In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 21 september 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak met parketnummer 01-085603-22. De verzoeker had eerder op 15 juni 2022 een dagvaarding ontvangen om op 18 augustus 2022 voor de rechter te verschijnen, maar maakte bezwaar tegen deze dagvaarding. Op 17 augustus 2022 heeft de verzoeker de rechter, mr. R. van den Munckhof, gewraakt die het bezwaar zou behandelen. De wrakingskamer heeft dit verzoek op 14 september 2022 afgewezen onder zaaknummer WR 22/022. Vervolgens heeft de verzoeker op dezelfde dag de leden van de wrakingskamer gewraakt die deze beslissing hadden genomen, wat geregistreerd werd onder zaaknummer WR 22/025.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking na een einduitspraak. De rechtbank concludeert dat de verzoeker het wrakingsmiddel misbruikt, wat heeft geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Daarom heeft de rechtbank bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is genomen door de meervoudige wrakingskamer, waarbij de voorzitter en de leden de verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot wraking.