ECLI:NL:RBOBR:2022:3967

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
01/993234-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van productie en handel in synthetische drugs met betrekking tot metamfetamine en MDMA, inclusief witwassen en wapenbezit

Op 19 september 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie en handel in synthetische drugs, met name metamfetamine en MDMA. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken en voorhanden hebben van deze verdovende middelen, alsook het witwassen van aanzienlijke geldbedragen en het bezit van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, in de periode van 19 december 2019 tot en met 11 maart 2020 in Zaandam en Hippolytushoef betrokken was bij een drugslab waar metamfetamine werd geproduceerd. Tijdens een inval op 11 maart 2020 werden aanzienlijke hoeveelheden metamfetamine, MDMA, en een vuurwapen aangetroffen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van een deel van de aanklacht met betrekking tot MDMA, waar hij vrijgesproken werd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/993234-20
Datum uitspraak: 19 september 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
thans gedetineerd te: P.I. Ter Apel, HvB.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2021, 17 januari 2022, 8 april 2022, 6 juli 2022, 7 juli 2022 en 13 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 oktober 2021.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 juli 2022 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 december 2019
tot en met 11 maart 2020 te Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in
het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen,
te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van
dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten
of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot
het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een hoeveelheid chemicaliën en/of grondstoffen, ten behoeve van de
vervaardiging van voornoemd(e) middel(en) gekocht en/of verkocht en/of besteld
en/of voorhanden gehad en/of
- hardware, te weten ketels en/of een drukvat en/of een roermotor en/of
glaskolven en/of jerrycans en/of tabletteermachines gekocht en/of verkocht
en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of
- een loods te Zaandam ter beschikking gesteld en/of verhuurd en/of gehuurd
en/of
- contacten onderhouden en/of gesprekken gevoerd met medeverdachten en/of
- een voertuig ter beschikking gesteld en/of geregeld en/of met
dat voertuig medeverdachte [medeverdachte 1] vervoerd;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 december 2019
tot en met 11 maart 2020 te Zaandam, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,(een) hoeveelhe(i)d(en)
metamfetamine en/of MDMA en/of cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en)
van een materiaal bevattende metamfetamine en/of MDMA en/of cocaïne,
zijnde metamfetamine en/of MDMA en/of cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 11 maart 2020 te Zaandam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 43,28 kilogram metamfetamine, in elk geval
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019
tot en met 11 maart 2020 te Hippolytushoef,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4237 gram MDMA, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
en/of ongeveer 2470 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende metamfetamine, zijnde MDMA en/of metamfetamine (een)
middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019
tot en met 11 maart 2020 te Hippolytushoef, in elk geval in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een (omgebouwd) gaspistool, van het merk Ekol, type Gediz,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 11 maart 2020 te
Hippolytushoef, in elk geval in Nederland,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig
heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen,
immers heeft hij, verdachte,
een of meer geldbedragen, te weten:
- (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 43.900,- EURO en/of (ongeveer) 2.980,-
EURO (11 maart 2020), althans een of meer geldbedrag(en)
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
genoemde geldbedragen gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
dit/deze voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde merkt de officier van justitie op dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het produceren/verwerken van MDMA en cocaïne.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 is de raadsman subsidiair, net als de officier van justitie, van mening dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het produceren en/of verwerken van MDMA en cocaïne.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2, voor wat betreft MDMA en cocaïne.
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van het gedeelte onder 2 dat ziet op de productie van MDMA en cocaïne. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat er naast de productie van amfetamine ook sprake was van de productie van MDMA en cocaïne in het aangetroffen drugslab. De rechtbank acht dit gedeelte van de tenlastelegging onder feit 2 dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs.
Algemeen
Op 11 maart 2020 is bij een inval in een loods in Zaandam een in werking zijnd metamfetaminelab aangetroffen. Op het moment van de inval waren meerdere mensen in en in de nabijheid van de loods aanwezig. Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna te noemen: [medeverdachte 3] ) zijn ter plaatse aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna te noemen: [medeverdachte 4] ) is tijdens de inval eveneens ter plaatse aangetroffen en is naar aanleiding van bevindingen in de loods later die dag ook als verdachte aangehouden. Daarnaast zijn meerdere mensen de locatie ontvlucht door uit het raam van het toilet te klimmen. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat dit de medeverdachte [verdachte] (hierna te noemen: [verdachte] ) en verdachte [medeverdachte 1] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 1] ) betroffen. Later is, aan de hand van met een camera van een buurpand gemaakte opnames van de dag van de inval, verdachte [medeverdachte 5] (hierna te noemen: [medeverdachte 5] ) in beeld gekomen als mogelijke betrokkene bij het drugslab.
Naar aanleiding van het aantreffen van het metamfetaminelab in Zaandam is een doorzoeking verricht in de woning aan de [locatie 1] te Hippolytushoef. Tijdens een eerdere observatie op 23 januari 2022 is verdachte (hierna ook te noemen: [medeverdachte 6] ) hier gezien. Tijdens deze doorzoeking is metamfetamine en MDMA aangetroffen. Ook zijn een pistool en grote hoeveelheden geld aangetroffen.
Verklaringen [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 3] heeft bij de politie en de rechter-commissaris belastende verklaringen afgelegd over verdachte en de medeverdachten. De verklaringen van [medeverdachte 3] vinden steun in (een groot deel van) de overige gebruikte bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 3] er geen belang bij had om in dit verband onjuist te verklaren. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 3] betrouwbaar zijn en kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Productie metamfetamine
Productie
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat verdachte in het drugslab, dat zich in de loods bevond, is geweest.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat er sprake was van een actief productieproces van metamfetamine in het drugslab op het moment dat de inval plaatsvond. De metamfetamine werd vervaardigd vanuit, ter plaatse gemaakte, BMK met behulp van de verhoogde drukmethode. Op het moment van de inval vond de vervaardiging van 20 liter BMK plaats. Dit gebeurde in een 200 liter klemdekselvat met vloeistof van ruim 50 graden Celsius in een au bain-marie opstelling. In een andere ruimte vond de vervaardiging en/of bewerking van metamfetamine plaats. In deze ruimte werd wederom BMK aangetroffen alsmede een metamfetamine bevattende vloeistof van 30 graden Celsius, circa 80 gram metamfetamine kristallen op het werkblad en circa 220 gram metamfetamine kristallen in de centrifuge. Daarnaast werden alle voor de vervaardiging van metamfetamine uit BMK benodigde chemicaliën en apparatuur aangetroffen. Verder werd ongeveer 300 liter metamfetamine en BMK bevattend afval in een tank aangetroffen. Dit past bij grootschalige productie en wordt bevestigd door de aangetroffen hoeveelheden eindproduct. Door het NFI is het drugslab gecategoriseerd als een categorie III-lab, omdat er productieprocessen voor verschillende drugs zijn aangetroffen en er moeite is gedaan om het drugslab lang in gebruik te houden door onder andere een verborgen toegangsdeur.
[medeverdachte 3] heeft verdachte door middel van een enkelvoudige fotoconfrontatie herkend als één van de twee Spaanstalige personen die volgens hem op 11 maart 2020 aanwezig waren in de loods. De mannen hadden schilderskleding aan en liepen naar het achterste gedeelte van de loods waar het drugslab was gevestigd. De twee maakten hem, [medeverdachte 3] , duidelijk dat hij niet in het achterste gedeelte van de loods mocht komen.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de uitkomst van de enkelvoudige fotoconfrontatie niet voor het bewijs gebruikt mag worden. De reden hiervoor is dat [medeverdachte 3] pas meer dan een jaar nadat hij verdachte in de loods zou hebben gezien geconfronteerd is met een foto van hem. Er is volgens de raadsman dan geen sprake meer van een betrouwbare herkenning.
De rechtbank overweegt dat uit jurisprudentie [1] blijkt dat bij het gebruik van een enkelvoudige fotoconfrontatie behoedzaamheid op zijn plaats is. De enkele omstandigheid dat een herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie leidt er echter niet zonder meer toe dat die herkenning om die reden onbetrouwbaar is en voor het bewijs buiten beschouwing moet worden gelaten. Een dergelijke herkenning kan als ondersteuning van het reeds aanwezige bewijs dienen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de herkenning van verdachte door [medeverdachte 3] in dit geval betrouwbaar is om bij te dragen aan het overige bewijs tegen hem in het dossier. Dat de confrontatie pas enige tijd later, in dit geval negen maanden, heeft plaatsgevonden doet daar naar het oordeel van de rechtbank niets aan af.
Verder stelt de rechtbank vast dat op twee verschillende plekken in het drugslab DNA van verdachte is aangetroffen, namelijk op een gelaatsmasker en op een drinkpak Crystal Clear. Op het gelaatsmasker zaten daarnaast sporen van metamfetamine. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat DNA niet heilig is en het ook niet bekend is wanneer het DNA van verdachte op de voorwerpen terecht is gekomen. Verdachte heeft een gelaatsmasker gedragen tijdens schilderwerkzaamheden die hij in de loods uitvoerde. Daarnaast gaat het om verplaatsbare voorwerpen. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij. Het is niet geloofwaardig dat drugsproducenten een opdracht geven tot het verrichten van schilderswerkzaamheden in een werkend drugslab. In het drugslab en op andere plekken in de loods waarin het drugslab zich bevond zijn bovendien geen schilderspullen aangetroffen die deze stelling van verdachte ondersteunen. Het alternatieve scenario dat door de verdediging is aangevoerd is aldus niet aannemelijk en tevens in strijd met de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Op grond van de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] meerdere keren op de locatie van het drugslab zijn geweest en dat er sprake was van verschillende rollen van de verdachten met betrekking tot het drugslab. Zo had [medeverdachte 2] een organiserende en coördinerende rol en was hij in de labruimte actief betrokken bij de productie van metamfetamine. [medeverdachte 5] was de man met de inhoudelijke kennis van het productieproces.
[medeverdachte 4] had een faciliterende rol en fungeerde als zakelijke gesprekspartner van [medeverdachte 2] . Ook verrichtte hij werkzaamheden in het achterste gedeelte van de loods, waar zich de productielocatie bevond. [medeverdachte 1] en [verdachte] waren ten tijde van de inval ook in de loods aanwezig, maar zij wisten te ontkomen. Zij werkten als koks mee aan de productie van de metamfetamine.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich bezig heeft gehouden met het produceren van metamfetamine.
Medeplegen
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten en derhalve van medeplegen.
PeriodeDe rechtbank stelt vast dat alle handelingen van de verdachten tezamen hebben plaatsgevonden op tijdstippen in de periode van 19 december 2019 tot en met 11 maart 2020. Uit het relaas proces-verbaal is gebleken dat op 19 december 2019 een strafrechtelijk onderzoek is gestart naar aanleiding van een binnengekomen proces-verbaal van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie. De rechtbank neemt daarom deze datum als startdatum voor de pleegperiode.
Conclusie
Gelet op alle bovengenoemde overwegingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op tijdstippen in de periode van 19 december 2019 tot en met 11 maart 2020 in Zaandam hoeveelheden metamfetamine heeft geproduceerd. Zij acht ook wettig en overtuigend bewezen dat hierbij sprake is geweest van medeplegen.
VoorbereidingshandelingenBeoordeling
De rechtbank gaat in haar beoordeling of er sprake is van voorbereidingshandelingen van de productie van metamfetamine uit van de voormelde en overigens uit de bewijsmiddelen volgende feiten. Hieruit blijkt dat verdachte en medeverdachten naast de actieve laboratoriumopstelling en eindproducten al MDMA en (met)amfetamine ook goederen als ketels, een drukvat, roermotor en tabletteermachines en verschillende hoeveelheden chemicaliën en grondstoffen aanwezig hadden. Uit het onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat er onder andere monsters waren met MDMA, amfetamine, coffeïne, metamfetamine, BMK, MAPA en wijnsteenzuur. Het voorhanden hebben van deze goederen, chemicaliën en grondstoffen sluit naadloos aan op de productie van synthetische drugs en kan dan ook worden gekwalificeerd als voorbereidingshandelingen.
De rechtbank stelt vast dat uit bakengegevens blijkt dat de Nissan Qashqai, met kenteken [kenteken] , op meerdere dagen tussen 5 en 11 maart 2020 van Hippolytushoef, via Purmerend, naar de [locatie 2] te Zaandam is gereden en vice versa. Deze Nissan is sinds 7 maart 2020 door getuige [getuige 1] uitgeleend aan [verdachte] . Verdachte heeft daarbij steeds [medeverdachte 1] , die destijds in Purmerend verbleef, met die auto opgehaald om te gaan werken in het drugslab in Zaandam. Ook op 11 maart 2020 in de ochtend heeft de Nissan deze route afgelegd. De Nissan werd ten tijde van de inval door de politie op de locatie van het drugslab aangetroffen en in beslag genomen.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank verder vast dat verdachten onderling contacten met elkaar hebben onderhouden, dat [medeverdachte 2] de loods ten behoeve van het productieproces ter beschikking heeft gesteld en dat werd overlegd over wat voor het productieproces moest worden aangeschaft. [medeverdachte 5] beschikte over de daarvoor noodzakelijke kennis . De Ford Fiesta en Mazda 6 van [medeverdachte 4] en de door [verdachte] van een derde geleende Nissan Qashqai werden ter beschikking van medeverdachten gesteld. [medeverdachte 6] en hield zich bezig met de organisatie rondom het metamfetaminelab en heeft onder meer vervoer en woonruimte voor [medeverdachte 1] en [verdachte] geregeld Dit alles merkt de rechtbank aan als voorbereidingshandelingen ter bevordering van de productie van harddrugs.
Medeplegen
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten en derhalve van medeplegen.
PeriodeDe rechtbank stelt vast dat alle handelingen van de verdachten tezamen hebben plaatsgevonden op tijdstippen in de periode van 19 december 2019 tot en met 11 maart 2020. Uit het relaas proces-verbaal is gebleken dat op 19 december 2019 een strafrechtelijk onderzoek is gestart naar aanleiding van een binnengekomen proces-verbaal van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie. De rechtbank neemt daarom deze datum als startdatum voor de pleegperiode.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, op tijdstippen in de periode van 19 december 2019 tot en met 11 maart 2020 de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen heeft begaan, waarbij sprake is van medeplegen.
Opzettelijk aanwezig hebben metamfetamine (locatie Zaandam)
Beschikkingsmacht en opzet
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van de verdovende middelen.
Zoals reeds eerder overwogen heeft verdachte een uitvoerende rol als kok vervuld in het drugslab. Hierdoor kan wettig en overtuigend bewezen worden dat hij de beschikkingsmacht en het opzet had op het voorhanden hebben van een materiaal bevattende metamfetamine.
HoeveelheidDe rechtbank overweegt dat uit de rapportage van het LFO volgt dat er ongeveer 26,72 kilogram van een materiaal bevattende metamfetamine is aangetroffen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangetroffen hoeveelheden metamfetamine (8,28 kilogram) bij de aangetroffen hoeveelheid metamfetaminetartraat (35 kilogram) moet worden opgeteld. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de aangetroffen hoeveelheid metamfetaminetartraat moet worden verminderd met de aangetroffen hoeveelheden amfetamine, nu niet kan worden uitgesloten dat de aangetroffen hoeveelheid metamfetamine is verkregen uit deze aangetroffen hoeveelheid tartraat.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen opzettelijk ongeveer 26,72 kilogram van een materiaal bevattende metamfetamine aanwezig heeft gehad.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat het voorhanden hebben van een materiaal bevattende metamfetamine inherent is aan de productie van deze stoffen. Beide feiten zijn dusdanig met elkaar verweven dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 2 en 3.
Opzettelijk aanwezig hebben metamfetamine en MDMA (locatie Hippolytushoef)
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende uit het dossier blijkt dat verdachte kort voor de inval in de woning te Hippolytushoef is geweest. Tevens wordt betwist dat verdachte de metamfetamine en MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [locatie 1] te Hippolytushoef op 11 maart 2020 is 2470 gram metamfetamine en 4227 gram MDMA is aangetroffen.
Uit de peilbakengegevens van de bij verdachte in gebruik zijnde Nissan Qashqai, voorzien van kenteken [kenteken] , blijkt dat het voertuig op 11 maart 2020 vanaf de woning in Hippolytushoef, via [woonplaats] (de woonplaats van [medeverdachte 1] ), naar de locatie van het drugslab in Zaandam is gereden. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij verdachte één of twee dagen voor de politie-inval nog bij de woning heeft gezien. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat verdachte ten tijde van de doorzoeking zijn verblijf had in de woning aan [locatie 1] te Hippolytushoef.
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen MDMA en metamfetamine is voorts vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid hiervan en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.
In dat verband stelt de rechtbank vast dat verdachte destijds werkzaam was in een drugslab te Zaandam waar dezelfde soorten harddrugs, namelijk metamfetamine en MDMA zijn aangetroffen. Daarnaast zijn - zoals blijkt uit het hierna ter zake van de witwasverdenking overwogene - in de slaapkamer van verdachte geldbedragen van € 43.900,- en € 2.980,- aangetroffen en lag in de woning een wapen. De rechtbank leidt uit dit alles af dat verdachte zich bewoog in het (hard)drugscircuit. Deze omstandigheden vormen sterke aanwijzingen dat verdachte wist van de aanwezigheid van metamfetamine en MDMA in zijn woning. Verdachte volstaat daartegenover met te ontkennen dat hij op 11 maart 2020 verbleef in de betreffende woning, terwijl dit in tegenspraak is met de bewijsmiddelen. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van de metamfetamine en MDMA in zijn woning en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 maart 2020 te Hippolytushoef 4227 gram MDMA en 2470 gram amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Wet Wapens en Munitie
De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende concrete omstandigheden zijn om de bewustheid en beschikkingsmacht van verdachte met betrekking tot het aangetroffen pistool af te leiden.
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [locatie 1] te Hippolytushoef is een vuurwapen aangetroffen. Verdachte heeft in zijn verhoor bij de Belgische politie verklaard dat hij wist dat er een wapen in de woning in Hippolytushoef lag. Zoals hiervoor overwogen verbleef verdachte ten tijde van de doorzoeking in de woning. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat verdachte zowel de wetenschap van als de beschikkingsmacht over het wapen had.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 maart 2020 te Hippolytushoef een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool van het merk Ekol voorhanden heeft gehad.
Witwassen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen wetenschap had van het feit dat het geld in de woning lag.
Uit de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen blijkt dat in een slaapkamer van de woning in Hippolytushoef twee aanzienlijke geldbedragen zijn aangetroffen. In een plastic tas in een schoenendoos onder het bed zat een bedrag van € 43.900,00 en in een koffer naast het bed in de kleine kamer zat een bedrag van € 2.980,00. In diezelfde koffer lag ook een verjaardagskaart die geadresseerd was aan ‘ [verdachte] ’ die 33 jaar oud werd. Verdachte heeft als voornaam ‘ [verdachte] ’ en was ten tijde van de doorzoeking 33 jaar oud. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat de bedoelde persoon verdachte is, dat dit zijn slaapkamer en koffer was en dat hij dus wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van deze geldbedragen. De verklaring van verdachte dat hij niet weet van wie de geldbedragen zijn, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Op grond van alle feiten en omstandigheden acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat deze geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn, wat betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die geldbedragen. Hetgeen verdachte hierover naar voren heeft gebracht kan niet worden aangemerkt als een verklaring die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Het aldus door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde bedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde witwassen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 19 december 2019 tot en met 11 maart 2020 te Zaandam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
hebbende verdachte en/of zijn mededaders
- chemicaliën en grondstoffen, ten behoeve van de vervaardiging van voornoemde middelen voorhanden gehad en
- hardware, te weten ketels en een drukvat en een roermotor en glaskolven en jerrycans en tabletteermachines voorhanden gehad en
- een loods te Zaandam ter beschikking gesteld en
- contacten onderhouden en/of gesprekken gevoerd met medeverdachten en
- een voertuig geregeld en met dat voertuig medeverdachte [medeverdachte 1] vervoerd;
2.
op tijdstippen in de periode van 19 december 2019 tot en met 11 maart 2020 te Zaandam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid, hoeveelheden metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 11 maart 2020 te Zaandam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 26,72 kilogram van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.
op 11 maart 2020 te Hippolytushoef, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4227 gram MDMA en 2470 gram metamfetamine, zijnde MDMA en/of metamfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
op 11 maart 2020 te Hippolytushoef, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Ekol, type Gediz,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
6.
op 11 maart 2020 te Hippolytushoef, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte, geldbedragen, te weten:
- een geldbedragen van 43.900,- EURO en van 2.980,- EURO voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officieren van justitie hebben gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 5 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officieren van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officieren van justitie hebben (als subsidiair standpunt) kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf sterk te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de productie van metamfetamine en aan het medeplegen van het verrichten van voorbereidingshandelingen voor de productie van metamfetamine in een drugslab in Zaandam. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van 26,72 kilogram van een materiaal bevattende metamfetamine. Ook heeft hij in zijn woning 4.227 gram MDMA en 2.470 gram amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad. Tevens is hij in het bezit geweest van een omgebouwd gaspistool en heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen van aanzienlijke geldbedragen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de drugs metamfetamine vanaf het eerste gebruik direct verslavend is. Gebruikers gaan snel steeds meer gebruiken om de euforische effecten van de metamfetamine te kunnen blijven voelen. Metamfetamine heeft een verwoestend effect op de gezondheid van de gebruikers. Niet alleen is er zichtbare lichamelijke schade door bijvoorbeeld huid- en gebitsproblemen, veelvuldig gebruik kan ook zorgen voor forse psychische klachten. Bij langdurig gebruik kan metamfetamine dodelijk zijn. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen kennelijk niet bekommerd en met zijn handelen geprobeerd het aanbod van dit schadelijke middel in stand te houden.
De productie van, de handel in en het gebruik van drugs leidt bovendien direct en indirect tot vele andere vormen van (ernstige en ondermijnende) criminaliteit en vormt een bron van overlast voor de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat de productie van en de handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in de handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld. Ook van het witwassen van deze grote winsten, waar verdachte zich ook schuldig aan heeft gemaakt, gaat een corrumperende en ondermijnende werking uit voor de maatschappij. Daarnaast schuilt in de productie van dergelijke harddrugs direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door de vele illegale dumpingen. Ook bestaat er ontploffings- en brandgevaar bij het onprofessioneel opslaan en bewerken van diverse chemicaliën. Verdachte heeft zich hierom niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Zij neemt hierbij in aanmerking dat verdachte als kok een belangrijke rol had in het drugslab. Verdachte heeft contacten onderhouden met de Spaanstalige medeverdachten en een voertuig geregeld en met dat voertuig [medeverdachte 1] vervoerd. Hij was enkel en alleen in Nederland om zich bezig te houden met de productie van synthetische drugs. In het nadeel van verdachte weegt zij voorts mee dat sprake is van een zeer professioneel laboratorium waarin op grote schaal metamfetamine kon worden geproduceerd en ook hoeveelheden metamfetamine zijn aangetroffen.
De rechtbank ziet, in de door verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden, geen aanleiding om in strafmatigende zin van de oriëntatiepunten af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en noodzakelijk is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag.
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36c, 47, 55, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht,
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet,
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijven:
1.
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;

2.medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van

de Opiumwet gegeven verbod;

3.medeplegen van, opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C

van de Opiumwet gegeven verbod;

4.medeplegen van, opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C

van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

5.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en

feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

6.witwassen,

waarvan de feiten 2 en 3 in eendaadse samenloop gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende
straf:
* een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Legt op de volgende
bijkomende straf:
* verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- nr. 1: GELD Nederlands euro 2.980, ibg datum 11 maart 2020
- nr. 2: GELD Nederlands euro 43.900, ibg datum 11 maart 2020
- nr. 4: 1 STK portemonnee met Mex. ID kaart, ibn RI274.02.02.001
- nr. 5: 1 STK telefoonkaart, simkaart ILAMAYA imsi, ibn RI274.02.02.001.001
- nr. 6: 1 STK papier, gemeente docum. in Spaans, ibn RI274.02.02.001.002
- nr. 7: 1 STK papier, Mex. pas van kiesinstituut, ibn RI274.02.02.001.003
- nr. 8: 1 STK papier, doordrukkertje tbv telecom, ibn RI274.02.02.001.004
- nr. 9: 1 STK papier, board. pass tbv [verdachte] , ibn RI274.02.02.001.005
- nr. 10: 1 STK papier, groen notitie briefje met tel nr, ibn RI274.02.02.001.007
- nr. 11: 1 STK papier, div. pinbonnen/kassabonnen, ibn RI274.02.02.001.008
- nr. 12: 1 STK creditcard, Visa card, ibn RI274.02.02.001.009
- nr. 13: 1 STK telefoonkaart, prepaid, ibn RI274.02.02.001.010
- nr. 14: GELD Nederlands euro 200, ibg datum 11 maart 2020, ibn RI274.02.02.0
Legt op de volgende
maatregel:
* onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- nr. 3: 1 STK zak, vuilniszak met lab. spullen, ibn KO002.02.05.001
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. J.J.A. Donkersloot en mr. W. Heijninck, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 19 september 2022.