ECLI:NL:RBOBR:2022:4003

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
C/01/366328
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap van de ouders met betrekking tot legaat en voorkeursrecht van koop

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Oost-Brabant, betreft het een tussenvonnis in een civiele procedure over de verdeling van de nalatenschap van de ouders van de betrokken partijen, die broers en zussen zijn. De zaak draait om de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder, die in haar testament een legaat van voorkeursrecht van koop heeft opgenomen voor een van de kinderen, [gedaagde sub 3]. De rechtbank behandelt verschillende geschilpunten, waaronder de vraag of [gedaagde sub 3] tijdig en op de juiste wijze aanspraak heeft gemaakt op het legaat. De rechtbank concludeert dat [gedaagde sub 3] niet tijdig heeft laten weten dat hij het legaat wenste te aanvaarden, waardoor het legaat is komen te vervallen. Dit heeft gevolgen voor de verdeling van de nalatenschap, waarin de aandelen van de besloten vennootschap [bedrijf] en de woning van de ouders een belangrijke rol spelen. De rechtbank stelt vast dat de nalatenschap van de moeder moet worden verdeeld, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de waarde van verschillende activa, waaronder de aandelen en de woning. De rechtbank is voornemens deskundigen te benoemen om de waarde van deze activa vast te stellen en geeft partijen de gelegenheid om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol voor het nemen van een akte door partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/366328 / HA ZA 21-8
Vonnis van 21 september 2022
in de zaak van
[eiser], ( [eiser] )
wonende te [woonplaats] , eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.A.J.A. Luijten te Eindhoven, tegen
1.
[gedaagde sub 1], ( [gedaagde sub 1] )
wonende te [woonplaats] , gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat mr. M.G. Hees te 's-Hertogenbosch,

2 [gedaagde sub 2] , ( [gedaagde sub 2] )

wonende te [woonplaats] , gedaagde in conventie,
advocaat mr. J.Th.M. Diks te Eindhoven,
3.
[gedaagde sub 3], ( [gedaagde sub 3] )
wonende te [woonplaats] , gedaagde in conventie,
advocaat mr. J.Th.M. Diks te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en (gedaagden ieder afzonderlijk) [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden genoemd.

1.Korte samenvatting.

1.1.
Partijen zijn broers en zus van elkaar. Deze zaak gaat over de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder.
1.2.
De rechtbank behandelt in dit vonnis de volgende onderwerpen:
- Heeft [gedaagde sub 3] op tijd en op de juiste wijze aanspraak gemaakt op het legaat voorkeursrecht van koop?
- Uit welke onderdelen bestaat de nalatenschap?
- De geschilpunten tussen partijen over de verschillende onderdelen van de nalatenschap.
- Over welke onderwerpen mogen partijen zich nog uitlaten?
- Hoe nu verder?
Dit vonnis is een tussenvonnis. De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid zich over een aantal onderwerpen nader uit te laten.

2.Inleiding.

2.1.
De opbouw van dit vonnis is als volgt. Eerst wordt in onderdeel 2 van de uitspraak kort opgesomd welke procedurestappen er zijn geweest tot het moment van deze uitspraak. Daarna wordt in onderdeel 3 kort een aantal feiten vermeld waarover partijen het eens zijn, of die in deze procedure niet zijn betwist.
In onderdeel 4 wordt uiteengezet wat de precieze vorderingen van partijen zijn. In onderdeel 5 wordt weergegeven wat partijen aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd, wat de andere partij daartegen heeft aangevoerd en welke redenen de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag legt.
De uiteindelijke beslissing is vermeld in onderdeel 6 van deze uitspraak.
Omdat er in deze zaak veel stukken zijn uitgewisseld geeft de rechtbank hieronder een overzicht van de achtereenvolgens ingediende stukken.
- de dagvaarding van [eiser] d.d. 15 december 2020;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagde sub 1] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser] ;
- de akte van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] d.d. 14 januari 2021 met producties 9 tot en met 12;
- de akte van [gedaagde sub 1] d.d. 14 januari 2021 met productie 14;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 25 januari 2022;
- de reactie van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op het proces-verbaal bij brief van 17 februari 2022;
- het rolbericht van [gedaagde sub 1] d.d. 21 januari 2022 inhoudende dat hij zijn vordering in reconventie intrekt.

3.Het verloop van de procedure

3.1.
Op 3 maart 2021 is in deze zaak een tussenvonnis gewezen. Daarin is bepaald dat er een mondelinge behandeling (hierna: de zitting) zal worden gehouden.
3.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022. Van de zitting is proces- verbaal opgemaakt.
3.3.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

4.De feiten

4.1.
Partijen zijn de kinderen van de heer [Erflater] en mevrouw [Erflaatster] (hierna vader en moeder). Vader is op [sterfdatum A] 2011 overleden en moeder op [sterfdatum B] 2014.
4.2.
Vader en moeder waren in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk zijn vier kinderen geboren, allen betrokken in deze procedure.
Vader heeft moeder en de vier kinderen als erfgenamen achtergelaten, ieder voor 1/5 deel. In het testament van vader (productie 6 bij dagvaarding en productie 1 bij de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ) is een ouderlijke boedelverdeling opgenomen. Alle tot de nalatenschap behorende goederen zijn toebedeeld aan moeder onder de verplichting alle schulden van de nalatenschap voor haar rekening te nemen. De kinderen hebben daardoor een vordering op moeder verkregen, welke vordering renteloos is. Deze vordering bedraagt
€ 99.296,00 per kind (productie 7 bij dagvaarding). Alle erfgenamen hebben de nalatenschap van vader zuiver aanvaard (productie 2 bij de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ).
4.3.
Moeder heeft bij testament van 29 maart 1993 over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft de vier kinderen als erfgenamen achtergelaten, ieder voor ¼ deel. Alle kinderen hebben de nalatenschap van moeder zuiver aanvaard.
4.4.
In het testament van moeder staat onder meer het volgende: “(…)
LEGAAT VOORKEURSRECHT VAN KOOP.
Indien ik tegelijk met of na mijn voornoemde echtgenoot kom te overlijden en onder de voorwaarde dat alsdan tot mijn nalatenschap behoren de aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: [bedrijf] gevestigd te [plaats] (…) dan wel certificaten van aandelen, hierna ook te noemen: aandelen, beschik ik als volgt:
Ik legateer aan mijn zoon (… = [gedaagde sub 3] – toevoeging rb), hierna ook te noemen de voorkeursgerechtigde het recht om gemelde aandelen over te nemen, onder de voorwaarde dat hij ten tijde van het uitoefenen van dit recht nog het beroep van advocaat en procureur uitoefent en bij de Rechtbank te ’s-Hertogenbosch op het tableau is geplaatst.
Gemeld overnamerecht zal geschieden onder de navolgende voorwaarden:
(…)”
4.5.
[gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben een boedelvolmacht aan [eiser] verleend om -kort gezegd- de nalatenschap te beheren, de schulden te voldoen en de bankrekeningen te wijzigen en/of op te heffen. [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] hebben deze inmiddels ingetrokken.
4.6.
Partijen hebben getracht, onder andere door middel van mediation, met elkaar tot een verdeling te komen. Partijen zijn daar niet in geslaagd.

5.Het geschil in conventie

5.1.
[eiser] vordert - samengevat - bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: de verdeling vast te stellen, althans de wijze van verdeling te gelasten van de nalatenschap en wel als volgt:
1- te beslissen of het legaat ter zake het voorkeursrecht van koop van de aandelen [bedrijf] aan [gedaagde sub 3] afgegeven dient te worden of dat het legaat is komen te vervallen;
2- te bepalen aan wie de aandelen [bedrijf] toegedeeld zullen worden;
3- de waarde vast te stellen waartegen de aandelen [bedrijf] aan de betreffende deelgenoot worden toegedeeld en in dat kader:
• voor de bepaling van de actuele waarde in het economische verkeer van de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] drie bij het NVM aangesloten makelaars/taxateurs als deskundigen te benoemen, waarvan één te benoemen door de verkrijgende deelgenoot, één door de overige erfgenamen in onderling overleg en één door uw rechtbank;
• de heer [C] (AA) van [D] als deskundige te benoemen voor de bepaling van de actuele waarde in het economische verkeer van de aandelen [bedrijf] , rekening houdende met de fiscale consequenties in verband met de overdracht van de aandelen;
• te bepalen dat de kosten van de deskundigen voor rekening van de nalatenschap, althans de erfgenamen naar evenredigheid van hun erfdeel, komen, tenzij de betreffende deelgenoot alsnog zou afzien van toedeling, in welk geval de kosten voor diens rekening komen;
4- de deelgenoot aan wie de aandelen [bedrijf] worden toegedeeld gedurende twee maanden nadat uw rechtbank de overnamesom heeft vastgesteld in de gelegenheid te stellen om schriftelijk aan uw rechtbank en alle overige erfgenamen te verklaren dat hij de toedeling van de aandelen nog steeds wenst en voorts:
a) in het bevestigende geval: te bepalen dat de overdracht van de aandelen dient plaats te vinden binnen twee maanden na ontvangst van voornoemde schriftelijke bevestiging, ten overstaan van een door de verkrijgende deelgenoot aan te wijzen notaris en daarbij tevens te bepalen dat de met de overdracht gepaard gaande kosten voor rekening van de betreffende deelgenoot komen en dat de door hem aan de nalatenschap dan wel de overige erfgenamen te betalen overbedelingsschuld uiterlijk op de dag van de notariële levering van de aandelen dient te worden voldaan;
b) in het ontkennende geval: te bepalen dat de andere erfgenamen gedurende één week na ontvangst van voornoemde schriftelijke verklaring in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk aan uw rechtbank en alle overige erfgenamen te verklaren dat zij de aandelen voor de vastgestelde waarde willen overnemen, in welk geval voor de overdracht het hiervoor onder 4a) bepaalde geldt met dien verstande dat de daarin beschreven rechten en verplichtingen van toepassing zijn op de betreffende verkrijger;
c) indien geen van de erfgenamen de aandelen kan of wil overnemen binnen de hiervoor genoemde termijnen: te bepalen dat de woning aan de [adres] te [plaats] dient te worden verkocht en dat de erfgenamen daartoe binnen één week na het verstrijken van de hiervoor onder 4b) genoemde termijn de verkoopopdracht dienen te verstrekken aan de door uw
rechtbank in het kader van de bepaling van de waarde van de woning te benoemen derde deskundige/makelaar, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag, te betalen door elke erfgenaam die daartoe zijn/haar medewerking weigert aan ieder van de overige erfgenamen, en voorts te bepalen dat na verkoop en levering van de woning, [bedrijf] dient te worden geliquideerd en dat het liquidatiesaldo van de BV, waarin de verkoopopbrengst van de woning is verdisconteerd, naar evenredigheid van ieders erfdeel toekomt aan de erfgenamen;
5- het vorderingsrecht van de nalatenschap op [bedrijf] uit hoofde van de rekeningcourantverhouding toe te delen aan de deelgenoot aan wie de aandelen [bedrijf] toegedeeld worden;
6- te bepalen dat de verdeling van de inboedelgoederen inclusief sieraden, kunst en antiek en de auto merk BMW geschiedt middels de reeds overeengekomen en hiervoor beschreven loting en vooraf bepaalde volgorde van kiezen ten overstaan van SVN notarissen te Veghel, welke verdeling plaatsvindt op een door de notaris uiterlijk één maand vóór de notariële levering van de aandelen [bedrijf] dan wel de woning te [plaats] te bepalen datum, zonder enige gehoudenheid van de erfgenamen om de waarde van de goederen met elkaar te verrekenen en tevens te bepalen dat de kosten van de notaris voor rekening van de nalatenschap, althans de erfgenamen naar evenredigheid van ieders erfdeel, komen;
7- te bepalen dat ieder van de erfgenamen uiterlijk twee weken voorafgaand aan de verdeling van de inboedelgoederen aan de notaris doorgeeft
a) welke goederen ontbreken in zowel het taxatierapport van 5 oktober 2014 als de inboedellijst van 2017 en
b) welke goederen zij in bruikleen hebben, en voorts te bepalen dat iedere erfgenaam uiterlijk één week voorafgaand aan de verdeling alle tot de nalatenschap behorende inboedelgoederen dienen terug te brengen naar de ouderlijke woning op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag, te betalen door elke erfgenaam die daaraan weigert gevolg te geven, aan ieder van de overige erfgenamen;
8- de vakantiewoning aan de [adres] te [plaats] inclusief de daartoe behorende inboedelgoederen aan [eiser] toe te delen onder de opschortende voorwaarde dat [eiser] deze woning kan financieren;
9- de door [eiser] voor de toedeling van de vakantiewoning aan de [adres] te [plaats] te betalen overnamesom vast te stellen en in dat kader:
• primair: een deskundige te benoemen voor de bepaling van de actuele waarde in het economische verkeer van de vakantiewoning;
• subsidiair: een tweetal bij het NVM aangesloten makelaars/taxateurs als deskundigen te benoemen, waarvan één door [eiser] aan te wijzen en de andere door de overige erfgenamen in onderling overleg dan wel door uw rechtbank, met de opdracht om ieder apart de actuele waarde in het economische verkeer van de vakantiewoning te bepalen;
• te bepalen dat de kosten van de deskundige(n) voor rekening van de nalatenschap, althans de erfgenamen naar evenredigheid van ieders erfdeel, komen;
10- ten behoeve van de financiering van de vakantiewoning aan de [adres] te [plaats] , [eiser] gedurende twee maanden, na ontvangst van de
onder 4 genoemde schriftelijke verklaring van de betreffende deelgenoot aan wie de aandelen [bedrijf] worden toegedeeld dan wel nadat de
verkoopopdracht voor de woning te [plaats] is verstrekt, in de gelegenheid te stellen om schriftelijk aan uw rechtbank en alle overige erfgenamen te verklaren dat hij de toedeling van de vakantiewoning nog steeds wenst en voorts
in het bevestigende geval:
te bepalen dat de overdracht van de vakantiewoning dient plaats te vinden binnen twee maanden na ontvangst van zijn schriftelijke verklaring, ten overstaan van een door [eiser] aan te wijzen notaris en daarbij tevens te bepalen dat de met de overdracht gepaard gaande kosten voor zijn rekening komen en dat de door hem aan de nalatenschap dan wel de overige erfgenamen te betalen overbedelingsschuld voor zover mogelijk dient te worden verrekend met het door hem uit de nalatenschap van erflaatster te ontvangen bedrag en dat hij het eventuele
restant van zijn schuld niet eerder dient te voldoen dan op de datum waarop de laatste verdelingshandeling inzake de nalatenschap van erflaatster plaatsvindt;
in het ontkennende geval:
te bepalen dat de andere erfgenamen gedurende één week na ontvangst van voornoemde schriftelijke verklaring van [eiser] in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk aan uw rechtbank en alle overige erfgenamen te verklaren dat zij de vakantiewoning voor de vastgestelde waarde willen overnemen, in welk geval voor de overdracht het hiervoor onder 10a) bepaalde geldt met dien verstande dat de daarin beschreven rechten en verplichtingen van toepassing zijn op de betreffende verkrijger
indien geen van de erfgenamen de vakantiewoning kan of wil overnemen:
te bepalen dat de vakantiewoning dient te worden verkocht en dat de erfgenamen daartoe binnen één week na het verstrijken van de hiervoor onder 10b) genoemde termijn de verkoopopdracht dienen te verstrekken aan een nader door uw rechtbank te bepalen makelaar, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag, te betalen door elke erfgenaam die daartoe zijn/haar medewerking weigert aan ieder van de overige erfgenamen, en voorts te bepalen dat de verkoopopbrengst van de vakantiewoning naar evenredigheid van ieders erfdeel toekomt aan de erfgenamen;
11- de vordering van de nalatenschap op [gedaagde sub 2] tegen de waarde van die vordering toe te delen aan [gedaagde sub 2] ;
12- te bepalen dat de effectenportefeuille bij de Rabobank met nr. [nummer] binnen een maand na het te wijzen vonnis dient te worden verkocht en dat het saldo overgemaakt dient te worden op de ervenrekening;
13- te bepalen dat de saldi van de bankrekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] als sluitstuk van de verdeling dienen te worden verdeeld, welke verdeling niet later zal plaatsvinden dan twee maanden nadat beide notariële leveringen hebben plaatsgevonden van zowel de aandelen [bedrijf] , althans de woning te [plaats] , als de vakantiewoning te [plaats] , en pas nadat:
- alle schulden van de nalatenschap, waaronder de schulden aan de erfgenamen inzake de nalatenschap van vader en kosten die voor rekening van de nalatenschap dan wel alle erfgenamen komen, zijn voldaan;
- een eventuele overbedelingsschuld die een erfgenaam aan de nalatenschap respectievelijk aan de overige erfgenamen heeft zo nodig door uw rechtbank is vastgesteld en deze overbedelingsschuld voor zover mogelijk is verrekend met hetgeen die erfgenaam uit hoofde van de verdeling van de nalatenschap inclusief de banksaldi te vorderen heeft;
- een eventueel restant van een overbedelingsschuld van een erfgenaam aan de nalatenschap na de hiervoor genoemde verrekening, door de betreffende erfgenaam uiterlijk op de dag van de verdeling/uitkering van de banksaldi is afgelost, door betaling van de resterende overbedelingsschuld op de ervenrekening;
en dat de daarna resterende saldi alleen worden uitgekeerd aan de erfgenamen die vóór de verdeling van de banksaldi minder hebben ontvangen dan het aan hen toekomende erfdeel en zodanig dat per saldo iedere erfgenaam zijn/haar volledige erfdeel in de nalatenschap ontvangt;
14-
Primair: [eiser] te machtigen - voor zover nodig - om de banksaldi op de hiervoor in het petitum onder 13 gevorderde wijze te verdelen dan wel uit te keren en om daarna de bankrekeningen op te heffen;
Subsidiair: alle erfgenamen te verplichten om aan het onder primair gevorderde op eerste verzoek van [eiser] hun volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag, te betalen door elke erfgenaam die daaraan weigert gevolg te geven, aan ieder van de overige erfgenamen;
althans een zodanige verdeling vast te stellen dan wel wijze van verdeling te gelasten die de rechtbank juist acht.
5.2.
[gedaagde sub 1] voert evenals [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] verweer.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
5.4.
[gedaagde sub 1] heeft een vordering in reconventie ingediend. Deze vordering is echter bij rolbericht van 21 januari 2022 ingetrokken.

6.De beoordeling

6.1.
De rechtbank wijst allereerst op het volgende. In zaken zoals deze, waarbij de rechtbank op vordering van een of meerdere partijen de verdeling vaststelt of een bepaalde wijze van verdeling gelast, komt de rechtbank een grote mate van vrijheid toe, waarbij de rechtbank zelfs mag afwijken van de standpunten van partijen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] wel hun standpunten met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van moeder naar voren hebben gebracht, maar geen formele vordering in reconventie hebben ingediend.
[gedaagde sub 1] heeft wel een vordering in reconventie ingesteld, maar heeft deze bij rolbericht van 21 januari 2022 ingetrokken.
De rechtbank zal de wensen van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , evenals die van [eiser] en [gedaagde sub 1] bij de beoordeling en de te nemen beslissingen betrekken.
6.2.
Partijen zijn het er over eens dat de nalatenschap van moeder dient te worden verdeeld. Zij zijn het er ook over eens dat de geldvordering die zij op moeder hebben in verband met de nalatenschap van vader daarbij dient te worden betrokken. Partijen zijn het echter niet eens over de wijze waarop de verdeling moet plaatsvinden en de eventuele financiële consequenties daarvan. Een belangrijk punt van geschil, is de vraag of [gedaagde sub 3] tijdig en op de juiste wijze aanspraak heeft gemaakt op het aan hem gelegateerde voorkeursrecht, dan wel of dit voorkeursrecht inmiddels is komen te vervallen. Dit punt zal daarom als eerste worden besproken.
Het aan [gedaagde sub 3] gelegateerde voorkeursrecht van koop van de aandelen van [bedrijf]
6.3.
In het testament van moeder is, onder de voorwaarde dat zij gelijktijdig of na vader zou komen te overlijden (aan welke voorwaarde is voldaan), ten behoeve van [gedaagde sub 3] een legaat opgenomen dat een voorkeursrecht van koop van de aandelen van [bedrijf] bevat. Aan de voorwaarde dat [gedaagde sub 3] op het moment van overlijden van moeder (kort gezegd) nog als advocaat in het arrondissement ’s-Hertogenbosch werkzaam zou zijn, is eveneens voldaan. In het testament van moeder staan daarnaast een aantal procedurele stappen die binnen een bepaalde tijd gezet moeten worden als [gedaagde sub 3] gebruik wil maken van zijn voorkeursrecht. Tussen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 1] is in geschil of [gedaagde sub 3] tijdig en op de juiste wijze de voorgeschreven procedurele stappen heeft gezet.
6.4.
[gedaagde sub 3] heeft aangevoerd dat hij dat tijdig en op de juiste wijze heeft gedaan. [gedaagde sub 2] is het daar mee eens. [gedaagde sub 1] voert echter aan dat [gedaagde sub 3] niet tijdig en niet op de juiste wijze aanspraak heeft gemaakt op afgifte van het legaat. [eiser] refereert zich aan oordeel van de rechtbank.
6.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
In het testament van moeder is allereerst bepaald (productie 3 bij conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , pagina 4, onder 1) dat als [gedaagde sub 3] van het overnamerecht gebruik wil maken, hij verplicht is dat binnen twee maanden na het overlijden van moeder, dus uiterlijk op 8 november 2014, schriftelijk aan de overige erfgenamen mede te delen.
[gedaagde sub 3] erkent dat hij niet binnen twee maanden na het overlijden van moeder een dergelijke schriftelijke mededeling aan de overige erfgenamen heeft gedaan. Als toelichting voert [gedaagde sub 3] aan dat partijen een paar dagen na het overlijden van moeder naar het ouderlijk huis zijn gegaan, waar de notaris, in aanwezigheid van partijen, het testament van moeder heeft voorgelezen en daarbij ook het legaat heeft genoemd. [gedaagde sub 3] heeft, zo stelt hij, vervolgens direct gezegd dat hij het legaat aanvaarde en dat hij de woning wilde kopen. [eiser] bevestigt dat [gedaagde sub 3] heeft gezegd dat hij de woning wilde hebben. [gedaagde sub 3] geeft als verklaring voor het feit dat hij dit vervolgens (lees: binnen twee maanden na het overlijden van moeder) niet schriftelijk aan de mede-erfgenamen heeft medegedeeld, dat er voor hem geen reden was te veronderstellen dat iemand daar niet blij mee zou zijn. Bij de notaris was het ook steeds het uitgangspunt dat [gedaagde sub 3] de woning zou kopen.
[gedaagde sub 1] stelt dat er volgens hem bij het eerste gesprek bij de notaris niet over het legaat is gesproken. Ook wijst [gedaagde sub 1] er op dat er op de dag van het overlijden van moeder een grote
ruzie is ontstaan, waardoor de situatie erg gespannen was. Dit wordt bevestigd door [eiser] . [eiser] verklaart dat deze ruzie onderhuids na sudderde. De notaris was hiervan ook op de hoogte.
[gedaagde sub 1] stelt voorts dat de tweede bespreking bij de notaris niet prettig was. [gedaagde sub 3] is toen erg boos op [gedaagde sub 1] geworden. [eiser] heeft [gedaagde sub 1] daarom gevraagd de volgende keren niet meer aanwezig te zijn. Het was geëscaleerd en ondanks pogingen van [eiser] en een voorstel tot mediation is de verstandhouding niet verbeterd en hebben partijen elkaar daarna niet meer gezien.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde sub 3] niet tijdig
schriftelijkheeft laten weten aan de overige erfgenamen dat hij van het aan hem gelegateerde voorkeursrecht gebruik wilde maken. De
mondelingemededeling van [gedaagde sub 3] dat hij de woning wilde hebben, een paar dagen na het overlijden van moeder op het kantoor van de notaris gedaan, is niet voldoende om tot de conclusie te komen dat [gedaagde sub 3] het legaat rechtsgeldig heeft aanvaard. De rechtbank volgt [gedaagde sub 3] weliswaar in zijn stelling dat het er vooral om gaat dat het voor de overige erfgenamen duidelijk is dat [gedaagde sub 3] het legaat aanvaard, maar is van oordeel dat daar in deze zaak geen sprake van is. Partijen hebben op de dag van het overlijden van moeder ruzie gekregen, hetgeen tot gevolg had dat er tijdens de eerste bespreking bij de notaris een gespannen sfeer hing. Tijdens de tweede bespreking bij de notaris ontstond weer een enorme ruzie, wat voor [eiser] aanleiding was om [gedaagde sub 1] te vragen bij de volgende bijeenkomsten niet aanwezig te zijn. [gedaagde sub 1] is vervolgens ook niet meer bij de besprekingen aanwezig geweest.
Onder deze omstandigheden (meerdere ruzies, een gespannen sfeer en het verzoek aan [gedaagde sub 1] om niet meer bij toekomstige besprekingen aanwezig te zijn) is een mondelinge mededeling niet voldoende om de in het testament voorgeschreven schriftelijke mededeling te vervangen. Ook als [gedaagde sub 3] duidelijk zou hebben gezegd dat hij van zijn voorkeursrecht gebruik wilde maken, valt niet uit te sluiten dat [gedaagde sub 1] dit niet gehoord heeft of dat deze mededeling niet tot hem is doorgedrongen.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben verklaard dat er alleen discussie was over de waarde van de aandelen. De rechtbank overweegt dat het dan, gelet op de in het testament opgenomen termijnen, op de weg van [gedaagde sub 3] had gelegen om, als partijen niet binnen twee maanden na de aanvaarding van het legaat in onderling overleg de overnamesom hadden vastgesteld), stappen te zetten om deze waarde te laten vaststellen. Uit het testament volgt dat [gedaagde sub 3] hierbij voortvarend diende te handelen, aangezien in artikel VII onder voorwaarde 10 staat dat het overnamerecht van [gedaagde sub 3] een jaar na het overlijden van moeder, dus op [datum] 2015, zou komen te vervallen.
De schriftelijke stukken (allemaal van na [datum] 2015), die door [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] als productie 6 bij hun conclusie van antwoord zijn overgelegd, leiden niet tot een ander oordeel. Datzelfde geldt voor de brief van [gedaagde sub 3] aan de notaris van 8 november 2015, die door [gedaagde sub 1] als productie 8 bij zijn conclusie van antwoord is overgelegd. Uit geen van deze schriftelijke stukken volgt dat [gedaagde sub 3] tijdig en schriftelijk zijn wensen heeft kenbaar gemaakt.
6.6.
Als [gedaagde sub 3] al in zijn standpunt dat het aan hem gelegateerde overnamerecht vervolgens weer is herleefd gevolgd moet worden, dan geldt dat dit recht, op grond van een vervaltermijn in het testament van moeder, een jaar na het overlijden van moeder is geëindigd, te weten op [datum] 2015.
6.7.
De conclusie is dan ook dat [gedaagde sub 3] niet tijdig gebruik heeft gemaakt van het ten behoeve van hem opgemaakte legaat, zodat dit legaat is komen te vervallen.
6.8.
De aandelen van [bedrijf] maken dan ook onderdeel uit van de nalatenschap van moeder.
De omvang en samenstelling van de nalatenschap.
6.9.
Uit de aangifte erfbelasting van moeder kan grotendeels de omvang/samenstelling van de nalatenschap worden afgeleid (zie productie 7 bij dagvaarding). Partijen zelf noemen ook nog een aantal onderwerpen die tot de nalatenschap van moeder behoren. Uitgaande van de overgelegde stukken en de stellingen van partijen gaat de rechtbank, vooralsnog uit van de volgende samenstelling van de nalatenschap.
Activa
 de aandelen [bedrijf] ,
(De waarde wordt voornamelijk gevormd door het pand aan de [adres] te [plaats] (hierna de woning), die tot de activa van de B.V. behoort. Dit is een woning inclusief kantoorruimte. Het staat op dit moment nog niet vast of ook de hierna nog te noemen auto in de B.V. is ingebracht. In negatieve zin wordt de waarde beïnvloed door een schuld aan de nalatenschap (zie de hierna genoemde vordering op [bedrijf] ) en door een nog vast te stellen belastingclaim,
 een vordering op [bedrijf] vanwege de rekening-courant verhouding per 31 december 2019 ter hoogte van € 22.832,00,
 de inboedel (inclusief sieraden, kunst, antiekverzameling) uit de ouderlijke woning,
 een auto, merk BMW, waarvan nog moet worden vastgesteld of deze al dan niet is ingebracht in [bedrijf] ,
 de vakantiewoning inclusief inboedel te [plaats] ( [adres] ), hierna: de vakantiewoning in [plaats] ,
 een vordering op [gedaagde sub 2] van € 50.000,00, al dan niet vermeerderd met rente,
 een effectenportefeuille bij de Rabobank nr. [nummer] met een waarde per 30 november 2020 van € 21.808,71,
 saldi op bank- en spaarrekeningen:
- [rekeningnummer 1] , saldo per 30 november 2020 € 98.972,06,
- [rekeningnummer 2] , saldo per 30 november 2020 € 513,00,
Passiva
 schulden aan de kinderen inzake de nalatenschap van vader, ter hoogte van
€ 99.296,00 per kind.
6.10.
De rechtbank stelt vast dat zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in hun conclusies van antwoord vragen hebben gesteld over het bestaan van een tweede effectenportefeuille en over het bestaan van nog drie andere bank- of spaarrekeningen. [gedaagde sub 3] is op deze vragen in zijn conclusie van antwoord in reconventie in gegaan, heeft uitleg gegeven en stukken overgelegd. [gedaagde sub 1] heeft vervolgens, omdat hij voldoende informatie had gekregen, zijn vordering in reconventie ingetrokken. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn op dit onderwerp tijdens de mondelinge behandeling niet meer teruggekomen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat deze tweede effectenportefeuille en de drie bank- of spaarrekeningen inmiddels zijn opgeheven.
De geschilpunten tussen partijen over de verschillende onderdelen van de nalatenschap
6.11.
De standpunten en de geschilpunten van partijen zullen hierna achtereenvolgens worden besproken.
De aandelen van [bedrijf] .
6.12.
In de nalatenschap van moeder vallen de aandelen van [bedrijf]
De waarde van de aandelen [bedrijf] hangt af van de waarde van de woning, wellicht de waarde van de auto, de hoogte van de vordering van de nalatenschap op de B.V. en eventueel overige nog onbekende posten. Verder dienen de fiscale consequenties van toebedeling van de aandelen aan [gedaagde sub 3] , dan wel de ontbinding van de B.V. gevolgd door een vereffening, als de woning aan [gedaagde sub 1] wordt toebedeeld, dan wel zal worden verkocht aan een derde, bij de waardering worden betrokken.
De aandelen van [bedrijf] en de verdeling.
6.13.
Het gevolg van het vervallen zijn van het legaat is dat de aandelen van [bedrijf] in de nalatenschap van moeder vallen en in de verdeling betrokken dienen te worden. Zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 3] wensen de aandelen (en daarmee met name de woning) toebedeeld krijgen. Zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 3] hebben argumenten aangevoerd waarom de aandelen/de woning aan hem moet worden toebedeeld.
6.14.
[gedaagde sub 3] stelt dat, ook als de rechtbank zal oordelen dat hij niet aan alle voorwaarden heeft voldaan om gebruik te kunnen maken van het overnamerecht, vervolgens zal moeten worden uitgegaan van de wil van erflaatster, welke wil inhield dat [gedaagde sub 3] de woning zou krijgen toebedeeld. Dit is een belangrijk beginsel in het erfrecht.
Dit standpunt wordt door de rechtbank niet gevolgd. Als moeder zeker had willen zijn van toebedeling van de woning aan [gedaagde sub 3] , dan had zij in haar testament een legaat zonder voorwaarden kunnen opnemen.
6.15.
[gedaagde sub 3] verwijst naar de statuten van [bedrijf] (productie 8 bij zijn conclusie van antwoord) en meer in het bijzonder naar artikel 3 daarvan. In artikel 3 staat dat slechts aandeelhouder zijn, zij die werkzaam zijn in het verband van de vennootschap en tevens hetzij als advocaat zijn ingeschreven bij een arrondissementsrechtbank, hetzij beoefenaar zijn van een vrij beroep met wie de advocaat, volgens de samenwerkingsverordening van de Orde van Advocaten, een samenwerkingsverband mag aangaan. Houdstermaatschappijen mogen ook aandeelhouder zijn als de aandelen van die houdstermaatschappij worden gehouden door een persoon die een vrij beroep uitoefent zoals hiervoor omschreven.
Heel kort gezegd, zo overweegt de rechtbank, komt dit er op neer dat in de statuten van [bedrijf] staat dat de aandelen van [bedrijf] slechts aan een advocaat kunnen worden overgedragen. De reden hiervoor, zo heeft de rechtbank begrepen, is dat vader zijn advocatenpraktijk vanaf 1993 in een B.V. ( [bedrijf] ) heeft ondergebracht.
Ook deze omstandigheid leidt niet tot de conclusie dat de aandelen aan [gedaagde sub 3] , die immers als enige van de erfgenamen advocaat is, moeten worden toebedeeld. De rechtbank ligt dat als volgt toe. [gedaagde sub 3] was vanaf 1985 tot 1996 samen met vader in maatschapsverband werkzaam als advocaat, hoewel vader in verband met ziekte vanaf 1993 niet veel meer werkte. Vader heeft op enig moment zijn zakelijke belangen in de maatschap ondergebracht in een B.V., te weten [bedrijf] . Medio 1996 heeft vader (die toen 75 jaar oud was) zich geheel uit de maatschap teruggetrokken en heeft [gedaagde sub 3] zijn werkzaamheden als advocaat voortgezet. Het advocatenkantoor was toen gevestigd in het kantoorgedeelte van het
ouderlijk huis. [gedaagde sub 3] heeft vader jarenlang nog wel een aandeel in de winst uitbetaald. Het aantal medewerkers is in de loop der tijd ook fors toegenomen. In 1999 heeft [gedaagde sub 3] [E] opgericht. [gedaagde sub 3] heeft in 2001 het gehele advocatenkantoor verhuisd naar een adres elders in [plaats] . Daar oefent [gedaagde sub 3] nog steeds zijn praktijk uit.
Enig bijzonder zakelijk belang voor [gedaagde sub 3] om de aandelen toebedeeld te krijgen omdat hij advocaat is, is niet gebleken. Gesteld noch gebleken is dat de bedrijfsvoering door [gedaagde sub 3] wordt beïnvloed door het al dan niet beschikken over de ouderlijke woning. De inhoud van de statuten leidt dan ook evenmin tot de conclusie dat de aandelen [bedrijf] aan [gedaagde sub 3] moeten worden toebedeeld.
6.16.
Verder overweegt de rechtbank het volgende.
Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 3] of [gedaagde sub 1] de woning dringend nodig heeft. Beiden hebben een koopwoning die hun eigendom is en waar zij, als zij dat willen, comfortabel kunnen blijven wonen. [gedaagde sub 1] is huisarts en oefent zijn praktijk uit in een gemeente ongeveer 30 kilometer van [plaats] vandaan. Het is voor hem, zakelijk gezien, niet noodzakelijk, integendeel zelfs, om naar [plaats] te verhuizen. [gedaagde sub 3] is advocaat en oefent zijn praktijk elders in [plaats] uit. Ook voor hem is het, zakelijk gezien, niet noodzakelijk om in de woning zijn praktijk te vestigen. De enkele omstandigheid dat dit andere pand te klein begint te worden voor de groeiende praktijk van [gedaagde sub 3] , houdt niet in dat [gedaagde sub 3] meer recht heeft op toebedeling van de woning dan [gedaagde sub 1] . Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de advocatenpraktijk van [gedaagde sub 3] in het verleden in de woning gevestigd was. Gesteld noch gebleken is dat er elders in [plaats] geen andere geschikte kantoorpanden beschikbaar zijn. [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 1] voeren allebei nog aan dat zij een zodanig sterke band hebben met de woning dat deze woning aan [gedaagde sub 3] (volgens [gedaagde sub 3] ), dan wel aan [gedaagde sub 1] (zo stelt [gedaagde sub 1] ) moet worden toebedeeld. De rechtbank neemt aan dat zowel [gedaagde sub 3] als [gedaagde sub 1] aan de woning gehecht zijn en daarom toebedeling wensen. Uit de toelichting die zij ieder hebben gegeven volgt echter niet dat de wensen van de één op dit vlak zwaarder wegen dan de wensen van de ander. De gestelde band met de woning is dan ook evenmin een overtuigend argument voor de beantwoording van de vraag aan wie de woning zou moeten worden toebedeeld.
6.17.
Met betrekking tot de aandelen [bedrijf] (waarin de woning en wellicht de auto is ingebracht) zijn in het kader van de verdeling van de nalatenschap van moeder de volgende mogelijkheden:
a- de aandelen (en dus ook de woning) worden toebedeeld aan [gedaagde sub 3] ;
b- [bedrijf] wordt ontbonden en vereffend, waarna de woning wordt toebedeeld aan [gedaagde sub 1] ;
c- [bedrijf] wordt ontbonden en vereffend, waarna de woning wordt verkocht aan een derde.
6.18.
In alle gevallen zal de waarde van de woning moeten worden vastgesteld per datum feitelijke verdeling (dat is uitgaande van de datum van dit tussenvonnis een datum in de toekomst). Ook de waarde van de auto en de hoogte van de schuld van de B.V. aan de nalatenschap zal moeten worden bepaald (de rechtbank komt hier verderop op terug). Voorts zal de hoogte van een latente belastingclaim moeten worden vastgesteld (situatie a) of zal de B.V. vereffend moeten worden (situatie b en c), waarbij met de fiscus zal moeten worden afgerekend en waarna de woning of aan [gedaagde sub 1] zal worden toebedeeld, of verkocht zal moeten worden aan een derde.
Met betrekking tot deze latente belastingclaim stelt de rechtbank vast dat de woning op de balans per 31 december 2019 stond voor een bedrag van € 104.920,00 (zie productie 10 bij dagvaarding).
6.19.
De rechtbank is voornemens een deskundigenbericht te gelasten ter vaststelling van de waarde van aandelen van de B.V. dan wel de waarde van de afzonderlijke onderdelen bij ontbinding en vereffening van de B.V.. Nu van belang is om vast te stellen wat de vrije verkoopwaarde van de woning is én of er nog sprake is van een latente belastingclaim, dan wel wat de financiële consequenties zijn van een opheffing en vereffening van de B.V. komt het de rechtbank praktisch voor dat de door de rechtbank te benoemen deskundige(n) die zal/zullen worden gevraagd de waarde van de aandelen vast te stellen, zelf een makelaar/taxateur, bij voorkeur een NVM-makelaar, zal/zullen aanwijzen die de woning zal waarderen. De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van waarderingen van ondernemingen en met kennis van daaraan verbonden fiscale aspecten, die één makelaar/taxateur zal benaderen om de vrije verkoopwaarde van de woning vast te stellen per datum bezichtiging van de woning door die makelaar/taxateur.
De rechtbank voegt daar aan toe dat nu [gedaagde sub 3] niet tijdig heeft laten weten dat hij de aandelen wenst over te nemen, de voor de overname in het testament opgenomen procedure (waarbij onder andere uitgegaan wordt van de benoeming van drie deskundigen) niet gevolgd hoeft te worden. In het midden kan dan ook blijven of deze in het testament opgenomen procedure vanwege het gesloten stelsel van uiterste wilsbeschikkingen nietig is.
6.20.
De rechtbank zal in ieder geval niet de door [eiser] voorgestelde deskundige, de heer
[C] (AA) van [D] , benoemen omdat de heer [C] thans de accountant van [eiser] is.
6.21.
De rechtbank is voornemens aan de eventueel te benoemen deskundige de volgende vragen te stellen:
1- Wat is de vrije verkoopwaarde van de woning per datum uitbrengen taxatierapport door de door de deskundige(n) in te schakelen makelaar(s)/taxateur(s)?
2- Welke vraagprijs adviseert de door de deskundige(n) in te schakelen makelaar(s)/taxateur(s) als de woning aan een derde verkocht zal worden?
3- Hoe groot is de schuld in rekening-courant van [bedrijf] aan de nalatenschap per een door de deskundige te noemen datum, zo dicht mogelijk bij de datum van uitbrengen van het deskundigenbericht aan de rechtbank?
4- Zijn er, naast de woning en de schuld in rekening-courant aan de nalatenschap, nog andere vermogensbestanddelen die in de B.V. vallen, zoals de auto? Zo ja, welke bestanddelen?
5- Op welke wijze en met welk bedrag moet er met de fiscus worden afgerekend in de situatie waarin [bedrijf] wordt opgeheven en vereffend, waarna de woning wordt toebedeeld aan [gedaagde sub 1] of wordt verkocht aan een derde?
6- Wat is de hoogte van de latente belastingclaim met betrekking tot [bedrijf] als de aandelen worden toebedeeld aan [gedaagde sub 3] ? En wat is de waarde van [bedrijf] in deze situatie?
7- Zijn er nog overige omstandigheden die van belang zijn bij de vaststelling van de waarde van de aandelen [bedrijf] en toebedeling van die aandelen aan [gedaagde sub 3] , dan wel bij de opheffing en vereffening van de B.V. en toebedeling van de woning aan
[gedaagde sub 1] tegen de door de makelaar/taxateur vastgestelde waarde van de woning, dan wel verkoop aan een derde?
8- Wilt u uw antwoorden toelichten?
9- Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
6.22.
Voordat een (of meer) deskundige(n) zal/zullen worden benoemd, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundige(n) gelijkelijk over partijen te verdelen. Partijen zullen daarom ieder een kwart van dit voorschot moeten betalen.
6.23.
Vooruitlopend op de uitkomst van dit deskundigenbericht overweegt de rechtbank als volgt.
[gedaagde sub 3] zal zich bij conclusie na deskundigenbericht (als de waarde van de woning, eventuele andere vermogensbestanddelen die in de B.V. vallen, de eventuele schulden van de B.V., een eventuele latente belastingclaim en vervolgens ook de waarde van de B.V. bekend is) mogen uitlaten over de vraag of hij de aandelen van de B.V. tegen de door de deskundige vastgestelde waarde wil krijgen toebedeeld. [gedaagde sub 1] zal zich eveneens mogen uitlaten en wel over de vraag of hij de woning tegen de vrije verkoopwaarde toebedeeld wil krijgen. De belastingclaim, de waarde van de auto en de hoogte van de schuld van de B.V. aan de nalatenschap zullen in dat geval in de verdeling worden betrokken.
Als zowel [gedaagde sub 3] als [gedaagde sub 1] de woning (al dan niet middels de B.V.) toebedeeld wensen te krijgen dan zal de rechtbank bij tussenvonnis bepalen dat een notaris door middel van loting zal bepalen wie van hen de woning krijgt toebedeeld.
Mocht een en ander praktisch lastig, tijdrovend, tot nog meer conflicten leidend of onuitvoerbaar blijken te zijn, dan zal de rechtbank bij eindvonnis bepalen dat de B.V. moet worden ontbonden en vereffend en dat de woning aan een derde moet worden verkocht, met als vraagprijs de door de betrokken makelaar/taxateur geadviseerde vraagprijs.
De vordering op [bedrijf] vanwege de rekening-courant verhouding per 31 december 2019 ter hoogte van € 22.832,00,
6.24.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een schuld uit rekening- courant van [bedrijf] aan de nalatenschap. Deze schuld was op 31 december 2019
€ 22.832,00 vanwege uit de nalatenschap betaalde lasten van de woning en kosten van de accountant ten behoeve van de B.V.. Tegenover deze schuld staat een vorderingsrecht van de nalatenschap.
6.25.
[gedaagde sub 1] heeft werkzaamheden voor het onderhoud van de woning verricht en kosten ten behoeve van het onderhoud en wellicht ook ter verbetering van de woning gemaakt. Aan deze kosten kan voorbij worden gegaan, nu [gedaagde sub 1] met betrekking tot deze kosten geen vordering heeft ingediend en ook heeft verklaard daar geen vordering voor in te zullen dienen.
6.26.
Het is de rechtbank niet duidelijk of deze rekening-courantverhouding in de periode na 31 december 2019 is gewijzigd. De rechtbank heeft hiervoor een concept-vraag geformuleerd.
De inboedel in de woning, de sieraden.
6.27.
Partijen zijn het er over eens dat de inboedel in de woning tussen hen moet worden verdeeld.
6.28.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde sub 2] onweersproken heeft gesteld (en daarbij ter onderbouwing van haar stelling heeft verwezen naar de door [gedaagde sub 2] als productie 10 bij de hiervoor vermelde brief van 14 januari 2022 overgelegde verklaring) dat de sieraden van moeder op de door moeder gewenste wijze al zijn verdeeld. Over de sieraden zal de rechtbank dan ook geen beslissing nemen.
6.29.
Als productie 11 is een taxatierapport met betrekking tot antiquiteiten, kunstvoorwerpen, kostbaarheden en inboedelgoederen overgelegd. Verder is er als productie 12 bij conclusie van antwoord een lijst met inboedelgoederen overgelegd, waarbij bij ieder item een foto van het betreffende goed is gevoegd. De rechtbank begrijpt dat een aantal waardevollere zaken zowel op de lijst met getaxeerde items staat, als op de lijst met foto’s. Uit de stellingen van partijen volgt dat een aantal inboedelzaken niet in de woning is achtergebleven. Dit is onder andere gedaan omdat deze zaken diefstalgevoelig zijn. De rechtbank gaat er van uit dat deze zaken niet op de twee lijsten staan.
6.30.
Partijen hebben in hun processtukken nog de volgende vragen gesteld:
- Wie heeft welke inboedelgoederen, ter voorkoming van diefstal, nog onder zich? (
[gedaagde sub 1] stelt dat hij het zilveren bestek heeft meegenomen, [gedaagde sub 1] mist foto’s, fotoalbums en boeken, [eiser] stelt niets te hebben meegenomen).
- Zijn er nog inboedelgoederen bij de notaris in bewaring gegeven? Zo ja welke? (
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] stellen dat er in overleg met [eiser] inboedelgoederen zijn meegenomen, uit vrees voor diefstal. Deze goederen zijn door de notaris verzegeld en staan achter slot en grendel. Zie productie 9 van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , overgelegd bij brief van 14 januari 2022.)
De rechtbank gaat er van uit dat het mogelijk moet zijn dat partijen elkaar daarover informeren.
6.31.
De rechtbank gaat er voorts van uit dat partijen zich, al is het alleen al op grond van zakelijke overwegingen zoals tijd- en geldbesparing, over hun onderlinge geschillen heen kunnen zetten en met behulp van hun advocaten tot een volledige opgave en tot een verdeling van de inboedel kunnen komen.
De rechtbank verzoekt partijen allereerst in onderling overleg een gezamenlijke lijst te maken van alle te verdelen inboedelgoederen. Het lijkt de rechtbank niet nodig om items die door een van hen zijn meegenomen eerst terug te brengen naar de woning, alvorens er verdeeld kan gaan worden. Een foto en een korte beschrijving zou voldoende moeten zijn.
De rechtbank zal bij eindvonnis bepalen dat de inboedel als volgt feitelijk kan worden verdeeld:
- Partijen krijgen ieder een nummer. [eiser] is nr. 1, [gedaagde sub 1] is nr. 2, [gedaagde sub 2] is nr. 3 en [gedaagde sub 3] is nr. 4.
- Partijen kunnen de notaris vragen door loting te bepalen wie van hen (welk nummer) als eerste een stuk uit de inboedel mag uitkiezen. Daarna mogen de andere drie kiezen in een cijfermatige volgorde. Dus als nr. 3 door de notaris (door loting) is aangewezen om als eerste te kiezen, dan mag [gedaagde sub 2] als eerste een item uitkiezen, gevolgd door [gedaagde sub 3] , [eiser] en [gedaagde sub 1] .
- In de tweede ronde mag de persoon met het nummer dat volgt op dat van [gedaagde sub 2] als eerste kiezen: dat is [gedaagde sub 3] . Nadat [gedaagde sub 3] heeft gekozen mag vervolgens [eiser] , dan [gedaagde sub 1] en dan [gedaagde sub 2] een item kiezen.
- In de derde ronde is [eiser] als eerste aan de beurt, gevolgd door [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .
Het komt er dus op neer dat de notaris eenmalig bepaalt wie als eerste mag kiezen en dat partijen vervolgens bij toerbeurt kiezen, waarbij de eerste kiezer telkens een plaats opschuift.
6.32.
De rechtbank volgt het voorstel van [eiser] , nu daar geen onderbouwd verweer tegen is gevoerd, inhoudende dat de inboedel kan worden verdeeld met gesloten beurzen en dat de kosten van de notaris voor rekening komen van de nalatenschap. Inboedel die door niemand is gekozen kan worden verkocht, naar de kringloop worden gebracht of worden afgevoerd. De eventuele verkoopopbrengst dient op de ervenrekening te worden gestort zodat deze vervolgens kan worden verdeeld.
6.33.
De rechtbank gaat er vooralsnog van uit dat partijen de verdeling van de inboedel zelf, met behulp van hun advocaten en eventueel met inschakeling van de notaris, zullen regelen. Partijen kunnen zich bij het nemen van de conclusie na de nog te gelasten deskundigenberichten uitlaten over de vraag of de inboedel inmiddels naar tevredenheid is verdeeld, dan wel verkocht, weggegeven of naar de stort gebracht en of van de rechtbank nog een beslissing over dit onderwerp wordt verwacht.
De auto.
6.34.
Het is op dit moment nog niet geheel duidelijk of de auto is ingebracht in de B.V.. De rechtbank is voornemens de nog te benoemen deskundige die de waarde van de aandelen [bedrijf] zal vaststellen, te vragen of de auto wel of niet in de B.V. is ingebracht. Ongeacht wat het antwoord zal zijn, de waarde van de auto zal in ieder geval bepaald moeten worden.
[eiser] heeft aangevoerd dat de BMW al jaren ongebruikt naast de woning staat.
Deze BMW heeft een geringe waarde en kan worden betrokken bij de verdeling van de inboedelgoederen.
[gedaagde sub 1] stelt dat het bouwjaar van de BMW 1983 is en dat de auto altijd buiten heeft gestaan. Een taxatie vindt [gedaagde sub 1] niet nodig. De auto kan verdeeld worden via het lotingsysteem. Wie auto krijgt moet ook sleutels en papieren krijgen. [gedaagde sub 1] weet niet waar deze zijn. Als niemand de auto wil, dan kan deze worden afgevoerd naar de sloop.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn het hier niet mee eens. De auto is een BMW 520 I oldtimer.
De waarde ligt mogelijk tussen de € 20.000,00 en € 25.000,00. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] stellen voor de waarde te laten vaststellen en de BMW daarna desgewenst toe te delen aan een van de erfgenamen. Als geen van de erfgenamen de BMW wil, dan kan deze worden verkocht en kan de opbrengst worden verdeeld.
6.35.
De rechtbank stelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , die zich op het standpunt hebben gesteld dat de BMW nog een aanzienlijke waarde vertegenwoordigd, in de gelegenheid om zo spoedig
mogelijk de waarde van de BMW te laten vaststellen. De rechtbank gaat er van uit dat [eiser] en [gedaagde sub 1] hieraan hun medewerking zullen verlenen.
Vervolgens kunnen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in overleg treden met [eiser] en [gedaagde sub 1] om te bezien of een van de erfgenamen de BMW voor dat bedrag toebedeeld wil krijgen. Zo ja, dan kan dit voor het vastgestelde bedrag. Als er meer dan één geïnteresseerde is dan kan door loting worden bepaald aan wie de BMW wordt toebedeeld, waarna de waarde in de verdeling kan worden betrokken. Indien geen van de erfgenamen interesse heeft, dan kunnen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] de BMW verkopen en zal de opbrengst in de verdeling moeten worden betrokken. De rechtbank gaat er van uit dat [eiser] en [gedaagde sub 1] aan de eventuele verkoop zullen meewerken. Als de BMW geen of een negatieve waarde heeft, dan kan de BMW worden afgevoerd naar een autosloperij. Ook hieraan dienen [eiser] en [gedaagde sub 1] mee te werken. Mochten hieraan kosten verbonden zijn die in de verdeling moeten worden betrokken, dan dient een bewijsstuk daarvan te worden overgelegd.
Ten slotte bepaalt de rechtbank dat de positieve of negatieve opbrengst van de auto op de ervenrekening zal worden gestort.
Mocht blijken dat de auto toch in [bedrijf] is ingebracht, dan kan deze opbrengst worden verrekend met het saldo van de schuld in rekening courant van [bedrijf] aan de nalatenschap.
De rechtbank gaat er van uit dat partijen dit in onderling overleg moeten kunnen regelen. De rechtbank gaat er ook van uit dat de sleutels en de autopapieren ter beschikking van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zullen worden gesteld, als deze niet al in hun bezit zijn.
De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid zich bij eerstvolgende te nemen akte uit te laten over de vraag of de BMW is verkocht of aan een van partijen is toebedeeld en, onder overlegging van een bewijsstuk met betrekking tot de waarde, voor welk bedrag. Mocht de BMW naar de sloop zijn afgevoerd, dan dienen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hiervan een bewijs over te leggen.
De vakantiewoning in [plaats] en de inboedel daarvan.
6.36.
[eiser] wenst de vakantiewoning te [plaats] toebedeeld te krijgen. De overige partijen stemmen daar mee in, onder de voorwaarde dat de vakantiewoning aan [eiser] wordt toebedeeld tegen een marktconforme prijs.
De rechtbank is van oordeel dat ook de vakantiewoning te [plaats] zal moeten worden getaxeerd. De rechtbank is voornemens daarvoor een deskundigenbericht te gelasten. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat volstaan kan worden met één door de rechtbank te benoemen deskundige, zijnde een makelaar/taxateur uit de omgeving van [plaats] . De rechtbank is voornemens de volgende vragen te stellen:
1- Wat is de vrije verkoopwaarde van de vakantiewoning te [plaats] per datum bezichtiging door de makelaar/taxateur,
2- Wilt u uw antwoord toelichten.
3- Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
6.37.
De rechtbank acht het voorshands nodig een deskundigenbericht in te winnen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn,
dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundige(n) gelijkelijk over partijen te verdelen. Partijen zullen daarom ieder een kwart van dit voorschot moeten betalen.
6.38.
Wat betreft de inboedel van de vakantiewoning in [plaats] , wijst [eiser] er op dat deze is gekocht in 1996 en thans nagenoeg geen waarde heeft.
[gedaagde sub 1] verklaart geen kennis van de aard en de omvang van de inboedel in de vakantiewoning te hebben en is van mening dat [eiser] een inboedellijst moet opstellen. Als inboedel van de vakantiewoning al is vermeld op de lijst inboedellijsten van de ouderlijke woning, dan vraagt [gedaagde sub 1] aan [eiser] dit nadrukkelijk aan te geven.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn akkoord met een waardering van de inboedel op nihil in het kader van de verdeling.
6.39.
De rechtbank stelt [gedaagde sub 1] in de gelegenheid de inboedel in [plaats] te gaan bekijken en zijn standpunt met betrekking tot de waarde daarvan nader te onderbouwen, zo mogelijk onder overlegging van bewijsstukken. Mocht [gedaagde sub 1] tot de conclusie komen dat de inboedel in [plaats] inderdaad geen waarde heeft, dan kan hij dat bij de eerstvolgende gelegenheid aan de rechtbank laten weten. De rechtbank houdt iedere nadere beslissing op dit vlak aan.
Schuld van [gedaagde sub 2] .
6.40.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde sub 2] in verband met de koop van een woning op 1 maart 2011 een lening bij vader en moeder heeft afgesloten ter hoogte van € 50.000,00 (zie productie 1 bij dagvaarding), waarbij een rente is afgesproken van 3,9% per jaar. Evenmin is in geschil dat op de hoofdsom van deze lening nog niet is afgelost.
6.41.
De rechtbank overweegt dat deze vordering van de nalatenschap van moeder op [gedaagde sub 2] zal worden betrokken bij de afwikkeling daarvan, dan wel toegerekend op het aandeel van [gedaagde sub 2] .
6.42.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben, onder verwijzing naar twee als productie 12 bij de brief van 14 januari 2022 overgelegde bankafschriften, gesteld dat [gedaagde sub 2] de rente over het door haar geleende bedrag tot 1 januari 2015 heeft voldaan. Dit standpunt is door [eiser] en [gedaagde sub 1] niet gemotiveerd en onderbouwd weersproken. De rechtbank zal dan ook van deze stelling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] uitgaan.
Tussen partijen is nog verschil van mening over de vraag of [gedaagde sub 2] over de periode 2015 tot datum afwikkeling verdeling nalatenschap moeder, gehouden is rente over de geldlening van € 50.000,00 te betalen.
[gedaagde sub 2] voert aan dat zij vòòr het overlijden van moeder met haar broers heeft afgesproken dat zij geen gebruik zou maken van het vakantie-appartement en in ruil daarvoor geen rente over haar geldlening zou betalen. Dit omdat er regelmatig ruzie ontstond over het gebruik door de kinderen (lees: partijen) van de vakantiewoning. Vader heeft ooit nog eens een contract opgesteld met afspraken over dit gebruik, maar dit contract is nooit door alle kinderen ondertekend.
Door [gedaagde sub 1] is betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. [gedaagde sub 2] heeft vervolgens niet nader toegelicht met wie, wanneer en op welke wijze deze gestelde afspraak is gemaakt. Dat tussen [gedaagde sub 2] enerzijds en moeder, dan wel de overige erfgenamen anderzijds een bindende afspraak is gemaakt dat [gedaagde sub 2] geen rente meer verschuldigd zou zijn, volgt dan ook onvoldoende uit de stellingen van [gedaagde sub 2] . Bovendien volgt uit de verklaring van [eiser] (productie 11 bij de brief van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] van 14 januari 2022) dat het de bedoeling was dat de door [gedaagde sub 2] met ingang van 2015 te betalen rente te zijner tijd zal worden verrekend met het aandeel van [gedaagde sub 2] in de vakantiewoning in [plaats] .
De rechtbank zal er bij de verdere beoordeling dan ook van uit gaan dat [gedaagde sub 2] aan de nalatenschap de hoofdsom en de rente daarover vanaf het jaar 2015 nog verschuldigd is. Deze verplichting van [gedaagde sub 2] zal in de verdeling en vervolgens bij de vaststelling of er sprake is van over- of onder-bedeling worden betrokken.
De effectenportefeuille.
6.43.
[eiser] voert aan dat er een effectenportefeuille is ter waarde van ongeveer
€ 21.808,71. [eiser] stelt voor deze effectenportefeuille te verkopen en het saldo over te maken naar de ervenrekening.
6.44.
[gedaagde sub 1] enerzijds en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] anderzijds hebben kenbaar gemaakt dat zij inzage in de onderliggende stukken wensen, zodat zij kunnen controleren of de effectenrekening nog bestaat en hoe hoog het saldo is. Zij betwisten niet dat de effectenportefeuille in de nalatenschap van moeder valt en tussen partijen verdeeld dient te worden.
6.45.
De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid om in de komende periode (er zal enige tijd overheen gaan alvorens de voorgenomen deskundigenberichten zijn uitgebracht) inzage te geven (zijdens [eiser] ) en inzage te krijgen (zijdens [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ) in het verloop van de effectenportefeuille. De rechtbank gaat er van uit dat ieder der partijen zich bij conclusie na de deskundigenberichten gemotiveerd en onderbouwd zal uitlaten over het saldo van de effectenportefeuille. De rechtbank geeft partijen in overweging dat zij, als zij tot de conclusie kunnen komen dat het door [eiser] opgegeven saldo (dat inmiddels wel weer anders zal kunnen zijn) correct is, een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de effectenportefeuille en tot overboeking van de opbrengst (na aftrek van de kosten) naar de ervenrekening. Ook hier mogen partijen zich uitlaten.
Bankrekeningen
6.46.
[eiser] zegt dat de saldi op de twee bankrekeningen, (laatstelijk € 99.485,06) moet worden verdeeld,
nadatde schulden en de kosten zijn voldaan en alle vorderingen zijn geïncasseerd. [eiser] noemt onder andere de kosten van de te benoemen deskundigen, notariskosten et cetera.
6.47.
De rechtbank volgt [eiser] in dit standpunt. Partijen zijn het over veel punten oneens en onduidelijk is of zij daarover zonder al te veel kosten te moeten maken tot een oplossing kunnen komen. Het uiteindelijke eindsaldo van deze rekeningen zal in de verdeling worden betrokken.
6.48.
Voor zover [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] nog menen dat zij in onvoldoende mate hebben kunnen controleren of het opgegeven saldo klopt omdat zij de onderliggende stukken niet hebben gezien, overweegt de rechtbank het volgende.
[eiser] , die een tijd gemachtigd was door de andere erfgenamen om betalingen te doen ten behoeve van de nalatenschap, dient [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , en ook [gedaagde sub 1] - voor zover dat niet al gebeurd is - in de gelegenheid te stellen de onderliggende stukken te controleren, zodat zij zelf de hoogte van de saldi kunnen bepalen. Zij zullen daar desgewenst nog opmerkingen over mogen maken. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] dat er meer rekeningen waren, nu zij dit standpunt niet hebben onderbouwd (
zie r.o. 6.10).
Gebruiksvergoeding [plaats] .
6.49.
[gedaagde sub 1] stelt dat alleen [eiser] nog wel eens gebruik maakt van de vakantiewoning in [plaats] . De jaarlijkse kosten zijn € 6.000,00. Het is redelijk dat [eiser] in privé een gebruiksvergoeding voldoet van € 1.500,00 per jaar vanaf [sterfdatum B] 2014, dus tot en met 2020 € 9.375,00 (6 x € 1.500 en € 375 voor 2014 (3/12 van € 1.500).
6.50.
[eiser] stelt dat er alleen sprake kan zijn van een vergoeding als hij het uitsluitend gebruik zou hebben. Daarvan is geen sprake.
Het appartement is gekocht met de intentie dat de hele familie er gebruik van zou kunnen maken. Reeds bij leven van de ouders leverde dat gebruik veel strubbelingen op over wie wanneer en voor welke aaneengesloten periode. Daarom is een regeling voorgesteld waarbij per toerbeurt gebruik kon worden gemaakt. Er zijn verschillende versies van de regeling, maar er is nooit overeenstemming tussen alle kinderen bereikt.
Na het overlijden van moeder leek het verstandig het gebruik te beperken zodat er zo min mogelijk discussie zou zijn. Ondanks deze afspraak zijn [eiser] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] er af en toe geweest, al dan niet met hun kinderen of hun kinderen zonder hen. [gedaagde sub 1] verblijft er jaarlijks op de terugweg van zijn vakantiewoning in Frankrijk. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] maken gebruik van de garage en opslagruimte voor hun eigen (vakantie)spullen. [eiser] verblijft er gemiddeld 14 dagen per jaar, ook voor het uitvoeren van onderhoud en/of zijn functie als voorzitter van de VVE.
[eiser] is er ook tweemaal met zijn gezin geweest gedurende twee weken om de relatief jonge kinderen het [plaats] gevoel te laten ervaren. De andere kleinkinderen konden bij leven bij opa en oma logeren en zo het gevoel al eerder kweken. Voor alle kleinkinderen is dat een mooie herinnering.
Het is onjuist dat alleen [eiser] het appartement heeft gebruikt. Er is nooit een overeenkomst gesloten waarin het gebruik alleen aan hem werd toegekend. De afspraak het appartement zo min mogelijk te gebruiken is geen grondslag voor de gevorderde veroordeling.
Het voorstel van [gedaagde sub 1] is dan ook niet redelijk en staat niet in verhouding tot het werkelijke gebruik. De kosten zijn kosten van de nalatenschap en daarom ten laste van de ervenrekening geboekt. Dit blijkt uit de bankafschriften.
Het merendeel van die kosten zijn ook vaste eigenaarslasten, die geen verband houden met het gebruik. De lasten van gas, water en elektriciteit zijn zeer beperkt en vele malen lager dan het genoemde bedrag van € 6.000,00 per jaar.
6.51.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat [eiser] met uitsluiting van de andere erfgenamen het uitsluitend gebruik heeft (gehad) van de vakantiewoning in [plaats] . Uit de stellingen van [gedaagde sub 1] volgt dan ook niet op grond van welke bepaling(en) de nalatenschap/ [gedaagde sub 1] , en/of [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] aanspraak kunnen maken op een gebruiksvergoeding door [eiser] te betalen. Deze vordering zal bij eindvonnis worden afgewezen.
Hoe nu verder?
6.52.
De rechtbank wijst partijen er op dat in de komende periode de waarde van verschillende onderdelen van de nalatenschap zal worden bepaald.
Vervolgens zal bepaald worden aan wie bepaalde onderdelen in beginsel zullen worden toebedeeld, zodat dan, voor zover nodig, de betreffende partij kan nagaan of hij of zij dit onderdeel (als hij of zij daarmee wordt overbedeeld zodat hij of zij nog een overbedelingsvergoeding verschuldigd is) kan financieren.
Vervolgens zal bij eindvonnis de definitieve verdeling worden vastgesteld en zullen eventuele overbedelingsvergoedingen worden vastgesteld.
Het is dan aan partijen om mee te werken aan de verschillende formaliteiten die voor de tenuitvoerlegging van de verdeling noodzakelijk zijn, zoals bijvoorbeeld de notariële levering van de ouderlijke woning en de notariële levering van de vakantiewoning in [plaats] .
De rechtbank benadrukt nogmaals dat er een aantal onderwerpen zijn waarover partijen, in de visie van de rechtbank, zelf afspraken kunnen maken en deze afspraken ook al ten uitvoer kunnen leggen, zoals bijvoorbeeld over de inboedel in de woning, de BMW, de inboedel in de vakantiewoning in [plaats] en de effectenportefeuille.
Conclusie.
6.53.
Zoals hiervoor is bepaald zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich over de volgende onderwerpen uit te laten:
- het voorgenomen deskundigenbericht (zie r.o. 6.22);
- over de vraag of de inboedel inmiddels naar tevredenheid is verdeeld, dan wel verkocht, weggegeven of naar de stort gebracht en of van de rechtbank nog een beslissing over dit onderwerp wordt verwacht (zie r.o. 6.33);
- over de vraag of de BMW is verkocht of aan een van partijen is toebedeeld en, onder overlegging van een bewijsstuk met betrekking tot de waarde, voor welk bedrag. Mocht de BMW naar de sloop zijn afgevoerd, dan dienen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hiervan een bewijs over te leggen (zie r.o. 6.35);
- het voorgenomen deskundigenbericht (zie r.o. 6.37);
- over het saldo en een eventuele verkoop van de effectenportefeuille (zie r.o. 6.45);
- over de hoogte van het saldo van de bankrekeningen (zie r.o. 6.48).
[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 1] mogen zich daarnaast uitlaten:
- over eventuele gewijzigde wensen wat betreft de toedeling van de woning (zie r.o.
6.23);
Ten slotte mag [gedaagde sub 1] zich nog uitlaten:
- over de waarde van de inboedel in de vakantiewoning in [plaats] (zie r.o. 6.39);
Partijen zullen zich op de rol van 26 oktober 2022 mogen uitlaten over de voorgenomen deskundigenberichten (zie r.o. 5.22 en 5.37).
Te zijner tijd, als de conclusie na deskundigenberichten wordt genomen, kunnen partijen zich uitlaten over de overige in de vorige alinea genoemde onderwerpen. De rechtbank bepaalt dat dan eerst [eiser] (als eisende partij) en vervolgens [gedaagde sub 1] , alsmede [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] (als gedaagde partijen) een akte mogen nemen.
6.54.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

7.De beslissing

De rechtbank
in conventie
7.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 november 2022voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de voorgenomen deskundigenberichten, zoals bepaald in de r.o. 6.22 en 6.37;
7.2.
wijst partijen er nogmaals op dat zij bij conclusie na deskundigenberichten zich mogen uitlaten over de overige onderwerpen, zoals bepaald in r.o. 6.53 van dit vonnis;
7.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
7.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022.