In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, die al 28 jaar een woning huren van woningcorporatie Brabant Wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Oss om hun woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was aangekondigd voor een periode van drie maanden, te beginnen op 5 september 2022, na de vondst van harddrugs en een vuurwapen in de woning tijdens een politie-inval op 27 juni 2022. De dochter van verzoekers en haar partner waren op dat moment betrokken bij de drugsdelicten, maar verzoekers zelf hadden geen betrokkenheid bij de aangetroffen harddrugs.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij het verzoek, aangezien sluiting van de woning hen zou dwingen om tijdelijk uit hun huis te vertrekken. Tijdens de zitting op 2 september 2022 is het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoekers als de burgemeester vertegenwoordigd waren. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekers overwogen, die stelden dat de sluiting een onevenredige maatregel was, gezien hun lange huurperiode en de omstandigheden waaronder de dochter en haar kinderen tijdelijk in de woning verbleven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, de sluiting in dit geval niet evenwichtig was. Verzoekers hadden geen betrokkenheid bij de drugsdelicten en hadden in goed vertrouwen hun dochter en kleinkinderen tijdelijk opgevangen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op het bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan verzoekers.