ECLI:NL:RBOBR:2022:433

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
01/879733-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en witwassen door middel van phishing en hacking van online accounts

Op 14 februari 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting, poging tot oplichting en witwassen. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 28 december 2021, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte werd beschuldigd van het oplichten van meerdere slachtoffers door gebruik te maken van valse identiteiten en door inloggegevens van klanten te verkrijgen via phishing en hacking. Dit leidde tot de afgifte van dure goederen, waaronder laptops, telefoons en kleding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, op verschillende tijdstippen in de periode van 30 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019, deze misdrijven heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van oplichting en aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit van poging tot oplichting, evenals aan het witwassen van goederen die afkomstig waren van deze misdrijven. De rechtbank heeft een taakstraf van 180 uren opgelegd, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879733-19
Datum uitspraak: 14 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1997,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 december 2021.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 31 januari 2022 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 augustus
2018 tot en met 5 februari 2019 te 's-Hertogenbosch en/of te [gemeente 2] en/of te
Woerden en/of te [gemeente] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen
door het (telkens) aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of ( [slachtoffer 3] ) [slachtoffer 4] en/of ( [slachtoffer 2] ) [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] heeft
bewogen tot de afgifte van één of meer (dure) goederen (waaronder een of
meerdere laptops en/of telefoons en/of Ipads en/of Playstation(s) en/of parfum
en/of kleding),
door (telkens) gebruik te maken van inlognamen en wachtwoorden van klanten van
genoemde bedrijven (welke door phishing en/of hacking, althans op
onrechtmatige wijze waren verkregen), en zich op die wijze voor te doen als
legitieme klant, en/of (vervolgens) in te loggen op de (online klantaccounts
van de) website(s) van genoemde bedrijven, en/of (vervolgens) de
afleveradressen en/of de mailadressen behorende bij de betreffende klanten te
wijzigen, en/of (vervolgens) (op naam en/of op rekening van die klanten)
diverse (dure) goederen te bestellen en/of door zich valselijk voor te doen
als (bonafide) werknemer van [slachtoffer 3] , althans als persoon welke gerechtigd was om
die voornoemde goederen/pakketten op te halen/retour in te nemen;
(subsidiair)
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019 te ’s-Hertogenbosch en/of te [gemeente 2] en/of te Woerden en/of te [gemeente]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
laptops en/of telefoons en/of iPads en/of Playstations en/of parfum en/of kleding, in elk geval (telkens) een goed of goederen,
geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke goederen hij en/of zijn mededader(s) (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of van zijn beroep als bezorger bij [slachtoffer 3] en/of tegen geldelijke vergoeding, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had/hadden,
zich wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend;
(meer subsidiair)
hij en/of zijn mededader(s) op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019 te ’s-Hertogenbosch en/of te [gemeente 2] en/of te Woerden en/of te [gemeente] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of ( [slachtoffer 3] -punt) [slachtoffer 4] en/of ( [slachtoffer 2] ) [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of één of meer anderen
te bewegen tot de afgifte van
laptops en/of telefoons en/of iPads en/of Playstations en/of parfum en/of kleding, in elk geval (telkens) een goed of goederen,
geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s),
(telkens)
-gebruik heeft/hebben gemaakt van inlognamen en wachtwoorden van klanten van genoemde bedrijven (welke door phishing en/of hacking, althans op onrechtmatige wijze waren verkregen) en zich op die manier voor te doen als legitieme klant en/of
-(vervolgens) in heeft/hebben gelogd op de (online klantenaccounts van de) website(s) van genoemde bedrijven en/of
-(vervolgens) de afleveradressen en/of de mailadressen behorende bij de betreffende klanten heeft/hebben gewijzigd en/of
-(vervolgens) (op naam en/of op rekening van die klanten) voornoemde (dure) goederen heeft/hebben besteld en/of
-zich valselijk voor heeft/hebben gedaan als bonafide werknemer van [slachtoffer 3] en/of als persoon welke gerechtigd was welke gerechtigd was om die goederen/pakketten op te halen / retour in te nemen en/of
-heeft/hebben gevraagd om de uitlevering van die goederen/pakketten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 augustus
2018 tot en met 5 februari 2019 te 's-Hertogenbosch en/of te [gemeente 2] en/of te
Woerden en/of te [gemeente] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen)
voorwerpen, te weten één of meer (dure) goederen (waaronder een of meerdere
telefoons en/of laptops en/of Ipads en/of Playstation(s) en/of parfum en/of
kleding), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen (te weten verkocht)
en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde onder 1 primair bewezen te verklaren in die zin dat verdachte [slachtoffer 1] (meerdere laptops, een telefoon en kleding) en [slachtoffer 2] (parfum) heeft opgelicht. Ten aanzien van de laptops, de telefoon en de kleding heeft de officier van justitie subsidiair aangevoerd dat sprake is van verduistering in dienstbetrekking (feit 1 subsidiair).
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd ook het ten laste gelegde onder 1 meer subsidiair bewezen te verklaren in die zin dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (Ipads en kleding) op te lichten.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd het ten laste gelegde onder 2 bewezen te verklaren in die zin dat sprake is van witwassen van een telefoon en een PlayStation.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is van samenloop tussen feit 1 primair en feit 2.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrij te spreken.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het dossier geen aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat verdachte bepaalde goederen in het bezit heeft gehad doordat hij zelf of in vereniging bepaalde frauduleuze handelingen heeft verricht of zich heeft bediend van middelen om oplichting mogelijk te maken. De gebruikte IP-adressen waarmee valse bestellingen werden gedaan zijn niet te herleiden naar een persoon en uit het dossier blijkt niet wie verantwoordelijk is voor het hacken van bestaande accounts en het creëren van nepaccounts. Ook blijkt niet dat informatie over frauduleuze pakketjes bij verdachte is beland. De raadsman heeft verder aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte aanwezig was bij het ophalen van de pakketjes door [medeverdachte 1] . Weliswaar is de auto van verdachte gezien, maar uit het dossier volgt dat verdachte wel eens anderen voor hem liet rijden/werken. Aan de herkenning van verdachte op de camerabeelden bij het [slachtoffer 2] [slachtoffer 5] (parfum) door een anonieme melder kan volgens de raadsman geen bewijswaarde worden toegekend. De raadsman heeft verder aangevoerd dat [medeverdachte 2] er belang bij had om belastend over verdachte te verklaren en dat verdachte haar verklaringen betwist. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat niet kan worden gesteld dat verdachte beschikkingsmacht had over de ten laste gelegde goederen.
De raadsman heeft geconcludeerd dat met de bewijsmiddelen – ook als deze in onderlinge samenhang worden bezien – niet de drempel wordt behaald om verdachte als één van de (mede)plegers van de oplichtingen of witwassen te bestempelen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte, al dan niet in vereniging, webwinkels [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of pakketbezorger [slachtoffer 3] en/of pakketafhaalpunten en/of klanten van die webwinkels heeft opgelicht (1 primair), dan wel dat hij goederen heeft verduisterd (1 subsidiair) dan wel dat sprake is van poging tot oplichting (1 meer subsidiair). De rechtbank dient verder te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door goederen afkomstig van misdrijf te verkopen (feit 2).
De rechtbank overweegt het volgende.
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd dat zij op 10 oktober 2018 in ’s-Hertogenbosch, na een melding dat pakketten werden uitgewisseld en opengemaakt, een drietal voertuigen hebben gecontroleerd. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben hierover het volgende gerelateerd. Zij zagen dat verdachte de bestuurder was van een witte bestelbus met [kenteken 1] . Daarnaast zagen zij dat twee jongens bij een grijze Volkswagen Golf stonden met het [kenteken 2] , welke op naam stond van verdachte. Deze jongens vertelden dat zij hun vriend [verdachte] , verdachte, hielpen bij het bezorgen van pakketten van [slachtoffer 3] en dat ze zijn auto daarbij mochten gebruiken. Verbalisanten zagen vervolgens in de kofferbak van deze Golf een opengescheurd pakket zonder inhoud gericht aan [persoon 1] . Verder troffen zij in een geparkeerde witte Mercedes met [kenteken 3] documenten aan op naam van verdachte en zagen zij op de achterbank van de Mercedes enkele pakketjes van [slachtoffer 1] liggen, onder meer op naam van [persoon 2] en [persoon 3] , waarvan de verpakking kapot was. Een jongen die kwam aangelopen verklaarde dat deze auto van verdachte was en dat hij [verdachte] hielp met het bezorgen van pakketten voor [slachtoffer 3] . Verbalisanten hebben gerelateerd dat zij van genoemde pakketjes foto’s hebben gemaakt. [2]
[verbalisant 3] heeft gerelateerd dat [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat genoemde pakketten op naam van [persoon 1] , [persoon 2] (sneakers) en [persoon 3] (sportbroek en sportvest) frauduleuze bestellingen betreffen. [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat op naam van [persoon 1] en [persoon 2] meerdere “account-take-over” bestellingen hebben plaatsgevonden en dat aan [slachtoffer 3] is aangegeven dat genoemde pakketten niet afgeleverd moesten worden, maar dat de bestellingen niet retour zijn gekomen. [verbalisant 3] heeft verder gerelateerd dat ook op naam van [persoon 3] meerdere take over bestellingen hebben plaatsgevonden en dat genoemd pakket is afgeleverd en niet retour is gekomen. [3]
[slachtoffer 9] heeft verklaard dat zij er op 14 december 2018 achter kwam dat haar account van [slachtoffer 2] was gehackt. Zij verklaarde verder dat op 12 december 2018 via haar account een bestelling was gedaan van 5 parfums en dat zij deze bestelling niet had geplaatst. De bestelde artikelen waren onderweg naar [slachtoffer 5] aan de [winkelcentrum] te
’s-Hertogenbosch. Daarop heeft zij contact opgenomen met een medewerker van [slachtoffer 2] , die haar vertelde dat het ging om een frauduleuze bestelling. Zij nam daarop contact op met [slachtoffer 5] en hoorde dat het pakket was afgehaald. Hierop heeft zij wederom contact opgenomen met [slachtoffer 2] , van wie zij hoorde dat het pakket was afgehaald op 13 december 2018 om 19.48 uur. [4]
[verbalisant 4] heeft gerelateerd dat zij de camerabeelden van [slachtoffer 5] van genoemde datum en tijd heeft bekeken, dat zij zag dat een negroïde man naar de servicebalie liep, dat een medewerkster een [slachtoffer 2] pakketje op de balie legde, dat de negroïde man het scherm van zijn mobiele telefoon liet zien aan de medewerkster, dat de medewerkster het pakketje scande en dat de negroïde man het pakketje oppakte en de winkel verliet. [5]
[verbalisant 5] heeft gerelateerd dat de beelden van de persoon die het pakketje van [slachtoffer 9] komt ophalen zijn uitgezonden en op de website van de politie zijn geplaatst. Op 20 maart 2019 heeft een anoniem persoon aangegeven dat de persoon op de beelden verdachte is, dat hij rijdt in een Volkswagen Golf met [kenteken 4] en dat hij werkt(e) bij [slachtoffer 3] . Ook heeft op 23 maart 2019 een anoniem persoon aangegeven dat de persoon op de beelden verdachte is. [6] De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de herkenningen te twijfelen, omdat het twee afzonderlijke herkenningen zijn en de eerste bovendien meerdere details bevat, en voorts gelet op de overige bewijsmiddelen in het dossier.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij voor [slachtoffer 3] werkte als bezorger en dat verdachte haar in januari 2019 heeft gevraagd om pakketten achter te houden. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat het de eerste keer ging om drie pakketten, inhoudende twee laptops en een telefoon, dat zij deze pakketten heeft gescand in de buurt van de geadresseerde in Zaltbommel en daarna de pakketten heeft meegenomen naar haar huis in [gemeente] , waar verdachte en ene [persoon 4] die pakketten hebben opgehaald. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de tweede keer ook plaatsvond in januari, dat het ging om een grote doos van [slachtoffer 1] , dat verdachte en [persoon 4] de doos openmaakten en dat het ging om een laptop. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat voor januari 2019 al veel pakketten frauduleus werden besteld en dat verdachte haar heeft verteld dat hij daarvoor verantwoordelijk was. Hij vertelde dat ze accounts hackten en dat hij de pakketten wanneer ze niet geannuleerd werden, meenam in zijn bus. [7]
[slachtoffer 7] heeft verklaard dat op 20 oktober 2018 rond 14.00 uur een [slachtoffer 3] aanbelde bij zijn woning aan [adres 2] te [gemeente 2] met de vraag of hij pakketjes van de buren in ontvangst wilde nemen omdat zij niet thuis waren. Het ging om twee pakketjes die hij ook in ontvangst heeft genomen. [slachtoffer 7] heeft verder verklaard dat ongeveer drie kwartier later werd aangebeld en dat hij een negroïde man met half lang rasta haar zag staan. Hij hoorde dat de man zei dat hij de pakketjes die zojuist bezorgd waren voor de buren op kwam halen omdat ze niet juist waren. Hij zag dat de man nadrukkelijk een handterminal liet zien met aan de onderkant een sticker van [slachtoffer 3] . Hij kreeg argwaan en zei dat dat hij de pakketjes al had afgegeven aan de buren. [8]
[slachtoffer 6] heeft verklaard dat haar man de pakketjes heeft opgehaald bij buurman [slachtoffer 7] en dat zij zag dat de pakketjes afkomstig waren van [slachtoffer 1] . Zij had niets besteld, en zag op haar account dat er op 19 oktober 2018 bestellingen van Ipads waren gedaan. Zij opende de pakketjes en zag dat er vier Ipads in zaten. [slachtoffer 6] heeft verder verklaard dat buurman [persoon 5] camerabewaking heeft en de beelden heeft veiliggesteld. [9]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij bij buurman [persoon 5] naar de camerabeelden keek van de betreffende dag tussen 14.15 uur en 14.30 uur. Hij zag een grijze Golf stoppen en zag dat de auto het [kenteken 4] had. Hij zag twee mannen uitstappen waarvan er een voldeed aan het signalement van Antilliaan met rasta. Buurman [persoon 5] maakte een screenshot van de Golf en de Antilliaan en buurman [slachtoffer 7] reageerde met ‘Ja dat is hem’. [10]
[slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij op 26 oktober 2018 van [slachtoffer 1] verschillende mailtjes kreeg inhoudende dat zij zes dezelfde Nike winterjassen had besteld. Zij heeft een [slachtoffer 1] account maar nooit winterjassen besteld. Op 27 oktober 2018 kreeg ze van [slachtoffer 3] een bevestiging dat de pakketten afgeleverd zouden worden bij het [slachtoffer 3] servicepoint [slachtoffer 4] te Woerden. Zij heeft contact opgenomen met [slachtoffer 4] en die heeft op haar verzoek de pakketten retour gezonden aan de afzender. [11]
[verbalisant 6] heeft gerelateerd dat hij op 30 oktober 2018 een bezoek heeft gebracht aan [slachtoffer 4] te Woerden en dat hij heeft gesproken met [bedrijfsleider] . [bedrijfsleider] vertelde dat op 27 oktober 2018 omstreeks 15.25 uur een negroïde man met zwart rasta-haar heeft getracht drie [slachtoffer 3] -pakketten met Nike-kleding af te halen. Hij was reeds op de hoogte dat genoemde pakketten op illegale wijze bij [slachtoffer 1] waren besteld onder de naam [slachtoffer 8] . De man heeft de pakketten niet meegekregen en het voertuig waarmee de man reed betrof een Volkswagen Golf met [kenteken 4] . [persoon 6] heeft verder gerelateerd dat het kenteken blijkens informatie van de RDW staat op naam van verdachte. [12]
[verbalisant 5] heeft gerelateerd dat de beelden uit de aangiften van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] op 28 mei 2019 werden geplaatst op de website van de politie en het Facebook account van politie Den Bosch en politie Oost-Brabant en dat hij op 12 juni 2019 een herkenning ontving met de volgende tekst: de gezochte man is op Facebook bekend als [medeverdachte 1] uit [gemeente 3] , adres onbekend. Hij laat dagelijks zijn hond, een Stafford, uit bij het
hondenuitlaatveld bij [adres 3] . [verbalisant 5] heeft gerelateerd dat hij deze informatie deelde met [wijkagent] en dat hij vervolgens werd gebeld door [wijkagent] die aansloeg op de naam in combinatie met [adres 3] . Hij zocht vervolgens in het politiesysteem op het adres [adres 3] en zag dat daar een persoon stond ingeschreven met de naam [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1978. [verbalisant 5] heeft verklaard dat hij een foto uit het politiesysteem bekeek, en die foto vergeleek met de foto uit de aangifte van [slachtoffer 8] . Hij herkende de persoon als [medeverdachte 1] . Hij herkende de persoon aan zijn brede neus, rastahaar, grote oorlellen, huidskleur en brede lippen. [13]
[verbalisant 3] heeft gerelateerd dat hij het Digitale Opkopers Register heeft bevraagd op de naam van verdachte en dat uit deze bevraging is gebleken dat verdachte meerdere goederen heeft aangeboden in ’s-Hertogenbosch. Verdachte heeft op 1 september 2018 bij het bedrijf [bedrijf] een mobiele telefoon, Samsung S8, ingeleverd voor een bedrag van 315 euro en op 10 september 2018 bij het bedrijf [bedrijf 2] een Playstation 4 voor een bedrag van 200 euro. [slachtoffer 1] is gevraagd of er in augustus en september 2018 dergelijke goederen zijn afgeleverd in ’s-Hertogenbosch via gehackte accounts. Van [slachtoffer 1] is een overzicht gekregen waaruit blijkt, dat de goederen die verdachte heeft ingeleverd overeenkomen met de goederen die zijn geleverd via gehackte accounts, namelijk op 30 augustus 2018 op de [adres 4] te ’s-Hertogenbosch een Samsung telefoon ter waarde van 462 euro, op 7 september 2018 op de [adres 5] te ’s-Hertogenbosch een Playstation 4 ter waarde van 399 euro en op 7 september 2018 op de [adres 6] te
’s-Hertogenbosch een Playstation ter waarde van 439 euro. [14] Op aangeleverde informatie van [slachtoffer 3] is verdachte vermeld als koerier van deze afleveringen. [15]
De hiervoor genoemde uit bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden in onderling verband beschouwd wijzen naar het oordeel van de rechtbank zodanig sterk op de betrokkenheid van verdachte bij de delicten, bij waardering waarvan de rechtbank heeft betrokken dat verdachte geen die betrokkenheid weerleggende verklaring heeft willen geven, dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich, samen met anderen vanuit zijn positie als [slachtoffer 3] -medewerker heeft bezig gehouden met het door middel van oplichting verkrijgen van online bestelde pakketten met waardevolle goederen die via [slachtoffer 3] uitgeleverd zouden worden.
Dat verdachte niet is gezien bij het retour innemen van de aan [slachtoffer 6] geleverde Ipads en het ophalen van de aan [slachtoffer 4] geleverde winterjassen, zoals door de raadsman is aangevoerd, doet aan het bewijs naar het oordeel van de rechtbank niets af. Zijn auto is wel gezien op beide locaties en bij de poging de aan [slachtoffer 6] geadresseerde Ipads retour te nemen is een terminal met een [slachtoffer 3] sticker erop gezien, terwijl verdachte toen werkzaam was bij [slachtoffer 3] . Bovendien is gebleken dat vrienden van verdachte hem hebben geholpen met het bezorgen van pakketten van [slachtoffer 3] met gebruikmaking van verdachtes auto. Naar het oordeel van de rechtbank is dit – mede gelet op verdachtes betrokkenheid bij de andere ten laste gelegde feiten – voldoende om aan te nemen dat verdachte ook hier betrokken was.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank in het bijzonder nog dat verdachte enkele dagen nadat hij koerier was van goederen afkomstig van frauduleuze bestellingen en derhalve daarover beschikkingsmacht had, soortgelijke goederen heeft verkocht.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1 primair, 1 meer subsidiair en 2 heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat geen sprake is van samenloop tussen de strafbare feiten, omdat het niet gaat om dezelfde goederen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van een deel van de goederen sprake is van een voltooide poging tot oplichting (feit 1 primair), zodat ten aanzien daarvan niet wordt toegekomen aan de subsidiair ten laste gelegde verduistering. Ten aanzien van de Ipads en winterjassen overweegt de rechtbank dat zij gelet op de bewijsmiddelen niet acht komen vast te staan dat verdachte op enig moment beschikkingsmacht had over deze goederen, zodat van toe-eigening geen sprake is. De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen wel komen vast te staan dat ten aanzien van deze goederen sprake was van een poging tot oplichting.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
(primair)
op tijdstippen in de periode van 30 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het telkens aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 2] [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van (dure) goederen (waaronder meerdere laptops en een telefoon en parfum en kleding), door telkens gebruik te maken van inlognamen en wachtwoorden van klanten van genoemde bedrijven (welke door phishing en/of hacking, althans op onrechtmatige wijze waren verkregen), en zich op die wijze voor te doen als legitieme klant, en/of in te loggen op de online klantaccounts van de websites van genoemde bedrijven, en/of de afleveradressen en/of de mailadressen behorende bij de betreffende klanten te wijzigen, en/of op naam en/of op rekening van die klanten diverse (dure) goederen te bestellen en/of door zich valselijk voor te doen als persoon welke gerechtigd was om die voornoemde goederen/pakketten op te halen.
(meer subsidiair)
op tijdstippen in de periode van 30 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen, [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 7] te bewegen tot de afgifte van iPads en kleding, toebehorend aan [slachtoffer 1] , telkens
gebruik heeft/hebben gemaakt van inlognamen en wachtwoorden van klanten van genoemde bedrijven (welke door phishing en/of hacking, althans op onrechtmatige wijze waren verkregen) en zich op die manier voor te doen als legitieme klant en/of in heeft/hebben gelogd op de online klantenaccounts van de website van [slachtoffer 1] en/of de afleveradressen en/of de mailadressen behorende bij de betreffende klanten heeft/hebben gewijzigd en/of op naam en/of op rekening van die klanten voornoemde (dure) goederen heeft/hebben besteld en zich valselijk voor heeft/hebben gedaan als bonafide werknemer van [slachtoffer 3] en/of als persoon welke gerechtigd was om die goederen/pakketten op te halen / retour in te nemen en/of heeft/hebben gevraagd om de uitlevering van die goederen/pakketten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op tijdstippen in de periode van 30 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019 te
's-Hertogenbosch voorwerpen, te weten (dure) goederen (waaronder een telefoon en een Playstation), heeft overgedragen (te weten verkocht), terwijl hij wist dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van
€ 1500,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis in strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte op grote schaal misbruik heeft gemaakt van zijn vertrouwenspositie, dat hij stelselmatig zijn werkgever heeft belazerd en dat hij geen enkel respect heeft getoond voor andermans eigendom. De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is van ernstige feiten, dat een gevangenisstraf van enkele maanden in beginsel passend is, maar dat zij gelet op het tijdsverloop een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 1 jaar zal eisen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat daarnaast een geldboete passend is gelet op de omstandigheid dat verdachte geldelijk gewin boven alles heeft geplaatst.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de schending van de redelijke termijn.
De raadsman heeft verzocht te volstaan met oplegging van een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan oplichting, tweemaal een poging tot oplichting en aan witwassen. Dergelijke feiten veroorzaken veel overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte geraffineerd te werk is gegaan, dat hij anderen daarin heeft betrokken, dat het dure goederen betrof en dat verdachte bij het plegen van de feiten heeft gehandeld uit puur winstbejag en zich niets heeft aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden is veroordeeld voor soortgelijke feiten gepleegd in 2017 in België. Verdachte is kennelijk niet of onvoldoende bereid zijn criminele gedrag te veranderen.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Als beginpunt van de in artikel 6 van het EVRM bedoelde termijn geldt het moment waarop vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt in dit geval als begindatum vast de datum van aanhouding van verdachte, te weten 4 juli 2019. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de overschrijding van de redelijke termijn niet dient te worden meegewogen in de strafoplegging. Tussen 4 juli 2019 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van 2 jaar en ruim 7 maanden. Nu in deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 2 jaar, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim 7 maanden. De rechtbank zal het door het tijdsverloop veroorzaakte nadeel langs de weg van strafvermindering compenseren.
Indien sprake was geweest van een voortvarendere berechting zou gelet op de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde zijn geweest, maar de rechtbank zal thans aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen, subsidiair 90 dagen hechtenis, indien verdachte deze taakstraf niet (naar behoren) verricht.
De rechtbank zal daarnaast, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank zal aldus een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Het opleggen van een geldboete, zoals door de officier van justitie is gevorderd, is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de ernst van het bewezen verklaarde geen passende straf. De rechtbank acht ook geen termen aanwezig om slechts een proeftijd van 1 jaar te verbinden aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 326, 420bis.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder 1 primair, 1 meer subsidiair en 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
witwassen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 meer subsidiair, feit 2:
Taakstrafvoor de duur van
180 urensubsidiair 90 dagen hechtenis.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 meer subsidiair, feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van
2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Blanken, voorzitter,
mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. W.F. Koolen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 14 februari 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Districtrecherche ’s-Hertogenbosch, Basisteam ’s-Hertogenbosch, zaakregistratienummer: PL2100-2019090406, aantal doorgenummerd bladzijden: 328. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 124-125
3.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 145-154
4.Aangifte [slachtoffer 9] , dossierpagina 95-96
5.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4] , dossierpagina 108
6.Processen-verbaal bevindingen [verbalisant 5] , dossierpagina 111 en 113
7.Verklaring [medeverdachte 2] , dossierpagina 314-316 en aangifte [persoon 7] voor wat betreft de inhoud van de eerste 3 pakketten, dossierpagina 173
8.Verklaring getuige [slachtoffer 7] , dossierpagina 61-62
9.Aangifte van [slachtoffer 6] , dossierpagina 37-38
10.Verklaring [getuige 2] , dossierpagina 66
11.Aangifte van [slachtoffer 8] , dossierpagina 80
12.Proces-verbaal van bevindingen [persoon 6] , dossierpagina 86
13.Processen-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , dossierpagina 89 en 94
14.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , dossierpagina 139-140
15.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , dossierpagina 134-138