3.3De vraag of het bestreden besluit in afwachting van de uitspraak op het beroep geschorst dient te worden, zal worden beantwoord aan de hand van een afweging van de betrokken belangen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het waterschap die pleiten tegen het treffen daarvan, als volgt. Een belangrijk onderdeel hierbij is of verzoekster kan voldoen aan de gewijzigde lozingseis in voorschrift 5.1 van het bestreden besluit. Indien zij dat niet zou kunnen doen, dan zou namelijk door het wijzigen van het bestreden besluit verzoekster in overtreding zijn en zou het bestreden besluit een impliciete weigering van reeds vergunde activiteiten omvatten. Dat is in strijd met het systeem van de Waterwet.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit onderscheid maakt tussen de lozing van bedrijfsafvalwater tijdens reguliere bedrijfsomstandigheden, tijdens voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden en tijdens ongewone voorvallen. Het waterschap heeft in het verweerschrift en ter zitting aangegeven dat de lozingseis voor naftaleen in voorschrift 5.1 van het bestreden besluit alleen geldt tijdens reguliere bedrijfsomstandigheden. Voorschrift 23 geldt (kennelijk exclusief) voor de lozing van afvalwater tijdens voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt dit onderscheid tussen reguliere en voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden in voorschriften 5.1 en 23 onvoldoende uit het bestreden besluit. Dit onderscheid werd niet gemaakt in de watervergunning uit 2009. Daarin wordt wel een regeling opgenomen in voorschrift 18 voor ongewone voorvallen maar een voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheid is toch iets anders dan een ongewoon voorval. In het bestreden besluit had daarom beter moeten worden aangegeven dat de watervergunning uit 2009 op dit onderdeel ook wordt gewijzigd. Het bestreden besluit zelf geeft geen definitie van voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheid.
5. In het verweerschrift legt het waterschap uit dat is aangesloten bij stap 6 in het Nederlands informatiedocument voor Best Beschikbare Technieken ‘NBW Lozingseisen Wvo-vergunningen’. In het verweerschrift wordt ook aangegeven dat onder voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden wordt verstaan: onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, storingen (niet zijnde een ongewoon voorval), korte stilleggingen en het opstarten of het (definitief) buiten bedrijf stellen van een proces- of afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan. De voorzieningenrechter kan echter niet beoordelen of deze beschrijving de lading dekt. Verzoekster heeft dit tot op heden ook nog niet kunnen bevestigen, betwisten of kunnen aanvullen. De voorzieningenrechter neemt op basis van de informatie die is gegeven door verzoekster op de zitting aan dat bij de bovenstaande omstandigheden en bij eventuele verdere voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden bij installaties op het chemiecomplex verzoekster altijd het van deze installaties afkomstige bedrijfsafvalwater opvangt in de twee buffertanks T811 en T902 voordat het naar het rode riool wordt geloosd. De voorzieningenrechter en verzoekster kunnen ook niet beoordelen of, als deze beschrijving wordt toegepast op de voortschrijdende jaarvracht van naftaleen, in 2022 al sprake is van een overtreding van voorschrift 5.1 van het bestreden besluit. Medio dit jaar hebben zich enkele lozingen voorgedaan, maar het is te veel gevraagd om achteraf te construeren of deze lozingen te maken hebben met voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden of niet.
6. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding een ordemaatregel te treffen. In de eerste plaats schorst de voorzieningenrechter voorschrift 5.1 van het bestreden besluit voor wat betreft de lozingseis voor naftaleen tot de (eind)uitspraak op het beroep van verzoekster. Een dergelijke schorsing heeft echter tot gevolg dat de veel ruimere lozingseis in de watervergunning van 2009 herleeft en dat gaat de voorzieningenrechter te ver. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat op basis van de informatie in de milieujaarverslagen, verzoekster in staat mag worden geacht de lozing van naftaleen drastisch te beperken ten opzichte van de oorspronkelijke lozingseis en dat de voortschrijdende jaarvracht tot juni dit jaar ruim onder deze lozingseis bleef. Daarom verbindt de voorzieningenrechter voorwaarden aan de schorsing. Verzoekster moet voldoen aan deze voorwaarden. De voorzieningenrechter bepaalt namelijk dat de schorsing vervalt als na 11 oktober 2022 niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Dat betekent dus dat als verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden, verzoekster dan meteen moet voldoen aan de strengere lozingseis voor naftaleen in het bestreden besluit. De voorlopige voorziening vervalt ook indien voor de uitspraak in beroep de door verzoekster aangevraagde revisievergunning in werking treedt of als verzoekster geen watervergunning meer heeft om naftaleen te lozen (omdat de lopende watervergunning niet wordt verlengd).
De stof naftaleen mag in een voortschrijdende jaarvracht exclusief lozingen vanuit buffertanks T811 en T902 niet meer bedragen dan 25 kg/j.
De stof naftaleen mag in een voortschrijdende jaarvracht inclusief lozingen vanuit buffertanks T811 en T902 niet meer bedragen dan 50 kg/j.
Bij het berekenen van de voortschrijdende jaarvracht blijven de lozingen in de maanden juni tot en met augustus 2022 buiten beschouwing.
Alle lozingen vanuit buffertanks T811 en T902 dienen in aanvulling op de andere verplichtingen op basis van het bestreden besluit door verzoekster te worden gemeld bij het waterschap.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding te bepalen dat de voortschrijdende jaarvracht wordt berekend vanaf 29 juni 2022. Tot het moment van deze uitspraak is de watervergunning van 2009 nog niet verlengd en eindigt de looptijd hiervan (binnen een jaar). Om discussies achteraf te voorkomen, bepaalt de voorzieningenrechter dat bij het berekenen van de voortschrijdende jaarvracht de lozingen in de maanden juni tot en met augustus 2022 buiten beschouwing blijven.
7. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voorschrift 23 van het bestreden besluit te schorsen, daargelaten dat verzoekster hier niet expliciet om heeft verzocht. Dit voorschrift verplicht verzoekster om bij voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden voorzorgsmaatregelen te treffen. Dergelijke omstandigheden dienen vier weken van te voren te worden gemeld bij het waterschap. Hierbij dient verzoekster onder meer de te treffen voorzorgsmaatregelen ter goedkeuring voor te leggen aan het waterschap. De voorzieningenrechter leest in voorschrift 23 niet wat de gevolgen zijn van het niet naleven van voorschrift 23, of van het onthouden van goedkeuring als bedoeld in voorschrift 23.4. Het kan echter geen kwaad om in de komende maanden te kijken hoe voorschrift 23 in de praktijk uitpakt. Bovendien krijgen partijen dan hopelijk meer inzicht in de aard en omvang van de voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat bedrijfsafvalwater bij bijzondere bedrijfsomstandigheden in de twee buffertanks T811 en T902 wordt opgevangen voordat het naar het rode riool wordt geloosd.
8. Als het waterschap van mening is dat verzoekster onvoldoende voorzorgsmaatregelen treft en er dreigt een lozing plaats te vinden, dan kan het waterschap desgewenst verzoeken om opheffing van de getroffen voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter kan met de kennis van dat moment dan beter beoordelen of verzoekster voldoende voorzorgsmaatregelen treft en heeft meer inzicht in alle belangen en omstandigheden die dan op het spel staan.
9. De voorzieningenrechter heeft de strekking van bovenstaande ordemaatregel aan partijen voorgehouden op de zitting. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat deze ordemaatregel onuitvoerbaar is.
10. Omdat de voorzieningenrechter een voorziening treft, moet het waterschap het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden en krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00). Toegekend wordt € 1.518,00.