen en/of aansturen en/of
- een of meer (overige) hoeveelheid/hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen en/of hardware ten behoeve van de vervaardiging van voornoemd(e) middel(en) gekocht en/of verkocht en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of geregeld en/of vervoerd en/of laten vervoeren en/of het concrete voornemen tot die/dat aankoop en/of verkoop en/of bestelling en/of voorhanden hebben en/of regelen en/of vervoer geuit;
T.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan de gebruiker van het [accountnaam 2] en/of de gebruiker van het [accountnaam 3] ) en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(ZAAKSDOSSIER 2)
- (ongeveer) 5 kilo van een materiaal bevattende metamfetamine en/of 1 kilo van een materiaal bevattende cocaïne en/of
(ZAAKSDOSSIER 3)
- (ongeveer) 11 kilo van een materiaal bevattende MDMA en/of 10.000 XTC-pillen, althans een (tweede) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of 5 kilo metamfetamine en/of
(ZAAKSDOSSIER 4)
- (ongeveer) 6 kilo van een materiaal bevattende metamfetamine,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of cocaïne en/of MDMA, zijnde (telkens) metamfetamine en/of cocaïne en/of MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijswaardering.

Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van de tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
A.
De bewijsmiddelen.
In bijlage I heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
B.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Verweren
De verdediging heeft met betrekking tot het bewijs aangevoerd:
dat het bewijsminimum niet wordt gehaald, omdat het bewijs uitsluitend afkomstig is van de Encrochat-hack;
dat er onvoldoende bewijs is voor het bestanddeel “een materiaal bevattende metamfetamine/cocaïne/MDMA", omdat er geen testresultaten, zintuiglijke waarnemingen of gebruikerservaringen zijn die bevestigen dat het om deze stoffen gaat;
dat de inhoud van de chatberichten onvoldoende houvast geven voor welke conclusie ten aanzien van het ten laste gelegde dan ook;
dat de omstandigheid dat verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept, niet gebruikt kan worden om het bewijsgat te dichten, omdat het bewijs in zijn geheel tekort schiet.
De rechtbank bespreekt de verweren in willekeurige volgorde in haar bewijsoverweging.
Duiding van de chatberichten.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, bieden de chatberichten naar het oordeel van de rechtbank voldoende houvast om conclusies te trekken ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank verenigt zich met de uitleg die de politie heeft gegeven aan de termen die in de chatberichten worden gebruikt. De rechtbank gaat er dus vanuit dat verdachte met andere Encrochatgebruikers communiceerde over Apaa(n) (“Ap”), BMK (“b”), methamfetamine (“Ice”), MDMA (“M”), contant geld (“pap”) en duizendtallen (“d” of “k”). Deze duiding is ook in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere Opiumwetzaken, de omstandigheid dat middels versleutelde berichten is gecommuniceerd, de samenhang tussen de chatberichten en de afbeeldingen die bij sommige chatberichten zijn gevoegd.
Aanwijzingen dat in de chatberichten over andere zaken wordt gesproken dan precursoren en (de bereiding van) verdovende middelen, ontbreken. Verdachte heeft ook niet ontkend of ontkracht dat de chatberichten over precursoren en (de bereiding van) verdovende middelen gingen. Verdachte heeft zich namelijk beroepen op zijn zwijgrecht. Dat laatste benoemd de rechtbank niet “om een bewijsgat te dichten”, maar als argument om geen andere betekenis toe te kennen aan de chatberichten dan de meest voor de hand liggende.
Anders dat de raadsman heeft betoogd staat het feit dat geen van de stoffen waar in de chatberichten over wordt gesproken in beslag is genomen en is getest, niet aan een bewezenverklaring in de weg. Op basis van de in de chatberichten genoemde ingrediënten en substanties, het herkenbare productieproces, de afgeschermde werkwijze (met versleutelde berichten, verborgen identiteiten en stashplekken) en de hoogte van de met de stoffen gemoeide geldbedragen is het naar het oordeel van de rechtbank namelijk evident dat de berichten daadwerkelijk over de hiervoor genoemde stoffen gingen.
Specifiek ten aanzien van feit 1.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte en [persoon 1] in de periode van 30 maart 2020 tot en met 5 mei 2020 gesprekken voerden over de levering van Apaa(n) / Mapa, de productie van BMK en – in verband daarmee – de betaling van contante geldbedragen.
In de chatberichten tussen verdachte ( [alias] ) en [persoon 1] wordt gesproken over “400 poeder”, “beste verhouding om onze ap te smelten op zwavel?”, “app”, “ruwe b”, “vergeet chauf niet pap mee te geven”, “geef hem alvast 10d mee”, “dat die b goed is”.
Bij sommige chatberichten zijn foto’s gevoegd, bijvoorbeeld van een maatbeker met vloeistof (p. 239) als wordt gesproken over “12,5 ltr ruwe b” en van een bol met daarin een vloeistof (p. 257) als wordt gesproken over “Zo ziet b nou uit in elk geval”.
De rechtbank leidt uit de chatberichten af dat er in totaal 575 kilogram Apaa(n) / Mapa door verdachte is geleverd aan [persoon 1] . Immers, op 1 april 2020 zegt verdachte tegen [persoon 1] dat hij hem ( [persoon 1] ) vrijdag (rechtbank: 3 april 2020) 400 kilogram (Apaan) gaat geven. Uit berichten van 6 april 2020 t/m 9 april 2020 blijkt vervolgens dat [persoon 1] met die Apaan BMK is gaan produceren. Vervolgens blijkt dat de chauffeur van verdachte op 14 april 2020 175 kilogram Apaan aan [persoon 1] leverde.
Ook is uit de chatberichten op te maken dat [persoon 1] uiteindelijk 337 liter BMK heeft geproduceerd. Deze BMK is uiteindelijk telkens door chauffeurs van verdachte bij [persoon 1] opgehaald. Uit berichten blijkt immers dat op 9 april 2020 40 liter BMK is opgehaald, op 14 april 2020 80 liter, op 17 april 2020 90 liter en 23 op april 2020 127 liter. Het komt de rechtbank overigens ook niet vreemd voor dat [persoon 1] van de in totaal 575 kilogram Apaa(n) / Mapa zo’n 337 liter BMK heeft geproduceerd.
Hier gingen grote geldbedragen mee gemoeid. Zo geeft verdachte op 9 april 2020
€ 10.000,00 mee aan zijn (verdachtes) chauffeur voor [persoon 1] . Op 14 april 2020 zegt verdachte dat hij “bij zijn ouwe” € 11.000,00 heeft afgegeven en hij vraagt [persoon 2] (één van zijn chauffeurs) om dat geld alvast op te halen. Verdachte zal de rest dan morgen geven. Daarna vinden op 19 april en 30 april 2020 nog betalingen plaats van onbekend gebleven bedragen. Op 5 mei 2020 zegt verdachte dat ze € 15.000,00 hadden meegenomen voor [persoon 1] .
Gezien het voorgaande, acht de rechtbank de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
Specifiek ten aanzien van feit 2.
De rechtbank ontleent bewijs voor feit 2 aan chatberichten waarin wordt gesproken over “ICE”, “ijs” en “M”, oftewel metamfetamine en MDMA. Overigens wordt in verschillende berichten voluit gesproken over “MDMA” en “pillen”.
Tevens wordt in de chatberichten gesproken over “stashauto”, “Jongen komt die 10m halen ook in 2 keer ivm die kut stash, en rekent ook ff die 13k af nog” en “Kan dat 5 m en 5 d pil en daarna noh x Zelfde ivm stash?”
Met een stashauto wordt kennelijk een voertuig bedoeld met een heimelijke bergplaats, bestemd voor het vervoer van goederen die men aan het zich wil onttrekken, in dit geval verdovende middelen.
Ook bevinden zich tussen de chatberichten foto’s van zakjes met pillen (p.283-284 van het dossier).
(Zaaksdossier 2)
Op basis van de chatberichten concludeert de rechtbank dat verdachte op 5 mei 2020 door Encrochatgebruiker “ [persoon 8] ” wordt benaderd met de vraag of hij (verdachte) 3 kilogram ICE, oftewel metamfetamine kan leveren.
Vervolgens bestelt verdachte op 5 mei 2020 5 kilogram ICE bij Encrochatgebruiker “ [persoon 3] ” voor een “klantje” van hem.
[persoon 3] zegt op 6 april 2020 dat hij “die ouwe met stashauto” stuurt en dat hij er om 12:00 uur is. Vervolgens blijkt dat de metamfetamine aan [persoon 8] is geleverd.
Verdachte zegt ook dat [persoon 3] er “een blok” bij moet doen (p. 265). Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, kan naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet met zekerheid worden gezegd dat met “een blok” cocaïne wordt bedoeld. De term “blok” zou namelijk ook kunnen verwijzen naar andere soorten (hard)drugs. Bovendien worden er in dit verband geen prijzen genoemd of andere bijzonderheiden waaruit kan worden afgeleid dat het ontegenzeggelijk om cocaïne gaat. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
(Zaaksdossier 3)
Op basis van de chatberichten concludeert de rechtbank dat Encrochatgebruiker
“ [persoon 4] ” benaderd is door Encrochatgebruiker “ [persoon 9] ” voor de aankoop van 10 kilogram MDMA kristallen. Later blijkt dat [persoon 9] ook nog 10.000 MDMA pillen wil kopen. [persoon 4] laat weten dat hij het gaat het vragen.
[persoon 4] vraagt vervolgens aan Encrochatgebruiker “ [persoon 5] ” of “ie” (rechtbank: verdachte) toevallig ook 10d (10.000) pillen heeft liggen. Verdachte wordt benaderd door [persoon 5] voor deze 10.000 MDMA pillen. Verdachte geeft aan dat de pillen 22 cent kosten en dat ze 25 cent per stuk kunnen vragen.
Er wordt vervolgens over gesproken dat de levering van de 10 kilogram MDMA kristallen en de 10.000 MDMA pillen in twee etappes moet plaatsvinden in verband met de stash: 5 kilogram MDMA kristallen en 5.000 MDMA pillen per keer. Kennelijk is de stashruimte niet groot genoeg om alles in één keer te vervoeren.
Verdachte zegt op een gegeven moment tegen [persoon 5] dat hij niemand ziet. [persoon 4] vraagt aan [persoon 5] : “Is ie er?”. Hetzelfde vraagt hij aan [persoon 9] . [persoon 9] zegt om 11:11 uur: “Hij is er”. [persoon 4] vraagt om zijn encro. [persoon 9] antwoordt: “ [persoon 6] ”. Verdachte zegt korte tijd later tegen [persoon 5] dat hij eraan komt.
Vervolgens blijkt dat verdachte in eerste instantie 5 kilogram ICE (metamfetamine) overdraagt. Dit is een misverstand, maar [persoon 9] geeft aan deze 5 kilogram ICE ook te willen nemen.
Uit de berichten blijkt verder dat er een bedrag van € 8.000,00 wordt betaald voor de MDMA kristallen. Dit geld is kennelijk door [persoon 6] overhandigd aan verdachte.
(Zaaksdossier 4)
Op basis van de chatberichten concludeert de rechtbank dat Encrochatgebruiker “ [persoon 9] ” op 2 april 2020 Encrochatgebruiker “ [persoon 4] ” benadert en zegt dat hij ( [persoon 9] ) zondag (rechtbank: 5 april 2020) 6 kilogram ICE nodig heeft. [persoon 4] gaat dat voor hem regelen. Hij plaatst de bestelling bij Encrochatgebruiker “ [persoon 5] ” en bevestigt dit vervolgens aan [persoon 9] .
[persoon 4] heeft vervolgens op 4 april 2020 ook contact met Encrochatgebruiker “ [persoon 6] ”. Het gaat over het klaarleggen van 6 kilogram ICE. [persoon 4] heeft ook contact met [persoon 5] . [persoon 5] geeft aan dat zijn maat (rechtbank: verdachte) aan het wachten is of hij moet pakken. [persoon 4] bevestigt dit en [persoon 5] antwoordt dat hij (verdachte) ze nu gaat pakken en klaarleggen. Ook hebben rond deze tijd verdachte en [persoon 5] contact met elkaar. Verdachte zegt dat hij al ergens een hoeveelheid van “6” heeft neergezet en dat hij er sowieso bij kan morgen (rechtbank: 5 april 2020).
[persoon 4] vraagt vervolgens aan [persoon 9] of het morgen (rechtbank 5 april 2020) wel doorgaat, want hij moet het vandaag al uit de stash halen. [persoon 6] bevestigt aan [persoon 4] dat hij om 11 uur “daar” is waar hij (volgens [persoon 4] ) “altijd die ijs aanpakt”.
[persoon 5] benadert verdachte en vraagt of hij een rijder kan sturen om geld op te pikken als de jongen is geweest. Dit omdat de kosten allemaal doorlopen. Verdachte antwoordt bevestigend.
Vervolgens hebben verdachte en [persoon 7] contact over de exacte locatie voor de overdracht. Uit een gesprek tussen [persoon 4] en [persoon 5] op 5 april 2020 blijkt dat de 6 kilogram ICE is overgedragen en dat verdachte € 88.000,00 betaald heeft gekregen.
Gezien het voorgaande, acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank overweegt tot slot dat het bewijs wordt gevormd door vele chatberichten die op verschillende data en tijden zijn verstuurd en ontvangen en waaraan betekenis toekomt als ze met elkaar in verband worden gebracht. Daarnaast omvat het bewijs processen-verbaal met bevindingen over (de activiteiten en familie van) verdachte, op basis waarvan verdachte geïdentificeerd kon worden als de gebruiker met de chatidentiteit [alias] . De stelling van de verdediging dat het bewijsminimum niet wordt gehaald, gaat dus niet op.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, en op grond van de inhoud van het vorenoverwogene, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen,
- anderen heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en
-zich en een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,,
hebbende verdachte en (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- (ongeveer) 575 kilo APAAN (en/of MAPA en/of APAA) aangekocht en voorhanden gehad en (vervolgens) vervoerd en/of laten vervoeren naar de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1] en (vervolgens) voornoemde hoeveelheid APAAN (en/of MAPA en/of APAA) door de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1] laten omzetten naar BMK en/ de gebruiker van het EncroChat-account [accountnaam 1] betaald voor het omzetten van voornoemde APAAN (en/of MAPA en/of APAA) naar BMK en (vervolgens) (ongeveer) 337 liter BMK voorhanden gehad en vervoerd en/of laten vervoeren en
- cryptotelefoons voorhanden gehad en
- via deze cryptotelefoons met anderen (uitgebreid) (op overige wijze) gecommuniceerd over de (overige) productie en aankoop en verkoop en het vervoer van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en (pre-)precursoren daarvan e
- een of meer laboranten en (overige) personen voor de productie en het vervoer van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en (pre-)precursoren daarvan geregeld en aangestuurd en
- hoeveelheden chemicaliën en grondstoffen ten behoeve van de vervaardiging van voornoemde middelen gekocht en verkocht en besteld en voorhanden gehad en geregeld en/of vervoerd en/of laten vervoeren en/of het concrete voornemen tot die/dat aankoop en/of verkoop en/of bestelling en/of voorhanden hebben en/of regelen en/of vervoer geuit;
T.a.v. feit 2:
op tijdstippen in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt (aan de gebruiker van het [accountnaam 2] en de gebruiker van het [accountnaam 3] ) en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(ZAAKSDOSSIER 2)
- (ongeveer) 5 kilo van een materiaal bevattende metamfetamine en
(ZAAKSDOSSIER 3)
- (ongeveer) 11 kilo van een materiaal bevattende MDMA en 10.000 XTC-pillen, van een materiaal bevattende MDMA, en 5 kilo metamfetamine en
(ZAAKSDOSSIER 4)
- (ongeveer) 6 kilo van een materiaal bevattende metamfetamine,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en MDMA, zijnde (telkens) metamfetamine en MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, alsmede een geldboete ter hoogte van 30.000,00 euro (subsidiair 185 dagen hechtenis) geëist.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen met als uiteindelijke doel de productie van amfetamine. Voor dat doel heeft verdachte door middel van een PGP-telefoon contact gehad met anderen via EncroChat, met de bedoeling om anoniem te blijven. Verdachte heeft telkens hoeveelheden Apaan aan zijn mededader geleverd, die daar vervolgens BMK van heeft vervaardigd. BMK is een grondstof voor de productie van amfetamine. Verdachte is bij dit alles planmatig te werk gegaan en hij heeft bijvoorbeeld ook gebruik gemaakt van chauffeurs. Verdachte heeft door zijn handelen de productie van synthetische drugs in stand gehouden en daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd.
Daarnaast heeft verdachte met andere Encrochatgebruikers contact waaruit blijkt dat verdachte meerdere soorten harddrugs heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd/laten vervoeren en aanwezig heeft gehad.
Verdachte speelde een prominente rol in het geheel. Hij is aan te merken als de sturende kracht van genoemde handelingen, hij beschikte over de voorraad en over de gelden.
Het is algemeen bekend dat harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengen voor
de gebruikers ervan en dat deze drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te voorzien.
Het is ook een feit van algemene bekendheid dat de (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van de productie en de dumpingen van drugsafval grote veiligheidsrisico’s, risico’s voor de
volksgezondheid en ernstige milieuschade met zich brengen.
Met de hiervoor genoemde ‘handel’ gingen grote geldbedragen gemoeid. Op enig moment wordt er zelfs over gesproken dat verdachte € 88.000,00 betaald heeft gekregen.
Verdachte heeft zich enkel door winstbejag laten leiden en hij heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de hiervoor genoemde risico’s.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 augustus 2022 omtrent verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank zal daarnaast een geldboete van € 30.000,00 opleggen. De rechtbank acht oplegging van deze geldboete passend en geboden, omdat is gebleken dat verdachte de feiten puur uit eigen financieel gewin heeft gepleegd en daarmee ook grote geldbedragen heeft verdiend.
De straf die de rechtbank zal opleggen is lager dan de gevorderde straf, maar de rechtbank meent dat met de op te leggen straf voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van de feiten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
23, 24c, 27, 47 Wetboek van Strafrecht
2, 10, 10a Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van: het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2:
medeplegen van: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een gevangenisstrafvoor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Een geldboete ter hoogte van 30.000,00 euro subsidiair 185 dagen hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Slaar, voorzitter,
mr. M.A. Waals en mr. R. van den Munckhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. te Bogt, griffier,
en is uitgesproken op 18 oktober 2022.