II. Bijzondere mededelingen:
Operatie onder narcose noodzakelijk. Mogelijk in toekomst correctie litteken. Mogelijk schade voortanden.
Proces-verbaal van bevindingen (p. 32 - 33). Voor zover inhoudende:
[p. 32] Op 4 oktober 2021, omstreeks 0:30 uur, vond een mishandeling plaats op het Begijnenhof in Eindhoven. Van deze mishandeling werd camerabeelden opgeslagen van de toezichtcamera's die op deze locatie aanwezig zijn. (...)
Op enig moment zag ik dat een persoon, die ik later aan de hockeytas met witte opdruk herkende als verdachte [verdachte] , ook voor deze shoarmazaak stond. Ik zag dat verdachte [verdachte] ineens een hockeystick uit zijn tas, die hij op zijn rug had, haalde en deze vasthield. Vrijwel direct hierop zag ik (…) de persoon die ik later herkende als slachtoffer [slachtoffer] .
(…) vanuit het terras van shoarmazaak [naam] op verdachte [verdachte] afliep en tegen verdachte [verdachte] aanliep en hem begon te duwen. Ik zag dat verdachte [verdachte] vervolgens rustig vanaf het terras van de shoarmazaak wegliep in de richting van het Begijnenhof in Eindhoven. Ik zag dat slachtoffer [slachtoffer] achter verdachte [verdachte] aanliep. Ik zag dat de persoon die ik later herkende als verdachte [medeverdachte] tussen slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] ging lopen. ik zag dat verdachte [medeverdachte] ook een hockeystick in zijn handen vasthad. Ik zag vervolgens dat slachtoffer [slachtoffer] verdachte [medeverdachte] bij de keel pakte en wegduwde. Ik zag vervolgens dat slachtoffer [slachtoffer] hierop verder achter verdachte [verdachte] liep en opnieuw tegen verdachte [verdachte] aan duwde. Ik zag vervolgens dat meerdere personen tussen verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] gingen staan en actief slachtoffer [slachtoffer] tegenhielden. Ik zag dat slachtoffer [slachtoffer] zich losrukte van deze personen die hem probeerde tegen te houden en vervolgens weer op verdachte [verdachte] afliep. Ik zag dat verdachte [medeverdachte] opnieuw tussen verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] ging staan. Ik zag dat slachtoffer [slachtoffer] nog steeds actief de confrontatie zocht met verdachte [verdachte] . Ik zag namelijk dat slachtoffer [slachtoffer] steeds op verdachte [verdachte] bleef aflopen ondanks herhaalde pogingen van meerdere omstanders, waar onder verdachte [medeverdachte] , die hem probeerde tegen te houden. Vervolgens stonden verdachte [verdachte] , verdachte [medeverdachte] , slachtoffer [slachtoffer] en enkele andere omstanders op het Begijnenhof ter hoogte van de zijkant van de Catharinakerk. Ik zag op dat moment dat slachtoffer [slachtoffer] opnieuw op verdachte [verdachte] afliep. Ik zag dat toen slachtoffer [slachtoffer] opnieuw dichtbij verdachte [verdachte] kwam, verdachte [verdachte] met zijn hockeystick sloeg in de richting van het hoofd / romp van slachtoffer [slachtoffer] . (...) Ik zag dat verdachte [verdachte] op dat moment met twee handen zijn hockeystick vasthield.
[p. 33] Ik zag dat verdachte [verdachte] vervolgens twee keer met deze hockeystick in de richting van slachtoffer [slachtoffer] uithaalde. Vervolgens zag ik dat slachtoffer [slachtoffer] zijn handen op zijn hoofd hield, wegdraaide en wegliep.
Proces-verbaal van verhoor getuige , [getuige] (p. 24 - 25). Voor zover inhoudende:
[p. 24] Op maandag 4 oktober 2021, omstreeks 00.00 uur, bevond ik mij op het Stratumseind, te Eindhoven. (...) Ik zag dat de jongen met de hockeystick nog een keer uithaalde. Ik zag dat hij de hockeystick met twee handen vastpakte en op het hoofd van het slachtoffer sloeg. (…)Ik zag dat er bloed uit zijn voorhoofd kwam. Ik zag dat hij op zijn voorhoofd een grote snee had.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt op grond van voormelde bewijsmiddelen het volgende vast.
In de nacht van 4 oktober 2021 in Eindhoven heeft verdachte aangever met een hockeystick op het hoofd geslagen Verdachte heeft zijn hockeystick daarbij met twee handen vastgehouden, zijn hockeystick boven zijn hoofd gebracht en heeft vervolgens het slachtoffer met volle kracht op het hoofd geraakt.
Als gevolg van de klap heeft aangever onder meer een schedelbreuk, een hersenkneuzing en bloedingen in de hersenen opgelopen.
Het is de vraag of verdachte daarbij opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van aangever. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte de bedoeling had, in de zin van ’boos’ opzet, om aangever van het leven te beroven. De vraag die vervolgens door de rechtbank dient te worden beantwoord, is of er dan sprake geweest van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet is immers slechts vereist dat er door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer bestond en dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Bij de beoordeling van die vraag moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, waaronder met name de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Daarbij is van belang dat verdachte met volle kracht heeft geslagen met een hard voorwerp, in dit geval een hockeystick.
Naar algemene ervaringsregels kan het toepassen van fors geweld tegen het hoofd zodanig schedel- en hersenletsel veroorzaken dat het kan leiden tot het overlijden van een slachtoffer, aangezien het hoofd het kwetsbaarste onderdeel van het menselijk lichaam is. Zeker bij harde klappen is er een aanmerkelijke kans op dodelijk (hersen)letsel. Door met grote kracht met een hockeystick op het hoofd van aangever te slaan was daarom sprake van een aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever als gevolg van het handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de gedragingen van verdachte, namelijk het met twee handen met een hockeystick bovenhands met volle kracht slaan op het hoofd van aangever, naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood, dat het – behoudens contra-indicaties waarvan hier niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust heeft aanvaard.
Gelet op het bovenstaande kan de primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.