ECLI:NL:RBOBR:2022:4390

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
22/333, 22/1366, 22/1466, 22/1637 en 22/1820 T
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bevoegdheids- en ontvankelijkheidsvragen in beroepszaken omgevingsvergunningen voor woningbouw in Veghel

Op 7 oktober 2022 doet de Rechtbank Oost-Brabant een tussenuitspraak in de beroepszaken met betrekking tot omgevingsvergunningen voor de bouw van 16 woningen aan de Iepenlaan en 15 appartementen aan de Zeven Eikenlaan in Veghel. De rechtbank behandelt vragen van bevoegdheid en ontvankelijkheid. Alle beroepen worden ontvankelijk verklaard, maar er is een bevoegdheidsprobleem vastgesteld. De gemachtigde van het college van burgemeester en wethouders van Meierijstad was niet bevoegd om de bestreden besluiten van 6 januari 2022 en 1 juli 2022 te nemen. De rechtbank vernietigt deze besluiten en geeft het college twee weken de tijd om deze besluiten te bekrachtigen. De rechtbank zal daarna een inhoudelijk oordeel vellen over de beroepen.

De rechtbank overweegt dat de Crisis- en Herstelwet niet van toepassing is op de omgevingsvergunning voor de 16 woningen, waardoor eisers 2 ook na de beroepstermijn gronden mochten aanvoeren. De rechtbank concludeert dat de gemachtigde van het college niet bevoegd was om de besluiten te nemen, wat leidt tot de vernietiging van de besluiten. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraken op de beroepen, waarbij ook de proceskosten en griffierechten nog niet worden behandeld. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 22/333, 22/1366, 22/1466, 22/1637 en 22/1820

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2022 in de zaken tussen

[ eiser 1] , uit [woonplaats] , eiser 1

(gemachtigde: mr. G.T. van de Weerdt),

[eisers 2] , uit [woonplaats] , eisers 2(gemachtigde: mr. A.A.P.M. Theunen)

[eisers 3] uit [woonplaats] , eisers 3(gemachtigde: mr. A.A.P.M. Theunen),

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J.M. Marcus).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
Woningbouwvereniging AREAte Uden, vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. R.D. van Oevelen).

Inleiding

Deze zaken gaan over:
  • de omgevingsvergunning voor het bouwen van 16 woningen aan de Iepenlaan 2 t/m 4G in Veghel; deze vergunning is verleend met het besluit van 17 november 2021;
  • de omgevingsvergunning voor het bouwen van 15 appartementen aan de Zeven Eikenlaan (ongenummerd) in Veghel, voor de uitrit naar de Zeven Eikenlaan en voor het verharden van 24 parkeerplaatsen; de vergunningen voor de bouw en de uitrit zijn verleend met het besluit van 29 juli 2021; de vergunning voor het verharden van de parkeerplaatsen en ontheffing van het bouwverbod zijn verleend met het herstelbesluit van 17 maart 2022.
Met de bestreden besluiten van 18 mei 2022 is het college bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de 16 woningen gebleven. Eiser 1 en eisers 2 hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. [1]
Met het bestreden besluit van 6 januari 2022 op het bezwaar van eiser 1, het herstelbesluit van 17 maart 2022 en de bestreden besluiten van 1 juli 2022 op de bezwaren van alle eisers, is het college bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de 15 appartementen, het maken van de uitrit en het verharden van de parkeerplaatsen gebleven.
Eiser 1 heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 6 januari 2022. [2] Zijn beroep is van rechtswege mede gericht tegen het herstelbesluit en het aanvullende besluit op zijn bezwaar van 1 juli 2022. Eisers 2 en 3 hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten van 1 juli 2022. [3]
De rechtbank heeft de beroepen op 30 september 2022 ter zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig:
  • eisers, met uitzondering van [eisers 2] ,
  • de gemachtigde van het college,
  • de gemachtigde van vergunninghoudster,

Beoordeling door de rechtbank

1.
De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunningen voor de 16 woningen en 15 appartementen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Partijen hebben ook ontvankelijkheids- en bevoegdheidsvragen aan de orde gesteld. Die moet de rechtbank bespreken voordat zij een inhoudelijk oordeel kan geven. De rechtbank bespreekt de ontvankelijkheids- en bevoegdheidsvragen in deze tussenuitspraak. De inhoudelijke bespreking komt in de einduitspraken: een einduitspraak over de 16 woningen en een einduitspraak over de 15 appartementen.
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat alle beroepen ontvankelijk zijn. Verder komt de rechtbank tot het oordeel dat er een mandaatgebrek kleeft aan de bestreden besluiten. Het college is bereid om die besluiten te bekrachtigen. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om dat te doen. De rechtbank legt dit oordeel hierna uit.
Ontvankelijkheid van het beroep van eisers 2 in SHE 22/1466
3. Het college voert aan dat het beroep van eisers 2 in de zaak over de 16 woningen niet-ontvankelijk is, omdat het beroep is ingesteld op nader aan te voeren gronden. Volgens het college kunnen op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en Herstelwet na de beroepstermijn geen gronden meer worden aangevoerd.
4. De rechtbank had in deze zaak voorlopig aangenomen dat de Crisis- en Herstelwet van toepassing is. De griffier van de rechtbank heeft dat bij brief van 29 juli 2022 aan partijen medegedeeld. Die voorlopige aanname is echter niet juist. De rechtbank legt dat hierna uit.
4.1.
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Crisis- en Herstelwet is afdeling 2 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten. In categorie 3.1 van bijlage 1 is als categorie genoemd een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van het bestemmingsplan wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied. De omgevingsvergunning voor de 16 woningen is echter niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo (een buitenplanse afwijking) verleend. Dat betekent dat het betrokken ruimtelijke project niet in categorie 3.1 valt.
4.2.
Het college heeft tijdens de zitting ook gewezen op categorie 12.1 van bijlage 1. Daarin is, voor zover hier van belang, de transformatie van langdurig leegstaande kantoren naar andere gebruiksmogelijkheden vermeld. In dit geval is echter geen sprake van leegstaande kantoorruimte die geschikt wordt gemaakt voor ander gebruik. De voormalige kantoorruimte is immers al gesloopt. Dat betekent dat het betrokken ruimtelijke project ook niet in categorie 12.1 valt.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is de Crisis- en Herstelwet niet van toepassing. Dat betekent dat ook artikel 1.6a van de Crisis- en Herstelwet niet van toepassing is. Eisers 2 mochten daarom ook na de beroepstermijn beroepsgronden aanvoeren. Zij hebben de gronden van het beroep ingediend binnen de door de rechtbank genoemde termijn. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het beroep van eisers 2 niet-ontvankelijk te verklaren.
Ontvankelijkheid van het beroep van eisers 3 in SHE 22/1820
5. Het college voert aan dat het beroep van eisers 3 niet-ontvankelijk is. Eisers 3 verwijzen in hun beroepschrift uitsluitend naar het besluit op bezwaar van 1 juli 2022 met dossiernummer OV-2020-1006-BZW-07 en kenmerk 1948408131. Dat is echter het besluit op het bezwaar van eisers 2. Het besluit op het bezwaar van eisers 3 dateert ook van 1 juli 2022, maar heeft als dossiernummer OV-2020-1006-BZW-05 en kenmerk 1948407958. Tegen dat besluit is geen beroep ingesteld. Eisers 3 zijn volgens het college geen belanghebbende bij het besluit op het bezwaar van eisers 2.
Het betoog van het college slaagt niet.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers 2 en 3 gezamenlijk beroep hebben ingesteld. Zij geven in hun beroepschrift aan dat het beroep is gericht tegen de beslissing van 1 juli 2022, die is genomen naar aanleiding van de bezwaren die zijn ingediend door belanghebbenden, waaronder eisers, tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van de 15 appartementen. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het beroep niet alleen is gericht tegen het besluit op het bezwaar van eisers 2, maar ook tegen het besluit op het bezwaar van eisers 3. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het beroep door dezelfde gemachtigde is ingesteld, niet is gebleken dat er inhoudelijke verschillen bestaan tussen de twee besluiten op bezwaren en dat de besluiten op de bezwaren van eisers 2 en 3 op dezelfde datum zijn genomen. De enkele omstandigheid dat het registratienummer van het besluit op het bezwaar van eisers 3 niet is vermeld, leidt niet tot een ander oordeel. Temeer nu eisers 3 met naam en toenaam in het beroepschrift zijn vermeld.
Is er sprake van mandaatgebreken?
6. Eiser 1 stelt zich op het standpunt dat de bestreden besluiten op zijn bezwaren en het herstelbesluit van 17 maart 2022 onbevoegd zijn genomen. Deze besluiten zijn namens het college ondertekend door Marcus, juridisch medewerker VTH (de gemachtigde van het college). Uit de Mandaatregeling Meijerijstad (de Mandaatregeling) volgt volgens eiser 1 echter niet dat de gemachtigde van het college daartoe bevoegd is.
7. Gelet op wat eiser 1 heeft aangevoerd, zal de rechtbank beoordelen of de gemachtigde van het college bevoegd was om de door eiser 1 genoemde besluiten namens het college te nemen. De bevoegdheid om in mandaat besluiten te nemen, is een kwestie van openbare orde. De rechtbank zal daarom ook ambtshalve beoordelen of de gemachtigde van het college bevoegd was om de door eisers 2 en 3 bestreden besluiten namens het college te nemen.
Besluit van 6 januari 2022 (SHE 22/333)
8. De gemachtigde van het college heeft het bestreden besluit van 6 januari 2022 op het bezwaar van eiser 1 namens het college genomen. Uit de Mandaatregeling volgt echter dat hij daartoe niet bevoegd is. Op grond van artikel 1, tweede lid, van de Mandaatregeling zijn de besluitvormende bevoegdheden die zijn vermeld in het bij dit besluit behorende register gemandateerd aan de in de registers genoemde functionarissen. Op grond van artikel 1, derde lid, van de Mandaatregeling wordt voor de toepassing van deze regeling onder medewerker verstaan elke persoon die krachtens een arbeidsovereenkomst, detacherings- of andere overeenkomst werkzaam is bij de gemeente. In de Bijlage Register Algemeen is het nemen van besluiten op ingediende bezwaarschriften, mits voldaan wordt aan de specifieke voorwaarden, gemandateerd aan medewerkers van de ateliers die in hun dagelijkse werk zijn belast met de betreffende werkzaamheden. [4] De rechtbank gaat ervan uit dat de gemachtigde van het college op grond van een overeenkomst als juridisch medewerker VTH werkzaam is bij de gemeente Meierijstad. Er is echter niet voldaan aan de in Mandaatregeling genoemde voorwaarde dat de beslissing op bezwaar in overeenstemming is met het advies dat is uitgebracht door de Commissie voor rechtsbescherming. De Commissie voor rechtsbescherming had namelijk op 6 januari 2022 nog geen advies uitgebracht.
Dat betekent dat de gemachtigde van het college niet bevoegd was om het bestreden besluit van 6 januari 2022 namens het college te nemen.
Besluit van 17 maart 2022 (SHE 22/333, 22/1637 en 22/1820)9. De gemachtigde van het college heeft het herstelbesluit van 17 maart 2022 namens het college genomen. Dit herstelbesluit heeft betrekking op de 15 appartementen. Met het herstelbesluit is het primaire besluit van 29 juli 2021 aangevuld met een motivering, met de verlening van een omgevingsvergunning voor het verharden van de parkeerplaatsen en met een ontheffing van het bouwverbod. In de Bijlage Register VTH is het nemen van besluiten over (aanvragen om) omgevingsvergunningen op grond van de Wabo, daaronder tevens begrepen alle voorbereidingshandelingen en besluiten met betrekking tot het ambtshalve wijzigen, aanvullen en/of het geheel dan wel gedeeltelijk intrekken van omgevingsvergunningen, gemandateerd aan medewerkers van het atelier die in hun dagelijkse werk zijn belast met de betreffende werkzaamheden. De rechtbank gaat ervan uit dat de gemachtigde van het college op basis hiervan bevoegd was om het herstelbesluit in mandaat te nemen.
Besluiten van 18 mei 2022 (SHE 22/1366 en 22/1466)
10. De gemachtigde van het college heeft de twee bestreden besluiten van 18 mei 2022 op de bezwaren van eiser 1 en eisers 2 over de 16 woningen namens het college genomen. Op grond van de Bijlage Register Algemeen was hij daartoe bevoegd. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze besluiten zijn genomen conform het advies van de Commissie voor rechtsbescherming.
Besluiten van 1 juli 2022 (SHE 22/333, 22/1637 en 22/1820)
11. De gemachtigde van het college heeft de drie bestreden besluiten van 1 juli 2022 op de bezwaren van eiser 1 en eisers 2 en 3 over de 15 appartementen namens het college genomen. [5] Hij heeft echter ook het herstelbesluit van 17 maart 2022 al namens het college genomen. Het herstelbesluit dient te worden aangemerkt als een aanvulling op het (primaire) besluit van 29 juli 2021 tot verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van de 15 appartementen. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het beroep van eiser 1 en zijn de bezwaren van eisers 2 en 3 van rechtswege mede gericht tegen het herstelbesluit. Op grond van artikel 10:3, derde lid, van de Awb mag het mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet worden verleend aan degene die krachtens mandaat het besluit heeft genomen waartegen het bezwaar zich richt. Ter uitvoering hiervan is in de Bijlage Register Algemeen van de Mandaatregeling vermeld dat degene die het besluit op bezwaar neemt niet degene mag zijn die ook het primaire besluit in mandaat heeft genomen. Hieruit vloeit voort dat de gemachtigde van het college niet bevoegd was om de drie bestreden besluiten van 1 juli 2022 in mandaat te nemen.

Conclusie en gevolgen12.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestreden besluiten van 6 januari 2022 en 1 juli 2022 in de zaken over de 15 appartementen (SHE 22/333, 22/1637 en 22/1820) moeten worden vernietigd, omdat de gemachtigde van het college niet bevoegd was om die besluiten namens het college te nemen. De rechtbank zal die besluiten dan ook vernietigen.

13. De gemachtigde van het college heeft de rechtbank schriftelijk medegedeeld dat het college, voor zover hier van belang, het bestreden besluit van 6 januari 2022 en het aanvullende besluit van 1 juli 2022 op het bezwaar van eiser 1 in de vergadering van 27 september 2022 heeft bekrachtigd. Met die schriftelijke mededeling is naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet aangetoond dat het college daadwerkelijk in zijn vergadering van 27 september 2022 heeft besloten om die besluiten te bekrachtigen. Dat dient alsnog te worden aangetoond. Tijdens de zitting is ook gebleken dat het college bereid is om andere besluiten waar mandaatgebreken aan kleven te bekrachtigen.
14. Als alle besluiten waaraan een mandaatgebrek kleeft zouden worden of zijn bekrachtigd, zou de rechtbank kunnen beoordelen of de rechtsgevolgen van de te vernietigen besluiten in stand kunnen blijven. In dat kader zou de rechtbank de besluiten dan inhoudelijk kunnen beoordelen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om het college met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen om:
- aan te tonen dat hij de bestreden besluiten van 6 januari 2022 en 1 juli 2022 op het bezwaar van eiser 1 in zijn vergadering van 27 september 2022 heeft bekrachtigd
en
- de bestreden besluiten van 1 juli 2022 op de bezwaren van eisers 2 en eisers 3 te bekrachtigen.
Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank een tussenuitspraak. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de besluiten de bekrachtiging van de besluiten kan aantonen, respectievelijk de besluiten kan bekrachtigen op twee weken na de dag van verzending van deze tussenuitspraak.
15. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op de beroepen.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraken op de beroepen. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en de griffierechten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twee weken na de dag van verzending van deze tussenuitspraak de mandaatgebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Hutten, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Oosterveer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraken in deze zaken.

Voetnoten

1.De beroepen zijn geregistreerd als SHE 22/1366 (eiser 1) en SHE 22/1466 (eisers 2).
2.Het beroep van eiser 1 is geregistreerd als SHE 22/333.
3.De beroepen zijn geregistreerd als SHE 22/1637 (eisers 2) en SHE 22/1820 (eisers 3).
4.De Mandaatregeling is met ingang van 20 mei 2022 gewijzigd. Het enige voor deze zaken relevante verschil betreft het nummer van het onderdeel uit de Bijlage Register Algemeen waarin de mandatering van het nemen van besluiten op bezwaar is geregeld. Tot 20 mei 2022 was dit geregeld in onderdeel 17 van de Bijlage Register Algemeen; nu is het geregeld in onderdeel 18.
5.Voor eiser 1 gaat het om een aanvullend besluit op bezwaar.