ECLI:NL:RBOBR:2022:4164

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
01/993290-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift inzake onderzoekshandelingen in strafzaak met cryptodata-verweren

Op 30 september 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak met betrekking tot een bezwaarschrift dat was ingediend door de verdachte tegen de afwijzing van de rechter-commissaris om bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. I. Appel, had op 1 januari 2022 een verzoek ingediend voor het horen van getuigen en het verkrijgen van onderzoeksgegevens in verband met cryptodata-verweren die betrekking hadden op het cryptodata platform ANOM. De rechter-commissaris had op 31 maart 2022 het verzoek afgewezen voor een aantal onderzoekswensen. De verdachte heeft hiertegen bezwaar aangetekend, dat op 16 september 2022 in raadkamer is behandeld. De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moest worden, onder verwijzing naar het interstatelijke vertrouwensbeginsel en de rechtmatigheid van de informatieverstrekking door de Amerikaanse autoriteiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rechter-commissaris terecht de onderzoekswensen heeft afgewezen, omdat er geen sterke aanwijzingen waren dat de overgedragen informatie onrechtmatig was verkregen. De rechtbank heeft het bezwaar van de verdachte ongegrond verklaard, waarbij zij heeft vastgesteld dat de gevraagde onderzoekshandelingen niet van belang waren voor de strafzaak.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/993290-21
Datum : 30 september 2022

Beslissing ex artikel 182, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering

Beschikking van de meervoudige raadkamer op het ingediend bezwaarschrift op grond van artikel 182, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen bezwaarde. Bezwaarde wordt bijgestaan door haar raadsman mr. I. Appel.

Procesverloop

Op 1 januari 2022 is door de raadsman namens bezwaarde een verzoek tot het verrichten van onderzoekshandelingen op de voet van artikel 182 Sv ingediend bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Bij e-mailbericht van 17 februari 2022 heeft het Openbaar Ministerie op het verzoek gereageerd.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 31 maart 2022.het verzoek afgewezen ten aanzien van de onderzoekswensen 1 tot en met 4, 8 en 9, 11 tot en met 18.
Bezwaarde heeft bij akte van 14 april 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzende beschikking van 31 maart 2022, dat op dezelfde dag bij de griffie van de rechtbank is ingekomen.
De officier van justitie heeft bij e-mailbericht van 31 mei 2022 zijn standpunt over het bezwaarschrift kenbaar gemaakt
Het bezwaarschrift is behandeld in de raadkamer op 16 september 2022. Bezwaarde is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De raadsman en de officier van justitie zijn gehoord.

De beschikking van de rechter-commissaris

De verdediging heeft op 1 januari 2022 onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris.
Het verzoek van 1 januari 2022 betrof het horen van de getuigen:
1. de in Nederland gestationeerde Amerikaanse lisaisonofficier,
2. de heer [getuige 1] , hoofd van de Landelijke Recherche,
3. mevrouw [getuige 2] , chief constable of the Netherlands Police’s Central unit;,
4. zaaksofficier van justitie [getuige 3] ,
8. teamleider 26Belper, de heer [getuige 4] ,
9. observatieleider inzake 26Belper,
11. officier van justitie dan wel teamleider onderzoek 26Eagles,
lijstje mensen FBI:
13. de heer [getuige 5] ,
14. de heer [getuige 6] ,
15. de heer [getuige 7] ,
16. de heer [getuige 8] , thans verblijvende in de P.I. te Almelo,
17. de heer [getuige 9] ,
en het voegen van de volgende stukken:
5. onderzoeksgegevens/datasets die door de Amerikaanse autoriteiten zijn verstrekt in 26Belper,
6. onderzoeksgegevens/datasets 26Argus,
7. GPS locaties,
10. overzicht observaties inclusief processen-verbaal inzake 26Belper,
12. onderzoekgegevens/datasets 26Eagles,
18. het volledig BOB-dossier.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 31 maart 2022 het verzoek afgewezen ten aanzien van de onderzoekswensen 1 tot en met 4, 8 en 9, 11 tot en met 18.

Het standpunt van de verdediging

Het bezwaarschrift richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris de volgende onderzoekshandelingen te verrichten. De rechtbank merkt op dat zij de nummering die in het oorspronkelijke verzoek van de verdediging is gehanteerd aanhoudt. Het gaat om het horen van de getuigen:
1. de in Nederland gestationeerde Amerikaanse liaisonofficier,
2. de heer [getuige 1] , hoofd van de Landelijke Recherche,
3. mevrouw [getuige 2] , chief constable of the Netherlands Police’s Central unit;,
4. zaaksofficier van justitie [getuige 3] ,
13. de heer [getuige 5] ,
14. de heer [getuige 6] ,
15. de heer [getuige 7] ,
16. de heer [getuige 8] ,
17. de heer [getuige 9] ,
De verdediging kan zich niet vinden in de afwijzingen van de rechter-commissaris. Alleen met het inwilligen van de onderzoekswensen is een deugdelijke beantwoording mogelijk van alle vragen van artikel 348 en 350 Sv, te beginnen met de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de vraag of sprake is van een eerlijk/integer strafproces in de zin van art. 6 EVRM en de bewoordingen van de Hoge Raad van 1 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1889). Het vertrouwensbeginsel is niet zonder meer van toepassing indien sprake is van (feitelijke) samenwerking tussen verschillende staten en de opsporingshandelingen door buitenlandse autoriteiten in Nederland hebben plaatsgevonden. Duidelijk is inmiddels dat er meer is gebeurd dan een enkele eenzijdige, spontane verstrekking van informatie in januari 2021, nu er kennelijk meerdere gesprekken zijn gevoerd met de Amerikaanse autoriteiten en informatie is gedeeld zonder dat daar een rechter(-commissaris) aan te pas is gekomen. Al in de zomer van 2020 was bekend dat een op handen zijnde verstrekking van informatie door de Amerikaanse opsporingsautoriteiten eraan zat te komen. Daarnaast was Nederland betrokken bij de verwerking van de ontvangen informatie. De verdediging wenst ook vragen te kunnen stellen over de rechtmatigheid in Belper nu de verdediging onderbouwd aanwijzingen ziet dat de informatie niet rechtmatig is verkregen in de Verenigde Staten. Zo zijn in de media berichten verschenen over het niet vervolgen van Amerikaanse Anom-gebruikers in de Verenigde Staten. Uit de aanvulling Algemeen Dossier blijkt dat de Verenigde Staten een “geofenced” land is. Dit betekent dat als een apparaat berichten probeerde te verzenden vanuit de Verenigde Staten, deze berichten werden geblokkeerd. Ter zake de getuigen 1 t/m 4 acht de verdediging het derhalve van belang om vragen te kunnen stellen. Ook ter zake de verzoeken onder 13 t/m 17 heeft de verdediging onderbouwd aangegeven dat en waarom de getuigen moeten worden gehoord. De verdediging wenst te vernemen of en zo ja wat opsporingsautoriteiten in Nederland hebben gedaan om de toestellen aan de man te brengen. Bezwaarde meent dat die beslissingen niet voldoen aan het standaardarrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:1496) waarin het beoordelingskader is uiteengezet met betrekking tot het afwijzen van onderzoekswensen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie.

De officier van justitie heeft zijn standpunt, inhoudende dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard, toegelicht bij e-mailbericht van 31 mei 2022.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij zijn standpunt.
Kern is en blijft volgens de officier van justitie dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dat brengt kort gezegd mee dat van de rechtmatige totstandkoming en verstrekking van de informatie door de Amerikaanse autoriteiten mag worden uitgegaan. Er zijn geen aanwijzingen dat de door de Amerikaanse autoriteiten aan Nederland overgedragen informatie onrechtmatig zou zijn verkregen. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd noopt niet tot het doen van nader onderzoek. De overgedragen informatie staat verantwoord in het dossier.
Verder zijn de verzoeken van de verdediging onvoldoende onderbouwd. Niet is aangevoerd, gebleken of aannemelijk geworden:
  • wat in concreto er aan mogelijke schending van rechten van bezwaarde is geweest,
  • welk nadeel bezwaarde naar aanleiding van een mogelijke schending zou hebben ondervonden,
  • of sprake zou zijn van een schending die een dermate grote inbreuk op de rechten van verdachte heeft gehad dat dit tot bewijsuitsluiting of een andere sanctie zou moeten leiden,
  • of sprake zou zijn van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek,
  • of sprake zou zijn geweest van een onrechtmatigheid jegens bezwaarde.
De officier van justitie concludeert dat de rechter-commissaris de hiervoor genoemde onderzoekswensen terecht heeft afgewezen en dat het bezwaar ongegrond moet worden verklaard.

De beoordeling

De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank Oost-Brabant is bevoegd van het bezwaarschrift kennis te nemen.
De ontvankelijkheid.
Bezwaarde heeft het bezwaarschrift, tijdig, binnen veertien dagen nadat de rechter-commissaris de beschikking heeft afgegeven, ingediend. Het bezwaar is derhalve ontvankelijk.
De beoordeling van het bezwaar.
Ter beoordeling staat de vraag of de gevraagde onderzoekshandelingen van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
De rechtbank is evenals de rechter-commissaris van oordeel dat het vertrouwensbeginsel in dit geval van toepassing is en dat het uitgangspunt is dat de Amerikaanse autoriteiten bij de verkrijging en verstrekking van de informatie de daarop betrekking hebbende fundamentele rechten zoals die zijn neergelegd in het EVRM en IVBPR hebben gerespecteerd. Bezwaarde heeft geen nieuwe gezichtspunten aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Verder heeft de rechter-commissaris met juistheid overwogen dat er geen aanwijzing is dat er geen sprake kan zijn van een eenzijdige verstrekking van informatie door de autoriteiten van de Verenigde Staten. Dat Nederland op voorhand op de hoogte was van de verstrekking, betekent niet dat die verstrekking op instigatie van Nederland heeft plaatsgevonden. Dat Nederland de gegevens na ontvangst heeft verwerkt, doet aan de eenzijdige verstrekking ook niet af.
De rechtbank is evenals de rechter-commissaris van oordeel dat er geen sterke aanwijzingen zijn dat de overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen terwijl aan die eventuele onrechtmatigheid gevolgen zouden moeten worden verbonden in de strafzaken tegen verdachte. Bezwaarde heeft weliswaar (onder andere) gewezen op mediaberichten waaruit zou blijken dat Amerikaanse Anom-gebruikers in de Verenigde Staten niet vervolgd zijn, maar daaruit blijkt niet dat de verstrekte gegevens onrechtmatig verkregen zijn. Verder heeft de rechter-commissaris met juistheid meegewogen dat de verdediging niet heeft aangevoerd waarom de verdachten in onderzoek 26Belper en 26Beeston geen eerlijk proces meer zouden krijgen en/of waarom het gebruik van de Amerikaanse resultaten in strijd is
met dat recht op een eerlijk proces. Zonder die onderbouwing valt niet in te zien waarom het horen van de door de verdediging verzochte getuigen van belang zou zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Gelet op het voorgaande heeft bezwaarde onvoldoende onderbouwd dat de gevraagde onderzoekshandelingen van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Dat betekent dat de rechter-commissaris het verzoek om de onderzoekshandelingen te verrichten in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.

De beslissing.

De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond.

Deze beslissing, is gegeven en ondertekend door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. J. Woestenburg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier
en is uitgesproken op 30 september 2022.