een raadsonderzoek te gelasten waarbij wordt onderzocht bij wie [minderjarige A] zijn hoofdverblijf zal hebben.
De moeder voert hiertegen verweer en verzoekt zelfstandig, uitvoerbaar bij voorraad,:
- het echtscheidingsconvenant van [datum] te erkennen;
- voor recht te verklaren dat zij alleen het gezag heeft over [minderjarige A] ;
- de vader te gelasten medewerking te verlenen tot het afgeven aan de moeder van het paspoort van [minderjarige A] binnen twee weken na betekening van dit vonnis onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de vader dit nalaat;
- te bepalen dat de onder subsidiair opgenomen contactregeling zal gelden tussen [minderjarige B] en de moeder onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per keer dat de vader hieraan geen gevolg geeft;
bij wijze van voorwaardelijk verzoek:
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige A] bij de moeder is in China;
- te bepalen dat de onder subsidiair opgenomen contactregeling zal gelden tussen [minderjarige B] en de moeder onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per keer dat de vader hieraan geen gevolg geeft;
subsidiair:
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige A] en [minderjarige B] bij de moeder is in China;
meer subsidiair:
- te bepalen dat de moeder eenmaal per dag videocontact heeft met de kinderen via WeChat op de Ipads van de kinderen:
- woensdag en vrijdag, moeder videobelt de kinderen om 13.30 uur;
- andere doordeweekse dagen, moeder videobelt de kinderen om 16.00 uur;
- in het weekend, moeder videobelt de kinderen om 9.00 uur;
- te bepalen dat de kinderen vrijelijk contact mogen hebben met de moeder op elk moment wanneer zij dit willen via hun Ipad met WeChat;
- te bepalen dat de kinderen vrijelijk contact mogen hebben met de grootouders op elk moment wanneer zij dit willen via hun Ipad met WeChat;
- te bepalen dat de vader per twee weken foto’s verstrekt van de kinderen en haar eens in de twee weken per e-mail informeert over belangrijke aangelegenheden betreffende de kinderen waaronder onder meer wordt verstaan informatie over gezondheid, school, ontwikkeling en sporten;
- te bepalen dat de vader wordt veroordeeld tot het verstrekken van afschriften van de paspoorten van de kinderen alsook van de later verstrekte vernieuwde paspoorten;
- te bepalen dat de kinderen bij de moeder verblijven: in de even jaren één maand gedurende de zomervakantie in China waarbij de kinderen gedurende de vliegreis worden begeleid door een luchtvaartstewardess of door de vader, en in de oneven jaren gedurende twee weken gedurende de zomervakantie in Nederland;
- onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per keer dat de vader hieraan geen gevolg geeft.
De vader voert verweer tegen het zelfstandige verzoek. Hij vraagt te bepalen dat de kinderen om de dag gedurende 20 minuten Skype-contact met de moeder hebben en een informatieregeling te bepalen van een keer per maand, althans een regeling die de rechtbank juist acht.
Rechtsmacht
De Nederlandse rechter is bevoegd om kennis te nemen van het verzoek, gelet op het feit dat [minderjarige A] en [minderjarige B] ten tijde van de indiening van het verzoek de gewone verblijfplaats in Nederland hadden (artikel 8 Brussel II bis-Verordening).
Relatieve bevoegdheid
[minderjarige A] en [minderjarige B] verblijven momenteel in het arrondissement Oost-Brabant, zodat deze rechtbank bevoegd is op het verzoek te beslissen.
Toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het verzoek is Nederlands recht van toepassing (artikel 15 lid 1 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
Erkenning akte
De moeder heeft verzocht het echtscheidingsconvenant van [datum] te erkennen.
De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Voor zover de moeder heeft bedoeld dat het echtscheidingsconvenant in zijn geheel door de Nederlandse rechter moet worden erkend, is de rechtbank van oordeel dat zij geen belang heeft bij dit verzoek, althans dat zij haar belang daarbij onvoldoende heeft gesteld. De echtscheiding van de ouders is immers al in de Basisregistratie Personen geregistreerd, wat betekent dat de Nederlandse ambtenaar van de burgerlijke stand de echtscheiding van de ouders in China heeft erkend. Er is in dat opzicht geen belang bij een erkenning van het echtscheidingsconvenant in zijn geheel door de rechtbank. Deze procedure gaat verder uitsluitend over het gezag, het hoofdverblijf en de zorgregeling. Voor zover de ouders van mening verschillen over de erkenning van deze specifieke onderdelen uit het echtscheidingsconvenant zal de rechtbank daarover hierna een beslissing nemen.
Gezag
Tussen de ouders is in geschil wie belast is met het gezag over [minderjarige A] en [minderjarige B] . In het echtscheidingsconvenant hebben de ouders daarover met elkaar afgesproken dat de moeder alle beslissingen neemt over [minderjarige A] en de vader over [minderjarige B] . Deze afspraak is volgens de moeder vergelijkbaar met eenhoofdig gezag zoals dat in Nederland bekend is. Zij verzoekt de afspraak te erkennen. Volgens de vader ziet de afspraak niet op eenhoofdig gezag. Hij weerspreekt dat de afspraak kan worden erkend.
De rechtbank overweegt als volgt. Er is een aantal buitenlandse gezagsbeslissingen dat in Nederland van rechtswege wordt erkend. Dat zijn:
1) gezagsbeslissingen gegeven in een Staat die partij is bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 en het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961;
2) gezagsbeslissingen gegeven in een van de EU-lidstaten; en
3) gezagsbeslissingen gegeven in een staat waarmee een bilateraal verdrag is gesloten over de erkenning en tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen en authentieke akten.
Geen van deze situaties is op China van toepassing. De afspraak in het echtscheidingsconvenant dat de moeder alle beslissingen neemt over [minderjarige A] en de vader over [minderjarige B] , wordt in Nederland dus niet van rechtswege erkend.
Dit heeft tot gevolg dat het commune Nederlandse internationale erkenningsrecht, zoals bepaald in artikel 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, van toepassing is. Uit de jurisprudentie volgt dat een buitenlandse beslissing of een buitenlandse akte in Nederland in beginsel wordt erkend indien:
de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is,
de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging,
de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en
de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
De rechtbank merkt op dat het ouderlijk gezag in Nederland van openbare orde is en niet ter vrije bepaling van partijen staat. Voor zover de moeder moet worden gevolgd in haar standpunt dat de afspraak in het echtscheidingsconvenant dat de moeder alle beslissingen neemt over [minderjarige A] en de vader over [minderjarige B] als een afspraak over het ouderlijk gezag moet worden beschouwd, is die afspraak dus in strijd met de Nederlandse openbare orde en wordt die afspraak dus in Nederland niet erkend. Het verzoek van de moeder tot erkenning van de hiervoor genoemde afspraak wordt daarom afgewezen. Dit betekent dat de ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over [minderjarige A] en [minderjarige B] . Het verzoek van de moeder om voor recht te verklaren dat zij alleen is belast met het gezag over [minderjarige A] wordt daarom ook afgewezen.
Hoofdverblijf
De vader vraagt te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige A] bij hem is. De moeder vraagt voorwaardelijk te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige A] bij haar in China is en subsidiair dat het hoofdverblijf van beide kinderen bij haar in China is.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader toe en de verzoeken van de moeder af. [minderjarige A] en [minderjarige B] zijn in Nederland geboren en volledig in Nederland geworteld. De rechtbank acht een verhuizing naar China niet in hun belang en het uit elkaar halen van de kinderen al helemaal niet. De moeder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld waarom een verhuizing naar China wél in het belang van de kinderen zou zijn. Het feit dat zij aan de moeder gehecht zijn, en [minderjarige A] in het bijzonder, maakt niet dat een verhuizing naar een volstrekt onbekende omgeving, terwijl zij in Nederland geworteld zijn, vriendjes en vriendinnetjes hebben en naar school gaan, in hun belang is.
De rechtbank merkt nog op dat de vader niet heeft verzocht het hoofdverblijf van [minderjarige B] bij hem te bepalen. Kennelijk zijn de ouders het erover eens dat [minderjarige B] zijn hoofdverblijf ook bij de vader heeft, nu de verzoeken van de moeder worden afgewezen.