ECLI:NL:RBOBR:2022:4408

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
SHE 22/1788
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging watervergunning Shell Moerdijk en voorlopige voorziening lozingseis naftaleen

Op 11 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening voor Shell Moerdijk. Het betreft een ambtshalve wijziging van een watervergunning, waarbij de lozingseis voor naftaleen is aangescherpt. De wijziging maakt onderscheid tussen lozing van bedrijfsafvalwater onder reguliere omstandigheden, voorzienbare bijzondere omstandigheden en ongewone voorvallen. Verzoekster, Shell Moerdijk, heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging en verzocht om schorsing van het besluit. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en besloten om de lozingseis voor naftaleen te schorsen tot de einduitspraak in de beroepszaak, onder bepaalde voorwaarden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de lozingseis in het bestreden besluit niet voldoende duidelijk is en dat het waterschap onvoldoende heeft onderbouwd hoe de nieuwe eisen zich verhouden tot de bestaande vergunning. De voorzieningenrechter heeft ook voorwaarden verbonden aan de schorsing, waaronder dat verzoekster moet voldoen aan bepaalde lozingseisen en dat de schorsing vervalt als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afweging van belangen en de noodzaak voor het waterschap om duidelijkheid te verschaffen over de nieuwe lozingseisen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1788
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 oktober 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster,

(gemachtigden: mr. M.G.J. Maas-Cooymans en mr. M. Simman),
en

het dagelijks bestuur van Waterschap Brabantse Delta (het waterschap),

(gemachtigden: mr. G.A. van der Veen en [naam] ).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de wijziging van de watervergunning uit 2009 van verzoekster voor haar inrichting aan de [adres] in [vestigingsplaats] . Het betreft een watervergunning voor het brengen van water of stoffen via de afvalwaterpersleiding voor Westelijk Noord-Brabant op de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) Bath, in beheer bij het waterschap.
Met het besluit van 21 juni 2022 heeft het waterschap de watervergunning van 4 december 2009 met nummer [nummer] en de bijbehorende wijzigingsbesluiten op eigen initiatief (ambtshalve) gewijzigd. Daarbij zijn - voor zover in deze zaak van belang - een aantal voorschriften van deze watervergunning vervangen. Het besluit is in werking getreden met ingang van 29 juni 2022.
Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank Zeeland-West Brabant. De rechtbank Zeeland-West Brabant heeft de zaak bij uitspraak van 22 augustus 2022 doorgezonden naar de rechtbank
Oost-Brabant.
Het waterschap heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening beperkt tot schorsing van de lozingseis voor naftaleen, al dan niet onder aanpassing van de lozingseis naar 50 kg/jaar, voortschrijdend jaargemiddelde, gerekend met de cijfers vanaf 29 juni 2022.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoekster, [naam] en gemachtigde mr. M.G.J. Maas-Cooymans, en de gemachtigden van het waterschap, vergezeld van [naam] , [naam] en [naam] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
 Verzoekster drijft op het industrie- en haventerrein in Moerdijk een chemiecomplex waar petrochemische producten worden vervaardigd, verwerkt en verhandeld. De fabrieken op dit terrein zijn voor het lozen van afvalwater via de afvalwaterpersleiding voor Westelijk Noord-Brabant (ook wel ‘het rode riool’ genoemd) aangesloten op de rwzi in Bath. De rzwi is in beheer bij het waterschap. Op het complex zijn twee buffertanks (T811 en T902) aanwezig, waar afvalwater kan worden opgevangen voordat het naar het rode riool wordt geloosd. De buffertanks worden gebruikt bij ongewone voorvallen en bij andere gebeurtenissen. Verzoekster kan de lozing van het afvalwater in deze twee buffertanks zelf controleren.
 Verzoekster beschikt daartoe over een vergunning, verleend op 4 december 2009 op grond van de destijds geldende Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). De vergunning van 4 december 2009 is gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in de Waterwet (watervergunning). De watervergunning uit 2009 is diverse malen gewijzigd. In de watervergunning uit 2009 is in voorschrift 2.1 een opsomming gegeven van het bedrijfsafvalwater waarbij ook het drainwater van tanks als afvalwater wordt beschouwd. In voorschrift 5.1 is een lozingseis opgenomen voor naftaleen van 390 kg per jaar.
 De watervergunning van 2009 had een looptijd van tien jaar. Deze looptijd eindigde op 29 januari 2021. Op verzoek van verzoekster is deze geldigheidsduur verlengd tot en met 31 december 2021.
 Op 31 augustus 2021 heeft verzoekster een aanvraag voor een nieuwe (revisie)watervergunning (in delen) ingediend bij het waterschap. De aanvraag is meermalen aangevuld, voor het laatst op 31 maart 2022. Er is nog geen ontwerp-watervergunning ter inzage gelegd.
 Op 25 november 2021 heeft verzoekster voor de tweede maal om verlenging van de geldigheidsduur van de bestaande watervergunning verzocht. Bij besluit van 6 december 2021 heeft het waterschap de geldigheidsduur verlengd tot het moment dat het besluit op de nieuwe aanvraag om een revisievergunning van kracht is, doch uiterlijk tot en met 31 december 2022.
 Omdat de geldigheidsduur van de bestaande watervergunning op 31 december 2022 afloopt, heeft verzoekster het waterschap op 22 september 2022 zekerheidshalve verzocht om een verlenging van de waterwetvergunning totdat het besluit op de aanvraag om een revisievergunning van kracht is. Ook op deze aanvraag moet nog worden beslist.
 In 2022 is al meer dan 50 kg naftaleen geloosd. Er heeft een piek plaatsgevonden in de maanden juni tot en met augustus 2022.
2.1
Op 7 december 2021 heeft het waterschap een ontwerpbesluit bekendgemaakt, waarin een aantal voorschriften van de bestaande watervergunning van 4 december 2009 en bijbehorende wijzigingsbesluiten in het kader van een actualisatie ambtshalve worden aangepast. Verzoekster heeft over dit ontwerpbesluit een zienswijze naar voren gebracht.
2.2
In het bestreden besluit zijn voorschriften 4.1, 4.5, 5.1 en 10.1 en bijlage 4 en 8 van de bestaande watervergunning vervangen door de bij dit besluit behorende voorschriften 4.1, 4.5, 5.1 en 10.1 en bijlage 4 en 8 en zijn de voorschriften aangevuld met voorschrift 23 over voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden. In het nieuwe voorschrift 5.1 is een lozingseis voor naftaleen gesteld van 25 kg/jaar in een voortschrijdende jaarvracht. [1]
3.1
De voorzieningenrechter behandelt alleen het verzoek om voorlopige voorziening en zal niet direct uitspraak doen in de beroepszaak, omdat het beroep zich ook richt tegen andere onderdelen van het bestreden besluit alsmede de grondslag van het bestreden besluit .
3.2
Weliswaar wijzigt het bestreden besluit de watervergunning uit 2009 en heeft deze watervergunning slechts werking tot 1 januari 2023, maar ter zitting heeft het waterschap aangegeven dat bepalingen van dezelfde strekking mogelijk zullen worden opgenomen in het besluit op de aanvraag om een revisievergunning en dat het bestreden besluit zijn gelding blijft behouden na 1 januari 2023 als de looptijd van de watervergunning uit 2009 nogmaals wordt verlengd. Het laatste is niet ondenkbeeldig omdat zonder een dergelijke verlenging verzoekster na 1 januari 2023 geen watervergunning meer heeft en het chemiecomplex dan niet in werking kan zijn zonder te handelen in strijd met de Waterwet.
3.3
De vraag of het bestreden besluit in afwachting van de uitspraak op het beroep geschorst dient te worden, zal worden beantwoord aan de hand van een afweging van de betrokken belangen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het waterschap die pleiten tegen het treffen daarvan, als volgt. Een belangrijk onderdeel hierbij is of verzoekster kan voldoen aan de gewijzigde lozingseis in voorschrift 5.1 van het bestreden besluit. Indien zij dat niet zou kunnen doen, dan zou namelijk door het wijzigen van het bestreden besluit verzoekster in overtreding zijn en zou het bestreden besluit een impliciete weigering van reeds vergunde activiteiten omvatten. Dat is in strijd met het systeem van de Waterwet.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit onderscheid maakt tussen de lozing van bedrijfsafvalwater tijdens reguliere bedrijfsomstandigheden, tijdens voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden en tijdens ongewone voorvallen. Het waterschap heeft in het verweerschrift en ter zitting aangegeven dat de lozingseis voor naftaleen in voorschrift 5.1 van het bestreden besluit alleen geldt tijdens reguliere bedrijfsomstandigheden. Voorschrift 23 geldt (kennelijk exclusief) voor de lozing van afvalwater tijdens voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt dit onderscheid tussen reguliere en voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden in voorschriften 5.1 en 23 onvoldoende uit het bestreden besluit. Dit onderscheid werd niet gemaakt in de watervergunning uit 2009. Daarin wordt wel een regeling opgenomen in voorschrift 18 voor ongewone voorvallen maar een voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheid is toch iets anders dan een ongewoon voorval. In het bestreden besluit had daarom beter moeten worden aangegeven dat de watervergunning uit 2009 op dit onderdeel ook wordt gewijzigd. Het bestreden besluit zelf geeft geen definitie van voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheid.
5. In het verweerschrift legt het waterschap uit dat is aangesloten bij stap 6 in het Nederlands informatiedocument voor Best Beschikbare Technieken ‘NBW Lozingseisen Wvo-vergunningen’. In het verweerschrift wordt ook aangegeven dat onder voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden wordt verstaan: onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, storingen (niet zijnde een ongewoon voorval), korte stilleggingen en het opstarten of het (definitief) buiten bedrijf stellen van een proces- of afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan. De voorzieningenrechter kan echter niet beoordelen of deze beschrijving de lading dekt. Verzoekster heeft dit tot op heden ook nog niet kunnen bevestigen, betwisten of kunnen aanvullen. De voorzieningenrechter neemt op basis van de informatie die is gegeven door verzoekster op de zitting aan dat bij de bovenstaande omstandigheden en bij eventuele verdere voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden bij installaties op het chemiecomplex verzoekster altijd het van deze installaties afkomstige bedrijfsafvalwater opvangt in de twee buffertanks T811 en T902 voordat het naar het rode riool wordt geloosd. De voorzieningenrechter en verzoekster kunnen ook niet beoordelen of, als deze beschrijving wordt toegepast op de voortschrijdende jaarvracht van naftaleen, in 2022 al sprake is van een overtreding van voorschrift 5.1 van het bestreden besluit. Medio dit jaar hebben zich enkele lozingen voorgedaan, maar het is te veel gevraagd om achteraf te construeren of deze lozingen te maken hebben met voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden of niet.
6. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding een ordemaatregel te treffen. In de eerste plaats schorst de voorzieningenrechter voorschrift 5.1 van het bestreden besluit voor wat betreft de lozingseis voor naftaleen tot de (eind)uitspraak op het beroep van verzoekster. Een dergelijke schorsing heeft echter tot gevolg dat de veel ruimere lozingseis in de watervergunning van 2009 herleeft en dat gaat de voorzieningenrechter te ver. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat op basis van de informatie in de milieujaarverslagen, verzoekster in staat mag worden geacht de lozing van naftaleen drastisch te beperken ten opzichte van de oorspronkelijke lozingseis en dat de voortschrijdende jaarvracht tot juni dit jaar ruim onder deze lozingseis bleef. Daarom verbindt de voorzieningenrechter voorwaarden aan de schorsing. Verzoekster moet voldoen aan deze voorwaarden. De voorzieningenrechter bepaalt namelijk dat de schorsing vervalt als na 11 oktober 2022 niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Dat betekent dus dat als verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden, verzoekster dan meteen moet voldoen aan de strengere lozingseis voor naftaleen in het bestreden besluit. De voorlopige voorziening vervalt ook indien voor de uitspraak in beroep de door verzoekster aangevraagde revisievergunning in werking treedt of als verzoekster geen watervergunning meer heeft om naftaleen te lozen (omdat de lopende watervergunning niet wordt verlengd).
 De stof naftaleen mag in een voortschrijdende jaarvracht exclusief lozingen vanuit buffertanks T811 en T902 niet meer bedragen dan 25 kg/j.
 De stof naftaleen mag in een voortschrijdende jaarvracht inclusief lozingen vanuit buffertanks T811 en T902 niet meer bedragen dan 50 kg/j.
 Bij het berekenen van de voortschrijdende jaarvracht blijven de lozingen in de maanden juni tot en met augustus 2022 buiten beschouwing.
 Alle lozingen vanuit buffertanks T811 en T902 dienen in aanvulling op de andere verplichtingen op basis van het bestreden besluit door verzoekster te worden gemeld bij het waterschap.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding te bepalen dat de voortschrijdende jaarvracht wordt berekend vanaf 29 juni 2022. Tot het moment van deze uitspraak is de watervergunning van 2009 nog niet verlengd en eindigt de looptijd hiervan (binnen een jaar). Om discussies achteraf te voorkomen, bepaalt de voorzieningenrechter dat bij het berekenen van de voortschrijdende jaarvracht de lozingen in de maanden juni tot en met augustus 2022 buiten beschouwing blijven.
7. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voorschrift 23 van het bestreden besluit te schorsen, daargelaten dat verzoekster hier niet expliciet om heeft verzocht. Dit voorschrift verplicht verzoekster om bij voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden voorzorgsmaatregelen te treffen. Dergelijke omstandigheden dienen vier weken van te voren te worden gemeld bij het waterschap. Hierbij dient verzoekster onder meer de te treffen voorzorgsmaatregelen ter goedkeuring voor te leggen aan het waterschap. De voorzieningenrechter leest in voorschrift 23 niet wat de gevolgen zijn van het niet naleven van voorschrift 23, of van het onthouden van goedkeuring als bedoeld in voorschrift 23.4. Het kan echter geen kwaad om in de komende maanden te kijken hoe voorschrift 23 in de praktijk uitpakt. Bovendien krijgen partijen dan hopelijk meer inzicht in de aard en omvang van de voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat bedrijfsafvalwater bij bijzondere bedrijfsomstandigheden in de twee buffertanks T811 en T902 wordt opgevangen voordat het naar het rode riool wordt geloosd.
8. Als het waterschap van mening is dat verzoekster onvoldoende voorzorgsmaatregelen treft en er dreigt een lozing plaats te vinden, dan kan het waterschap desgewenst verzoeken om opheffing van de getroffen voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter kan met de kennis van dat moment dan beter beoordelen of verzoekster voldoende voorzorgsmaatregelen treft en heeft meer inzicht in alle belangen en omstandigheden die dan op het spel staan.
9. De voorzieningenrechter heeft de strekking van bovenstaande ordemaatregel aan partijen voorgehouden op de zitting. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat deze ordemaatregel onuitvoerbaar is.
10. Omdat de voorzieningenrechter een voorziening treft, moet het waterschap het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden en krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00). Toegekend wordt € 1.518,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 schorst voorschrift 5.1 van het bestreden besluit voor wat betreft de lozingseis voor naftaleen tot de (eind)uitspraak op het beroep van verzoekster;
 bepaalt dat de schorsing vervalt als:
voor de (eind)uitspraak op het beroep van verzoekster de door verzoekster aangevraagde revisievergunning in werking treedt, of;
verzoekster geen watervergunning meer heeft om naftaleen te lozen, of;
als verzoekster na 11 oktober 2022 niet voldoet aan de volgende voorwaarden:
De stof naftaleen mag in een voortschrijdende jaarvracht exclusief lozingen vanuit buffertanks T811 en T902 niet meer bedragen dan 25 kg/j.
De stof naftaleen mag in een voortschrijdende jaarvracht inclusief lozingen vanuit buffertanks T811 en T902 niet meer bedragen dan 50 kg/j.
Bij het berekenen van de voortschrijdende jaarvracht blijven de lozingen in de maanden juni tot en met augustus 2022 buiten beschouwing.
Alle lozingen vanuit buffertanks T811 en T902 dienen in aanvulling op de verplichtingen op basis van het bestreden besluit door verzoekster te worden gemeld bij het waterschap.
 draagt het waterschap op het betaalde griffierecht van € 365,00 aan verzoekster te vergoeden;
 veroordeelt het waterschap in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.G.M. Willems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Voorschrift 5.1 van het bestreden besluit luidt:
De in onderstaande tabel genoemde parameters/stoffen mogen in een voortschrijdende jaarvracht niet meer bedragen dan de daarbij vermelde waarden:
(…) b. Naftaleen 25 kg/jaar.
Voorschrift 23 van het bestreden besluit luidt:
23.1
Bij voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden, niet zijnde een ongewoon voorval, die gevolgen kunnen hebben op de kwaliteit van het te lozen afvalwater moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om nadelige gevolgen voor het ontvangende oppervlaktewater en/of de doelmatige werking van de betrokken zuiveringstechnische werken van ons waterschap te voorkomen dan wel zo veel mogelijk te beperken.
23.2
Van een dergelijke voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheid moet de vergunninghouder het waterschap minimaal vier weken vooraf in kennis stellen.
23.3
Bij het in kennis stellen van het waterschap conform het tweede lid, verstrekt de vergunninghouder het waterschap gegevens met betrekking tot:
a. de betreffende situatie, de aanvang en de tijdsduur van de uitvoering;
b. de gevolgen van de situatie op de kwaliteit van het vrijkomende afvalwater;
c. de voorzorgsmaatregelen die worden genomen om nadelige gevolgen van de lozing voor het ontvangende oppervlaktewater en/of de doelmatige werking van de betrokken zuiveringstechnische werken van ons waterschap te voorkomen dan wel te beperken;
d. het effect van de voorzorgsmaatregelen;
e. de alternatieven die overwogen zijn om nadelige gevolgen van de lozing voor het ontvangende oppervlaktewater en/of de doelmatige werking van de betrokken zuiveringstechnische werken van ons waterschap te voorkomen dan wel te beperken;
f. het effect van de alternatieven;
g. indien bij de keuze van de maatregelen argumenten worden gebruikt die te maken hebben met kosteneffectiviteit, de onderliggende gegevens;
h. hoe en waar de lozing extra zal worden gemonitord, gerapporteerd en geëvalueerd;
23.4
De in het derde lid genoemde maatregelen moeten voor aanvang van de uitvoering schriftelijk zijn goedgekeurd door het waterschap.

Voetnoten

1.In de bijlage bij deze uitspraak is de tekst van de nieuwe voorschriften opgenomen.