ECLI:NL:RBOBR:2022:4078

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
VR 22/003
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek in bestuursrechtelijke zaken betreffende emissiearme stallen

Op 14 september 2022 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verschoningsverzoek toegewezen van mr. R. Frins, rechter-plaatsvervanger. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een artikel in het Brabants Dagblad, waarin mr. Frins onjuist geciteerd werd over uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot emissiearme stallen. De rechter was van mening dat deze onjuiste citaten de schijn van partijdigheid konden oproepen in de zaken die hij behandelde, namelijk SHE 20/3781, SHE 21/235 en SHE 21/393, die allemaal betrekking hebben op het Brabantse veehouderijbeleid en de stikstofuitstoot van melkveehouderijen.

De verschoningskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de rechter, ondanks zijn aanstelling, niet langer onpartijdig kon worden geacht door de publicatie van het artikel. De uitspraak van de Afdeling op 7 september 2022 over de vergunningen op grond van de Wet natuurbescherming, die de basis vormde voor de zorgen van de rechter, heeft bijgedragen aan de beslissing om het verzoek tot verschoning toe te wijzen. De verschoningskamer heeft geconcludeerd dat de schijn van partijdigheid voldoende reden was om het verzoek te honoreren, en heeft bepaald dat een andere rechter de zaken zal behandelen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 8:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK OOST-BRABANT
Verschoningskamer
zaaknummer: VR 22/003
Beslissing van 14 september 2022
van de meervoudige verschoningskamer van de rechtbank op het verschoningsverzoek als bedoeld in artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
mr. R. Frins,
rechter-plaatsvervanger in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter
in zijn hoedanigheid van rechter in de bestuursrechtelijke zaken met zaaknummers
SHE 20/3781, SHE 21/235 en SHE 21/393.

1.De procedure

De rechter heeft op 8 september 2022 een verschoningsverzoek ingediend. Een afschrift van het verzoek zal tegelijk met het afschrift van deze beslissing aan de partijen en de belanghebbenden in bovengenoemde zaken worden toegestuurd.
De verschoningskamer heeft het verschoningsverzoek op 14 september 2022 omstreeks 11:15 uur toegewezen. Hieronder volgt de motivering van die beslissing.

2.Inleiding

2.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 7 september 2022 in hoger beroep (tegen uitspraken van rechtbank Midden-Nederland) uitspraken gedaan over vergunningen op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor de wijziging van melkveehouderijen (ECLI:NL:RVS:2022:2557, ECLI:NL:RVS:2022:2622 en ECLI:NL:RVS:2022:2624). In die zaken ging het om zogenoemde emissiearme melkveestallen (stalsystemen A1.13 en A1.28). De Afdeling heeft geoordeeld dat het onzeker is of zulke stallen in de praktijk doen wat ze beloven. Volgens de Afdeling blijkt uit twee wetenschappelijke onderzoeken dat de stikstofuitstoot uit emissiearme stallen waarschijnlijk hoger is dan waarvan in de regelgeving wordt uitgegaan. De rekenwaarden (zogenoemde emissiefactoren) die worden gebruikt om de stikstofuitstoot te berekenen, bieden daarom te weinig zekerheid dat de natuur geen schade oploopt. De Afdeling is het er daarom mee eens dat rechtbank Midden-Nederland de natuurvergunningen heeft vernietigd.
2.2.
Op 7 september 2022 is in het Brabants Dagblad (en op de website van deze krant) een artikel verschenen over de Afdelingsuitspraken van 7 september 2022. In dit artikel (Gevolgen stikstofuitspraak verstrekkend: “Je kunt nu elke boer met een innovatieve stal op de korrel nemen”) staat onder meer:
De Raad van State benadrukte in een toelichting dan wel dat het vonnis slechts gaat over twee specifieke stalsystemen in de melkveehouderij, maar bij die systemen zal het niet blijven, denkt ook Ralph Frins, universitair docent omgevingsrecht aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. “Je kunt met deze uitspraak in handen elk stalsysteem waarover concrete wetenschappelijke twijfels zijn ter discussie stellen bij de rechter. Koeienstallen, maar ook die voor varkens en pluimvee”. (…). De precieze gevolgen van de uitspraak zullen in de komende maanden duidelijker worden. Wat bijvoorbeeld nog onduidelijk is: wat betekent dit voor boeren die al hebben uitgebreid dankzij de bouw van een nieuwe, emissiearme stal en daarvoor een definitieve vergunning hebben? “Ook die vergunningen kunnen nu gevaar lopen”, denkt Frins. “Als je kunt aantonen dat de uitstoot van een stal meer gevolgen heeft voor beschermde natuur dan waar bij de vergunningverlening vanuit is gegaan, dan kun je als belanghebbende een intrekkingsverzoek indienen. Deze uitspraak is daarvoor extra munitie”.

3.Het verschoningsverzoek

De rechter heeft aan zijn verschoningsverzoek ten grondslag gelegd dat hij door omstandigheden buiten hem om onjuist is geciteerd in het Brabants Dagblad in relatie tot het Brabantse veehouderijbeleid en dat nu de zaken SHE 20/3781, SHE 21/235 en SHE 21/393 over dit beleid gaan hij zich genoodzaakt ziet zich te verschonen.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan elk van de rechters die een zaak behandelen verzoeken zich te mogen verschonen.
4.2.
Bij de beoordeling van een verschoningsverzoek dient uitgangspunt te zijn dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor verschoning, als geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de zaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van een partij is niet doorslaggevend.
4.3.
In de zaken SHE 20/3781, SHE 21/235 en SHE 21/393 gaat het, net als in de zaken waarin de Afdeling onlangs heeft beslist, over emissiearme stallen en de vraag of zulke stallen leiden tot een reductie van de uitstoot van stikstof. Uit het verschoningsverzoek blijkt dat de rechter (geobjectiveerde) redenen voor partijen ziet om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen vanwege het krantenartikel. De verschoningskamer is het eens met de rechter. De in het artikel geformuleerde citaten – daargelaten of deze citaten juist zijn – kunnen de schijn van partijdigheid van de rechter in het leven roepen. De verschoningskamer begrijpt dat de rechter zich vanwege het artikel en de hierin aan hem toegeschreven citaten niet (langer) vrij voelt om de zaken te behandelen. De verschoningskamer ziet hierin een grond voor verschoning. Het verschoningsverzoek zal daarom worden toegewezen.

5.De beslissing

De verschoningskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot verschoning van mr. Frins toe, en verstaat dat in de zaken een andere rechter zal worden aangewezen.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.C.W. Geurtsen-Van Eeden, voorzitter, mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. G.J. Roeterdink, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.R. Leegsma en in openbaar uitgesproken op 14 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 8:20, derde lid, van de Awb).