ECLI:NL:RBOBR:2022:4358

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
C-01-385007 - HA ZA 22-460
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een verstekzaak betreffende een overeenkomst van opdracht en onbetaalde facturen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 28 september 2022 vonnis gewezen in een verstekzaak. Eiseres, een naamloze vennootschap, heeft gedaagden, waaronder een natuurlijke persoon en een besloten vennootschap, aangeklaagd voor onbetaalde facturen die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht. De gedaagden zijn niet verschenen in de procedure, waardoor de rechtbank op basis van de ingediende dagvaarding en de vorderingen van eiseres heeft geoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres tot betaling van de beslagkosten toewijsbaar is, conform artikel 706 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De beslagkosten zijn begroot op € 1.017,00 voor verschotten en € 1.114,00 voor het salaris van de advocaat. Daarnaast heeft de rechtbank de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op een totaal van € 3.378,33, inclusief griffierecht en kosten voor de dagvaarding.

In de beslissing heeft de rechtbank gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 37.952,41, vermeerderd met wettelijke rente, en specifieke bedragen voor gedaagde 1. De rechtbank heeft ook de veroordeling in de beslagkosten en proceskosten opgenomen, met de bepaling dat deze bedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.J.C. Adang.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/385007 / HA ZA 22-460
Vonnis van 28 september 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J. Weijer te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eiseres vordert gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.017,00 voor verschotten en € 1.114,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 1.114,00).
2.2.
Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.3.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 2.161,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.114,00(1,0 punt × tarief € 1.114,00)
Totaal € 3.378,33
2.4.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen een bedrag van € 37.952,41 (zevenendertigduizend negenhonderdtweeënvijftig euro en eenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van
€ 36.809,41 telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 1.143,00 vanaf 15 augustus 2022, een en ander steeds tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde 1, [gedaagde 1] , om aan eiseres te betalen een bedrag van
€ 40.737,50 (veertigduizend zevenhonderdzevenendertig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van
€ 39.566,93 telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 1.170,57 vanaf 15 augustus 2022, een en ander steeds tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.131,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 3.378,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.