ECLI:NL:RBOBR:2022:4160

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
01/993295-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift inzake onderzoekshandelingen in strafzaak met cryptodata-verweren

Op 30 september 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak waarin de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A. Boersma, een bezwaarschrift indiende tegen de afwijzing van de rechter-commissaris om bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten. De zaak betreft cryptodata-verweren met betrekking tot het cryptodata platform ANOM. De rechter-commissaris had op 31 maart 2022 het verzoek van de verdediging afgewezen, waarbij de verdediging zich niet kon vinden in het oordeel dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing was. De rechtbank heeft het bezwaarschrift ontvankelijk verklaard, maar oordeelde dat de rechter-commissaris terecht had geoordeeld dat de gevraagde onderzoekshandelingen niet konden bijdragen aan enige beslissing in de strafzaak. De rechtbank concludeerde dat er geen sterke aanwijzingen waren dat de overgedragen informatie onrechtmatig was verkregen en dat de verdediging onvoldoende had onderbouwd waarom de gevraagde getuigen van belang zouden zijn. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond en wees het verzoek om [getuige 2] als getuige te horen af.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/993295-21
Datum : 30 september 2022

Beslissing ex artikel 182, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering

Beschikking van de meervoudige raadkamer op het ingediend bezwaarschrift op grond van artikel 182, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen bezwaarde. Bezwaarde wordt bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A. Boersma.

Procesverloop

Op 30 december 2021 is door de raadsman namens bezwaarde een verzoek tot het verrichten van onderzoekshandelingen op de voet van artikel 182 Sv ingediend bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Bij emailbericht van 17 februari 2022 heeft het Openbaar Ministerie op het verzoek gereageerd.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 31 maart 2022 het verzoek afgewezen ten aanzien van de onderzoekswensen 7 tot en met 12 en 15 tot en met 18.
Bezwaarde heeft bij akte van 13 april 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 31 maart 2022, dat op dezelfde dag bij de griffie van de rechtbank is ingekomen.
De officier van justitie heeft bij emailbericht van 31 mei 2022 zijn standpunt over het bezwaarschrift kenbaar gemaakt.
Het bezwaarschrift is behandeld in de raadkamer op 16 september 2022. Bezwaarde is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De raadsman en de officier van justitie zijn gehoord.

Het standpunt van de verdediging

Het bezwaarschrift richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris de volgende onderzoekshandelingen te verrichten. De rechtbank merkt op dat zij de nummering die in het oorspronkelijke verzoek van de verdediging is gehanteerd aanhoudt. Het gaat om de onderzoekshandelingen:
het horen van de getuigen:
7. de heer [getuige 1] , hoofdinspecteur van Politie;
8. de in Nederland gestationeerde Amerikaanse liaison officer;
9. de heer [getuige 2] , Hoofd Landelijke Recherche;
10. de zaaksofficier van onderzoek 26Eagles;
11. officier van justitie [getuige 3] met betrekking tot de totstandkoming van het rechtshulpverzoek d.d. 3 juni 2021;
18. een medewerker van het NFI betreffende onder meer de ontvangst van de
data, het opslaan, verwerken en presenteren vanaf het moment dat de data is ontvangen door Nederland en vervolgens is geladen in Hansken;
het verrichten van overige onderzoekshandelingen, te weten:
12. voeging van het dossier 26Eagles;
15. voeging van alle rechterlijke vorderingen en machtigingen van het onbekende land ten aanzien van de toegang tot de server en het vervolgens delen van de inhoud daarvan met de Verenigde Staten;
16. opmaken van processen-verbaal omtrent de vraag in hoeverre het onbekende - derde - land aan de Verenigde Staten toestemming heeft gegeven tot het verder verspreiden van de informatie aan andere landen en in hoeverre deze informatie door die andere landen mag worden gebruikt;
17. opmaken van processen-verbaal omtrent de informatiedeling en -verstrekking van de datasets tussen de verschillende betrokken landen vanaf het moment van de start van operatie Trojan Shield tot de aanhouding van cliënt, waarin de vragen worden beantwoord waar de data zijn vergaard, geanalyseerd, verwerkt en gepresenteerd, wie er op welk moment toegang heeft gehad tot de data en onder welke jurisdictie dit heeft plaatsgehad.
De verdediging is van mening dat haar verzoeken op onjuiste gronden dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn afgewezen.
De verdediging kan zich namelijk niet vinden in het oordeel van de rechter-commissaris dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing is. Volgens de verdediging is dat in dit geval niet van toepassing. De Verenigde Staten zijn niet aangesloten bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en de Anom-communicatie is niet op basis van een verdrag aan Nederland verstrekt. Verder heeft Nederland de opsporingshandelingen van de Amerikanen op Nederlands grondgebied (impliciet) toegestaan. Nederland had er vanaf het moment van kennisname dat er werd opgespoord in Nederland door de Verenigde Staten op moeten toezien dat daadwerkelijk recht werd gedaan aan Nederlandse en Europese wettelijk bepalingen.
De verdediging stelt zich verder op het standpunt dat Nederland een grotere rol heeft gespeeld in de verkrijging van de gegevens dan wordt voorgesteld. Dit blijkt onder andere uit berichtgeving in de media. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van [getuige 2] van 17 december 2021 dat er voorafgaand aan de informatieverstrekking gesprekken zijn gevoerd met de Amerikanen. Dit staat op gespannen voet met de opmerking dat de informatie “spontaan” zou zijn verstrekt.
Indien het vertrouwensbeginsel wel van toepassing is, moet alsnog worden getoetst aan artikel 6 van het EVRM. Er zijn aanwijzingen dat artikel 6 van het EVRM kan zijn geschonden. De operatie van de FBI in de Verenigde Staten is niet getoetst door een rechter. Wat ook opvalt is dat de FBI ondanks alle inspanningen tot het opzetten van de operatie de data in eerste instantie niet zelf heeft meegelezen. Verder komt de vraag op waarom Anom-gebruikers in de Verenigde Staten niet zijn aangehouden en vervolgd. Niet alleen het beginsel van equality of arms staat op het spel, maar ook het verbod op ontoelaatbare uitlokking.
De verdediging heeft subsidiair en voorwaardelijk verzocht, in het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat de rechter-commissaris alle onderzoekswensen heeft mogen afwijzen, in ieder geval [getuige 2] als getuige te horen. Uit het proces-verbaal dat hij heeft opgemaakt blijkt namelijk dat ter voorbereiding op de mogelijke start van een strafrechtelijk onderzoek gesprekken zijn geweest tussen de Landelijke Recherche en de Verenigde Staten over het verstrekken van informatie door de Amerikaanse opsporingsdiensten.. Dat staat op gespannen voet met de mededeling dat er sprake zou zijn van een spontane verstrekking van de stukken.

Standpunt van het Openbaar Ministerie.

De officier van justitie heeft zijn standpunt, inhoudende dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard, toegelicht bij e-mailbericht van 31 mei 2022. De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij zijn standpunt.
Kern is en blijft volgens de officier van justitie dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dat brengt kort gezegd mee dat van de rechtmatige totstandkoming en verstrekking van de informatie door de Amerikaanse autoriteiten mag worden uitgegaan. Er zijn geen aanwijzingen dat de door de Amerikaanse autoriteiten aan Nederland overgedragen informatie onrechtmatig zou zijn verkregen. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd noopt niet tot het doen van nader onderzoek. De overgedragen informatie staat verantwoord in het dossier.
Verder zijn de verzoeken van de verdediging onvoldoende onderbouwd. Niet is aangevoerd, gebleken of aannemelijk geworden:
  • wat in concreto er aan mogelijke schending van rechten van bezwaarde is geweest,
  • welk nadeel bezwaarde naar aanleiding van een mogelijke schending zou hebben ondervonden,
  • of sprake zou zijn van een schending die een dermate grote inbreuk op de rechten van bezwaarde heeft gehad dat dit tot bewijsuitsluiting of een andere sanctie zou moeten leiden,
  • of sprake zou zijn van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek,
  • of sprake zou zijn geweest van een onrechtmatigheid jegens bezwaarde.
De officier van justitie concludeert dat de rechter-commissaris de hiervoor genoemde onderzoekswensen terecht heeft afgewezen en dat het bezwaar ongegrond moet worden verklaard.

De beoordeling.

De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank Oost-Brabant is bevoegd van het bezwaarschrift kennis te nemen.
De ontvankelijkheid.
Bezwaarde heeft het bezwaarschrift, tijdig, binnen veertien dagen nadat de rechter-commissaris de beschikking heeft afgegeven, ingediend. Het bezwaar is derhalve ontvankelijk.
De beoordeling.
De rechtbank stelt voorop dat de rechter-commissaris verzoeken waar het in deze zaak om gaat weigert als de gevraagde onderzoekshandelingen niet kunnen bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank moet toetsen of de beslissing van de rechter-commissaris in het licht daarvan in stand kan blijven.
De beslissing van de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris heeft in haar beslissing van 31 maart 2022 overwogen op welke gronden zij onderzoekswensen van de verdediging heeft afgewezen. Kort gezegd is zij van oordeel dat tussen Nederland en de Verenigde Staten het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dat schrijft voor dat, behoudens contra-indicaties, een ontvangende staat uit mag en hoort te gaan van de rechtmatige totstandkoming van en verstrekking van buitenlandse autoriteiten aan haar verstrekte informatie. Naar het oordeel van de rechter-commissaris is van dergelijke contra-indicaties niet gebleken. Zij overweegt dat geen sprake is van sterke aanwijzingen dat de verkregen informatie onrechtmatig is verkregen. Verder is de rechter-commissaris van oordeel dat er geen aanwijzing is dat geen sprake kan zijn van eenzijdige verstrekking door de Amerikaanse autoriteiten aan Nederland. De verdediging heeft in het licht van vertrouwensbeginsel onvoldoende onderbouwd om welke reden onderzoek moet worden gedaan naar een mogelijke schending van de artikelen 6 en/of 8 EVRM.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
De rechtbank is evenals de rechter-commissaris van oordeel dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in dit geval van toepassing is. Daaraan doet niet af dat de Verenigde Staten niet zijn aangesloten bij het EVRM en dat de verstrekking van de gegevens geen verdragsrechtelijke grondslag heeft. De rechtbank sluit voor wat betreft de motivering van dit oordeel aan bij de overwegingen van de rechter-commissaris. Bezwaarde heeft geen nieuwe gezichtspunten aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Eenzijdige verstrekking door de Amerikaanse autoriteiten.
Verder heeft de rechter-commissaris naar het oordeel van de rechtbank met juistheid overwogen dat er geen aanwijzing is dat er geen sprake kan zijn van een eenzijdige verstrekking van informatie door de autoriteiten van de Verenigde Staten. Ook hier sluit de rechtbank aan bij de overwegingen van de rechter-commissaris. Dat Nederland voorafgaand aan de verstrekking van de gegevens gesprekken met de Verenigde Staten heeft gevoerd, betekent niet dat die verstrekking op instigatie van Nederland heeft plaatsgevonden. In dit verband merkt de rechtbank op, zoals ook de rechter-commissaris in haar beslissing heeft gedaan, dat [getuige 2] in zijn proces-verbaal van 17 december 2021 heeft vermeld dat de Nationale Politie zich op geen enkel moment heeft bezig gehouden met de verkrijging van de data van de Amerikaanse autoriteiten. Van een samenwerking tussen de Nederlandse en de Amerikaanse autoriteiten ten aanzien van het leveren van een bijdrage van de Nederlandse opsporingsdiensten aan de verkrijging van data, die zou maken dat het vertrouwensbeginsel geen toepassing vindt, is de rechtbank ook verder niet gebleken.
Sterke aanwijzingen.
De rechtbank is evenals de rechter-commissaris van oordeel dat er geen sterke aanwijzingen zijn dat de overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen. Bezwaarde heeft er onder andere op gewezen dat Amerikaanse Anom-gebruikers in de Verenigde Staten niet aangehouden en vervolgd zijn, maar daaruit blijkt niet dat de verstrekte gegevens onrechtmatig verkregen zijn. Verder heeft de rechter-commissaris met juistheid meegewogen dat de verdediging niet heeft aangevoerd waarom de verdachten in onderzoek 26Belper en 26Beeston geen eerlijk proces meer zouden krijgen en/of waarom het gebruik van de Amerikaanse resultaten in strijd is met dat recht op een eerlijk proces. Niet valt in te zien waarom het horen van de door de verdediging gevraagde getuigen van belang zou zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De rechter-commissaris heeft bij haar oordeel verder terecht betrokken dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad van de verdediging wordt verlangd dat zij verzoeken tot het horen van getuigen ter onderbouwing van een 359a Sv verweer duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in die bepaling genoemde factoren wordt aangegeven tot welk rechtsgevolg dat zou moeten leiden.
Conclusie.
De rechtbank is concluderend van oordeel dat de rechter-commissaris met juistheid heeft geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat van sterke aanwijzingen dat de overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen niet is gebleken.
Dat betekent dat de Nederlandse autoriteiten uit mogen en horen te gaan van de rechtmatige totstandkoming en verstrekking van informatie door de Amerikaanse autoriteiten.
Onder verwijzing naar de hiervoor genoemde vaste jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat bezwaarde onvoldoende heeft onderbouwd dat de gevraagde onderzoekshandelingen van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Dat betekent dat de rechter-commissaris het verzoek om de onderzoekshandelingen te verrichten in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.
De beslissing van de rechter-commissaris kan in stand worden gelaten. Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard.
Subsidiair en voorwaardelijk verzoek.
De rechtbank merkt ten slotte op dat het voorwaardelijk verzoek om [getuige 2] als getuige te horen buiten de omvang van dit geding valt omdat de rechtbank de beschikking van de rechter-commissaris toetst. Om praktische redenen zal de rechtbank een beslissing op dit verzoek nemen. Zij zal het verzoek afwijzen, nu dit onvoldoende is onderbouwd. Voor de verdere motivering verwijst de rechtbank naar wat zij hiervoor heeft overwogen.

De beslissing.

De rechtbank

-verklaart het bezwaar ongegrond.

-wijst af het verzoek om [getuige 2] als getuige te horen.
Deze beslissing is gegeven en ondertekend door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. J. Woestenburg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier
en is uitgesproken op 30 september 2022.