In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 14 oktober 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de WOZ-waarde van haar bedrijfswoning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 625.000 per waardepeildatum 1 januari 2019, maar verlaagde deze later tot € 582.000 na bezwaar. Eiseres was het niet eens met deze waardering en stelde dat de heffingsambtenaar onterecht drie niet-bedrijfswoningen had gebruikt als vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de objecten en dat de gebruikte vergelijkingsobjecten, hoewel niet identiek, voldoende vergelijkbaar zijn om als referentie te dienen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.