ECLI:NL:RBOBR:2022:4459

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
01-865103-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 17 oktober 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot doodslag en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 27 oktober 2019 in Veldhoven, waarbij meerdere slachtoffers door de verdachte en zijn medeverdachten werden beschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk heeft geprobeerd de slachtoffers van het leven te beroven door met vuurwapens op hen te schieten. Een van de slachtoffers raakte gewond aan zijn been. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot gevangenisstraf voor acht jaren afgewezen en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de vordering tot gevangenneming afgewezen, omdat de verdachte sinds de pleegdatum van de feiten grotendeels in vrijheid heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten als wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard, en heeft daarbij de relevante wetsartikelen toegepast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865103-19
Datum uitspraak: 17 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum] 1998,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 september 2022 en 17 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 augustus 2022.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2019 te Veldhoven , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om:
- [slachtoffer 1] ,
opzettelijk
van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen heeft geschoten op, althans in
de richting van die [slachtoffer 1] , waarbij die [slachtoffer 1] in zijn been is
geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 27 oktober 2019 te
Veldhoven , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om:
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] ,
(telkens) opzettelijk
van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen heeft geschoten op, althans in de
richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 27 oktober 2019 te
Veldhoven , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft/hebben
verdachte en/of diens medeverdachte(n)
-op korte afstand aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
een vuurwapen getoond althans gericht en/of
-meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen geschoten op, althans in de
richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 27 oktober 2019 te
Veldhoven , in elk geval in Nederland,
een of meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten:
-een kogelgeweer, van het merk Marlin, type model 60, kaliber .22 long rifle
en/of
-een pistool, van het merk Hammerli, type model 208, kaliber .22 long rifle,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
-tien randvuur kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle en/of
-zeven randvuur kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle,
voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 27 oktober 2019 omstreeks 22.15 uur ontving de meldkamer van de politie diverse meldingen van een schietpartij in de omgeving van de Traverse en Smelen te Veldhoven . Ook werd gemeld dat drie personen over het hek van het politiebureau aan de Geer 10 waren geklommen. De politie treft hierop de drie mannen op de binnenplaats van het politiebureau. Een van hen, [slachtoffer 1] , heeft een schotwond in zijn rechter onderbeen. De anderen zijn [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . De mannen verklaren dat zij met de auto door Veldhoven reden, dat ze werden achtervolgd, dat er een botsing plaats had gevonden en dat ze waren beschoten. Zij noemen diverse namen van hun belagers. Door andere eenheden van de politie worden elders nog twee gewonde mannen aangetroffen. Dit blijken te zijn [slachtoffer 2] en [verdachte] (verdachte). Ook [slachtoffer 2] verklaart te zijn beschoten, daarnaast verklaart hij te zijn aangereden en mishandeld (hetgeen verder onbesproken zal blijven gelet op de inhoud van de tenlastelegging).
Uit het politieonderzoek dat volgt, blijkt dat er naar aanleiding van een al langer lopend conflict sprake is geweest van een confrontatie tussen diverse familieleden afkomstig van de woonwagenlocaties [plaats 1] en [plaats 2] in [plaats 3] aan de ene kant en van de woonwagenlocatie [plaats 4] te [plaats 5] aan de andere kant. Verdachte wordt beschuldigd van het medeplegen van poging doodslag op [slachtoffer 1] (
feit 1), het medeplegen van een poging doodslag op [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (
feit 2 primair) hetgeen subsidiair ten laste is gelegd als bedreiging (
feit 2 subsidiair) en verder nog het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie
(feit 3).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat tweemaal het medeplegen van een poging tot doodslag (
feit 1 en feit 2 primair) en het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie (
feit 3) wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden. Hiertoe heeft zij aangevoerd hetgeen staat verwoord in haar schriftelijk requisitoir.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de gronden zoals verwoord in zijn pleitnota vrijspraak ten aanzien van de algehele tenlastelegging bepleit. Door de raadsman is -kort gezegd- aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] , die als enige verklaart dat verdachte ook heeft geschoten, als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt, dat het DNA van verdachte op het patroon op de bijrijdersstoel van de Opel Corsa geen rechtstreeks verband met de beschieting oplevert en dat de aanwezigheid van het DNA op het patroon uit de auto en op het wapen in de struiken ook op een andere wijze verklaard kan worden. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en de munitie zodat reeds op grond hiervan niet gekomen kan worden tot een bewezenverklaring van feit 3.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage, in onderling verband en samenhang bezien, tot een bewezenverklaring van feit 1, feit 2 primair en feit 3 en overweegt hierbij als volgt.
De vaststelling van de feiten.
Op 27 oktober 2019 omstreeks 22.14 uur reden [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] als inzittenden van een grijze Volvo met het kenteken [kenteken 1] (in de omgeving van) de Traverse te Veldhoven. Voor hen kwam een rode Renault Clio rijden met het kenteken [kenteken 2] en achter hen nog een andere auto. Op enig moment kwamen de Volvo en de Renault Clio met elkaar in botsing en werd er op de Volvo geschoten. Beide voertuigen zijn op de Traverse tot stilstand gekomen. [slachtoffer 1] bleek door een kogel in zijn been te zijn geraakt. De inzittenden van de Volvo (hierna: de slachtoffers) zijn hierop uit de auto gesprongen en weggerend. De inzittenden van de Renault Clio hebben hierop de achtervolging ingezet, waarbij de wegrennende slachtoffers weer werden beschoten. Verdachte en diens medeverdachten ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) zijn door de slachtoffers aangewezen als de personen die hen hebben achtervolgd en beschoten.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] kwamen uiteindelijk uit bij het politiebureau te Veldhoven waar zij over het hek van de binnenplaats klommen. Het vierde slachtoffer, [slachtoffer 2] , werd door de politie aangetroffen in de tuin van een woning aan de [adres 2] .
Door de politie werden op de Traverse de Volvo, de Renault Clio en nog een Audi aangetroffen. In de rechterzijde van de Volvo zaten meerdere in-schotbeschadigingen. Uit het onderzoek naar de vermoedelijke schotbaan is gebleken dat uit de richting van het rechter voorportier van de Renault op de Volvo is geschoten. Naast de Renault Clio lagen 7 kogelhulzen van het kaliber .9 mm Luger en even verderop werden nog een huls en twee patronen van het kaliber 7.65mm aangetroffen. Op deze huls en patronen is een DNA mengprofiel aangetroffen waarvan medeverdachte [medeverdachte 1] een van de donoren kan zijn. Het TMFI komt ten aanzien van twee van deze sporen tot de uitspraak dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek
extreem veel waarschijnlijkerzijn als de bemonstering DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] bevat dan als de bemonstering géén DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] bevat.
Op de kruising Traverse-Smelen werden nog twee voertuigen aangetroffen. Verdachte zat in een van deze voertuigen, een Opel Corsa, op de bijrijdersstoel en bleek een steekwond in zijn borstkas te hebben. In dit voertuig trof de politie een vuurwapen van het kaliber .22 longrifle (merk Marlin, type Model 60) en op de stoel waar verdachte zat een patroon van het kaliber .22 longrifle. In de struiken vlakbij dat voertuig lag nog een vuurwapen van het kaliber .22 longrifle (merk Hämmerli, type model 208). Het DNA materiaal dat is aangetroffen op het patroon uit de Opel Corsa en het vuurwapen dat in de struiken lag, matcht met het DNA-profiel van verdachte.
De betrouwbaarheid van de verklaringen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de vier slachtoffers als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en daarmee ten grondslag gelegd kunnen worden aan de bewezenverklaring. De verklaringen waarop de rechtbank haar oordeel baseert zijn onmiddellijk na het incident door de slachtoffers afgelegd en komen met elkaar overeen voor wat betreft de toedracht van het incident en de betrokkenheid hierbij van de verdachten. Ook worden de verklaringen ondersteund door de overige bewijsmiddelen. De rechtbank wijst hierbij in het bijzonder op het proces-verbaal betreffende het geluidsfragment van een beveiligingscamera, de aangetroffen hulzen en patronen en de locatie daarvan, de in-schotbeschadigingen in de Volvo en de daarbij behorende vermoedelijke schotbaan, de verwonding van [slachtoffer 1] en de aangetroffen wapens en munitie. De rechtbank gaat uit van de eerste verklaringen van de slachtoffers en ziet geen reden aan te nemen dat de slachtoffers die verklaringen onderling op elkaar hebben afgestemd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de slachtoffers -terwijl zij rennend op de vlucht waren voor verdachte en diens medeverdachten- nog voordat zij bij het politiebureau aankwamen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. [slachtoffer 4] noemt al in zijn gesprek met de meldkamer (dat hij voert onderweg naar het politiebureau) de namen van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] terwijl ook door de andere slachtoffers de namen van verdachte en diens medeverdachten worden genoemd, hetzij ter plaatse, hetzij tijdens het eerste verhoor door de politie. De rechtbank weegt hierbij tevens mee dat alle vier de slachtoffers in eerste instantie als verdachte zijn aangemerkt, ter plaatse/in het ziekenhuis zijn aangehouden en in beperkingen zijn geplaatst. Een uitgebreide gelegenheid tot afstemming was er dus niet. Of de slachtoffers na hun vrijlating hun verklaringen onderling (zouden) hebben afgestemd, zoals de verdediging heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking nu de later, als getuige, afgelegde verklaringen niet voor het bewijs worden gebezigd.
Tenslotte weegt de rechtbank nog mee dat verdachte tegenover de belastende verklaringen van de slachtoffers niet meer heeft gesteld dan dat hij daar ter plaatse was en dat juist hij, gelet op de opgelopen steekwond, het slachtoffer is in dit verhaal. Vragen over wat hij daar deed en hoe hij daar was gekomen heeft hij niet beantwoord.
Medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Slachtoffer [slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte een wapen vasthad en dat verdachte dit wapen op hem heeft gericht. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij verdachte heeft horen schieten. Ook hebben de vier slachtoffers verklaard dat verdachte samen met diens medeverdachten de achtervolging op hen heeft ingezet. Zij verklaren verder dat zij alle vier de verdachten met een wapen hebben gezien en ook uit de aangetroffen hulzen, patronen en wapens blijkt dat er meerdere vuurwapens (van een verschillend kaliber) zijn gebruikt. Na de beschietingen is verdachte op een korte afstand van de plek waar de botsing tussen de Volvo en de Renault heeft plaatsgevonden, aangetroffen in een Opel Corsa. In en in nabijheid van die auto zijn twee vuurwapens en een patroon aangetroffen. Op het vuurwapen uit de struiken en het patroon dat is aangetroffen op de plek waar verdachte in de auto zat is het DNA van verdachte aangetroffen. Daarnaast heeft de gebruiker van de telefoon van verdachte enkele dagen voor de schietpartij een ander benaderd over de aanschaf van wapens in verband met problemen en heeft de gebruiker van de telefoon op het internet zoekopdrachten uitgevoerd met betrekking tot hetzelfde soort wapens als die zijn aangetroffen. Ook zijn er foto’s van gelijksoortige wapens aangetroffen op de telefoon. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat een ander dan verdachte op dat moment de gebruiker van zijn telefoon was. Tot slot staat vast dat er al geruime tijd sprake was van een grote mate van vijandigheid tussen de bewoners van de verschillende kampen en dat de verdachten tot de ene groep behoren en de slachtoffers tot de andere groep. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Opzet.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachten vol opzet hebben gehad op de dood van de slachtoffers door van een korte afstand meermalen te schieten op het voertuig waarin de slachtoffers zich bevonden en hen al schietend achterna te rennen toen de slachtoffers zich rennend uit de voeten probeerden te maken. [slachtoffer 1] is door de beschietingen daadwerkelijk geraakt in zijn been en [slachtoffer 4] verklaart dat medeverdachte [medeverdachte 3] vanaf een afstand van 7 a 8 meter op zijn gezicht heeft gericht. [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 3] horen roepen “ik maak jullie af” terwijl hij ( [medeverdachte 3] ) op hen schoot. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van opzet op de dood van de slachtoffers.
Voorhanden hebben wapens en munitie.
Zoals hiervoor al werd aangehaald is verdachte aangetroffen in de Opel Corsa terwijl naast hem een kaliber .22 long rifle lag van het merk Marlin, type Model 60, kaliber .22 longrifle. Op de autostoel waar hij zat, bleek later een patroon van het kaliber .22 te liggen en in de struiken vlak bij de Opel Corsa een kaliber .22 long rifle van het merk Hämmerli, type model 208. Bij beide vuurwapens waren bijpassende kogelpatronen aanwezig. Op laatstgenoemde vuurwapen en het patroon is DNA materiaal aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. Verder is de telefoon van verdachte uitgelezen. De politie heeft berichten aangetroffen waaruit volgt dat de gebruiker van die telefoon, van wie de rechtbank aanneemt dat dit verdachte was, op zoek was naar een wapen in verband met problemen en dat de gebruiker van de telefoon op het internet heeft gezocht naar onder andere een “Hemerli international model 208 S .22 LR semi-automatic pistol”. Dit in combinatie met de vaststelling dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt voor het beschieten van de slachtoffers is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om aan te nemen dat verdachte wetenschap omtrent de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie heeft gehad en dat het verdachte was die de wapens en munitie voorhanden had.
Conclusie.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, heeft gepoogd [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] om het leven te brengen (
feit 1 en feit 2 primair). Daarnaast heeft verdachte twee vuurwapens en munitie voorhanden gehad (
feit 3).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 27 oktober 2019 te Veldhoven , tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om:
- [slachtoffer 1] ,
opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen met een vuurwapen heeft geschoten op [slachtoffer 1] , waarbij die [slachtoffer 1] in zijn been is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op 27 oktober 2019 te Veldhoven , tezamen en in vereniging met anderen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om:
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] ,
(telkens) opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen met een vuurwapen heeft geschoten in de
richting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
op 27 oktober 2019 te Veldhoven ,
meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten:
-een kogelgeweer, van het merk Marlin, type model 60, kaliber .22 long rifle
en
-een pistool, van het merk Hämmerli, type model 208, kaliber .22 long rifle,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer en een pistool
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
-tien randvuur kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle en
-zeven randvuur kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren gevorderd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij ook gevorderd de gevangenneming te bevelen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie absurd hoog is, zeker nu sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met één jaar en er uit de context van het conflict blijkt dat juist de slachtoffers de agressoren waren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag door tezamen met zijn medeverdachten op de openbare weg met meerdere wapens te schieten op de auto waar de vier slachtoffers zich in bevonden en hen, nadat de slachtoffers uit de auto waren gevlucht, achterna te zitten en nogmaals op hen te schieten. Slachtoffer [slachtoffer 1] is daadwerkelijk geraakt in zijn been. Verdachte heeft hierdoor niet alleen voor de slachtoffers een levensgevaarlijke situatie doen ontstaan maar ook voor de omwonenden en de toevallige voorbijgangers. Uit het handelen van verdachte blijkt een absoluut gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Dat verdachte een conflict in de familiesfeer (mede) zo heeft laten escaleren rekent de rechtbank verdachte zeer aan. Het is bovendien niet aan het handelen van verdachte te danken dat de (fysieke) gevolgen relatief beperkt zijn gebleven. Daarnaast heeft verdachte twee vuurwapens en bijhorende kogelpatronen voorhanden gehad en uit hetgeen gebeurd is blijkt duidelijk hoe kwalijk het ongecontroleerde bezit van vuurwapens is en waar dat toe kan leiden
Een gebeurtenis als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. In deze zaak is dit ook duidelijk gebleken blijkens de getuigenverklaringen van de omwonenden en voorbijgangers. Het was bijzonder beangstigend voor de mensen die op een rustige zondagavond hun hond uitlieten of onderweg naar huis van het sporten waren.
De rechtbank constateert dat bij verdachte geen sprake is van eerdere veroordelingen voor strafbare feiten waarmee rekening moet worden gehouden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat bij onderhavige zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van -op het moment dat dit vonnis wordt gewezen- bijna twaalf maanden. Bij een dergelijke overschrijding is overeenkomstig de jurisprudentie van de Hoge Raad een strafvermindering van 10% aan de orde. Gelet op de ernst van de feiten en in verband met een juiste normhandhaving acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering gevangenneming.

Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een bevel tot gevangenneming niet aangewezen. Sinds de pleegdatum van de strafbare feiten zijn er bijna drie jaren verstreken die verdachte grotendeels in vrijheid heeft doorgebracht. Er is weliswaar sprake van ernstige feiten waarvoor de 12-jaarsgrond kan worden aangenomen doch het betreft een oudere zaak terwijl nergens uit blijkt dat thans nog een grote maatschappelijke beroering verwacht kan worden wanneer verdachte niet onmiddellijk gedetineerd raakt. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende aanleiding om verdachte niet in vrijheid het onherroepelijk worden van het oordeel te laten afwachten.
De rechtbank wijst de vordering gevangenneming af.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 45, 47, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van poging tot doodslag
T.a.v. feit 2 primair:
medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2 primair, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr A. Bernsen en mr. C.M. Salemans, leden,
in tegenwoordigheid van S. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 17 oktober 2022.