In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de man dat de voorzieningenrechter de vrouw verbiedt om een in Marokko gewezen vonnis ten uitvoer te leggen. Dit vonnis betreft de vaststelling van kinderalimentatie en andere alimentatieverplichtingen. De partijen, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezitten, zijn op 18 maart 2005 te Eindhoven met elkaar gehuwd en hebben een dochter. De vrouw heeft in Marokko een procedure gestart voor het vaststellen van alimentatie, terwijl de man zich hiertegen verzet. De voorzieningenrechter oordeelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de vrouw in Nederland woont. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man af, omdat de vrouw niet onrechtmatig heeft gehandeld door in Marokko een alimentatieprocedure te voeren. De man heeft in de Marokkaanse procedure zijn verweer kunnen voeren, en de voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. De vordering tot staking van de tenuitvoerlegging in Nederland wordt afgewezen, evenals de vordering tot vergoeding van proceskosten. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.