ECLI:NL:RBOBR:2022:3739

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
C-01-330362 - HA ZA 18-88
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad door casino wegens cocaïnegebruik

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en Hotel Gaming B.V. De eiser vorderde schadevergoeding van € 90.000,00 op grond van onrechtmatige daad, stellende dat hij cocaïne gebruikte tijdens zijn bezoeken aan het casino en dat het casino op de hoogte was van dit gebruik. De rechtbank oordeelde dat het casino zijn zorgplicht heeft geschonden door de eiser geen onvrijwillig toegangsverbod op te leggen, ondanks het feit dat het casino op de hoogte was van het cocaïnegebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat hij in de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017 cocaïne heeft gebruikt tijdens zijn bezoeken aan het casino. De rechtbank heeft de omvang van de schade nog niet vastgesteld en partijen de gelegenheid gegeven om zich hierover uit te laten. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/330362 / HA ZA 18-88
Vonnis van 3 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonend in [plaats] ,
eiser,
advocaat: mr. M.C.J. de Schepper te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOTEL GAMING B.V.,
gevestigd in Nuland,
gedaagde,
advocaat: mr. J.G.C. Scheurink te ’s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en Hotel Gaming genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 2 december 2020 (ex artikel 172 Rv) en de daarin genoemde processtukken;
  • het proces-verbaal getuigenverhoor van 3 mei 2021;
  • de akte houdende uitlaten proceshouding [eiser] , tevens houdende overlegging producties van Hotel Gaming van 19 januari 2022;
  • het proces-verbaal getuigenverhoor van 19 januari 2022;
  • de akte houdende uitlating voortzetting getuigenverhoor/opgave getuigen in het tegenverhoor van Hotel Gaming van 2 februari 2022.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[eiser] vordert in deze procedure om Hotel Gaming te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding van € 90.000,00. Aan deze vordering legt [eiser] – samengevat – ten grondslag dat Hotel Gaming toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar contractuele verplichtingen door een vrijwillig toegangsverbod niet te handhaven dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met haar zorgplicht geen onvrijwillig toegangsverbod aan [eiser] op te leggen vanwege onmatig spelen en/of cocaïnegebruik in het casino. In haar tussenvonnis van 15 januari 2020 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank – samengevat – beslist dat een contractuele grondslag voor het weigeren van de toegang aan [eiser] ontbreekt en dat Hotel Gaming in het speelgedrag van [eiser] evenmin aanleiding had hoeven zien om een toegangsverbod aan hem op te leggen.
2.2.
Wel ligt nog ter beoordeling voor of Hotel Gaming haar zorgplicht ten opzichte van [eiser] geschonden heeft door hem geen onvrijwillig toegangsverbod op te leggen vanwege cocaïnegebruik. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat Hotel Gaming haar zorgplicht zou hebben geschonden als zij, terwijl zij bekend was met het feit dat [eiser] tijdens zijn bezoeken aan het casino cocaïne gebruikte, [eiser] geen toegangsverbod heeft opgelegd. Hotel Gaming betwist echter dat sprake is geweest van cocaïnegebruik door [eiser] en dat zij daarvan op de hoogte was.
2.3.
De rechtbank heeft [eiser] daarom opgedragen om te bewijzen dat hij in de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017 cocaïne gebruikt heeft tijdens zijn bezoeken aan het casino, dat Hotel Gaming daarvan op de hoogte was en vanaf welk moment zij daarvan op de hoogte was. Om aan deze bewijsopdracht te voldoen, heeft [eiser] [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen doen horen.
Is [eiser] geslaagd in het hem opgedragen bewijs?
2.4.
[getuige 3] heeft onder andere verklaard:
‘In de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017 was ik werkzaam bij Hotel Gaming in de functie van algemeen directeur. Ik ben in die rol belast met de algemene leiding. Ik kom in mijn rol ook op de vloer zelf. Niet dagelijks, maar wel regelmatig. Ik heb soms contact met bezoekers. (…)
Ik heb [eiser] een of twee keer gezien in het casino. Ik heb hem toen niet gesproken. (…)
Ik heb [eiser] geen cocaïne zien gebruiken in het casino. Ik heb van anderen, medewerkers, ook niet gehoord dat [eiser] drugs gebruikte in het casino. Alleen bij het incident op 22 december 2016. Toen was er een vermoeden. Ik was daar niet bij, maar wat ik vernomen heb is dat er een Menthos potje door een medewerkster is aangetroffen. De verantwoordelijke van dienst, dat was [getuige 2] , heeft tegen [eiser] gezegd dat de sanctie
op het gebruik van drugs plaatsing op de zwarte lijst is. Volgens mij heeft [eiser] het poeder toen buiten weggegooid om aan te tonen dat het geen drugs was. Ik heb dit van horen-zeggen. Ik heb dit gehoord van [getuige 4] . Ik heb [getuige 2] hier niet over gesproken. Ik heb de medewerkster die het potje had aangetroffen hier ook niet over gesproken. Verder heb ik nooit wat gehoord over cocaïnegebruik door [eiser] in het casino.
(…)
Nadat [eiser] eruit was gezet op 22 december 2016 is er ’s avonds naar [getuige 4] gebeld, omdat [eiser] een gesprek wilde. Hij wilde weer naar binnen. [eiser] gaf aan dat er medicijnen in het potje zaten en geen cocaïne. [getuige 4] heeft hoor en wederhoor toegepast. [getuige 4] heeft aangegeven dat [eiser] de medicijnen niet binnen mag gebruiken. [eiser] heeft aangedrongen om weer toegelaten te worden. Wij zijn verplicht om hoor en wederhoor toe te passen en hebben hem weer toegelaten. Zonder bewijs kunnen wij iemand niet weigeren. Ik ben hier zelf niet bij geweest. Ik heb dit onder andere van [getuige 4] gehoord. Ik heb dit gehoord toen ik net terug was van verlof. Dat was in januari 2017. U vraagt mij naar de grap met de poedersuiker. [eiser] was een amicaal persoon. [getuige 4] heeft een grap gemaakt in de trant van: ‘’als je wil snuiven, snuif dan dit”. Dit was een grapje op de vloer. Ik was hier niet bij. [getuige 4] heeft mij dit verteld na mijn verlof in januari 2017.
Belangrijke dingen werden in een logboek genoteerd. In het logboek is nooit iets genoteerd over drugsgebruik van [eiser] . (…)
(…) Als er iemand op de zwarte lijst komt te staan in verband met verdovende middelen, dan komt dat niet bij mij terecht. Ik word hier niet over ingelicht. De vestigingsmanager of [getuige 4] houdt de zwarte lijst bij.
U vraagt mij naar het beleid. Het beleid is dat als mensen drugs gebruiken, zij eruit vliegen. Er is geen beleid over hoe vastgesteld wordt dat het daadwerkelijk drugs is.
Een incident zoals bij [eiser] met het Menthos potje is niet vaker voorgevallen. Het beleid is dat bij drugsgebruik iemand op de zwarte lijst wordt gezet. Dit doen we bij een vermoeden van drugsgebruik. (…) [eiser] is ook op de zwarte lijst gezet, maar is verhaal gaan halen, zoals ik eerder omschreef.
Het beleid om iemand bij drugsgebruik op de zwarte lijst te zetten is door de directie opgesteld.’
2.5.
[getuige 4] heeft onder meer verklaard:
‘In de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017 was ik werkzaam bij Hotel Gaming in de rol van operationeel manager. Die rol houdt in dat ik de operatie aanstuur. Daarmee bedoel ik de medewerkers, een stukje marketing, leiding geven aan de vestigingsmanagers etc. We hadden toen twee vestigingen. Ik liep dagelijks door de vestigingen, de ene dag bij de ene vestiging en de andere dag bij de andere vestiging. Ik had ook contact met gasten. Ik maakte dagelijks een praatje met de vaste gasten. Bijvoorbeeld over sport, het weer of we
rookten een sigaretje.
Ik heb [eiser] weleens gezien in het casino. Hoe vaak is moeilijk te zeggen. De eerste keer dat ik hem zag was in augustus 2016. (…) Ik heb [eiser] regelmatig gezien. Ik was vooral overdag aanwezig en [eiser] kwam tegen de avond. Ik zag hem dus niet altijd. Ik denk dat ik hem één keer in de week overdag zag. U vraagt mij hoe ik weet dat hij er in de avond ook was. Er wordt met de dienstverantwoordelijke besproken hoe het die
dag gegaan is en dan komt het wel eens ter sprake.
Ik heb [eiser] nooit cocaïne zien gebruiken in het casino. Ik heb van andere medewerkers ook nooit gehoord dat [eiser] cocaïne gebruikte in het casino. Ik weet niet of [eiser] cocaïne gebruikte. (…)
U houdt mij voor dat u gehoord hebt dat er een incident heeft plaatsgevonden met een Menthos potje. Dat klopt. Dit was rond 21 december 2016. Ik werd toen ’s-nachts gebeld door een medewerker, [getuige 2] , dat hij [eiser] op de zwarte lijst had geplaatst, omdat er een potje was gevonden en het vermoeden was dat daar cocaïne in zat. Eén van de regels bij het constateren van drugsgebruik is uitsluitsel. Iemand wordt meteen op de zwarte lijst gezet. [eiser] was het hier niet mee eens. Ik werd hierover ’s-nachts gebeld. Ik ben in de ochtend direct naar Tiel gegaan en heb een gesprek gehad met [eiser] . Ik heb aangegeven dat er een vermoeden was dat er cocaïne in het Menthos potje zat. [eiser] gaf aan dat dit niet waar was. Volgens [eiser] was het medicatie op doktersadvies om de zucht/drang naar cocaïne weg te nemen. Ik heb hem het voordeel van de twijfel gegeven. Ik heb geen verstand van drugs. (…) Diezelfde ochtend liep ik langs de keuken en daar stonden bordjes oliebollen met poedersuiker. Ik ben toen, als gein, naar [eiser] gelopen en heb gezegd: ‘’misschien kan je dit wel een keer gebruiken.” We hebben hier toen vreselijk om gelachen. Ik weet niet waarom ik deze grap heb gemaakt, dat was misschien niet heel handig.
U vraagt mij of ik dacht dat in het Menthos potje medicatie of cocaïne zat. Ik weet het echt niet. Ik heb geen
verstand van drugs.
Wij staan drugsgebruik in Hotel Gaming niet toe. Als dat gesignaleerd wordt dan kan diegene het casino verlaten. Dit staat ook vernield in onze huisregels.
Ik ben op dit moment nog steeds werkzaam bij Hotel Gaming.
(…) Er is niemand anders betrokken geweest bij mijn beslissing om [eiser] van de zwarte lijst
af te halen.
U vraagt mij of ik het aan iemand moet doorgeven als er iemand op de zwarte lijst moet worden gezet wegens middelengebruik. Ik ben eindverantwoordelijke. Ik hoef niet alles met [getuige 3] te bespreken. Ik heb in dit specifieke geval dus ook niet met iemand van hogere hand gesproken, want ik ben eindverantwoordelijke.
Ik heb geen trainingen of opleidingen gevolgd om middelengebruik bij bezoekers te kunnen signaleren. Wij hebben een professioneel beveiligingsbedrijf die aan de deur staan en zij zijn hierin gespecialiseerd.’
2.6.
[getuige 1] heeft onder meer verklaard:
‘In de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017 was ik werkzaam in het casino Gran Casino in Tiel. Ik ben daar op dit moment niet meer werkzaam. Mijn functie destijds was leidinggevende/ dienstverantwoordelijke. Dat hield in dat ik het team aanstuurde, zorgde dat het proces goed verliep en dat de gasten het goed hadden. Ik was ongeveer 90% van mijn tijd op de vloer aanwezig. Ik werkte 40 uur per week. Ik heb in die periode [eiser] in het casino gezien. Ik zag hem als ik dienst had. Ik zag hem denk ik bijna dagelijks.
Ik wist dat [eiser] cocaïne gebruikte. Dit wist ik in eerste instantie van collega's. In 2016 kwam ik terug van zomervakantie. [eiser] kwam toen al even in het casino en was hij al redelijk ingeburgerd, en toen hoorde ik van collega’s dat hij cocaïne gebruikte. Collega’s zagen dit onder andere aan zijn gedrag en houding en ook voor mij was het duidelijk dat hij cocaïne gebruikte. Ik heb hem nooit letterlijk binnen in het casino cocaïne zien gebruiken, maar ik merkte dit wel aan zijn gedrag. Zo ging hij tussen het spelen door wel eens naar zijn auto toe en kwam hij terug. Of hij had een witte neus in het casino. Ik weet niet precies hoe vaak dit was. Ik denk met regelmaat. Daarmee bedoel wel 2 of 3 keer per avond. Ik denk dat dit elke avond zo was. Ik kan mij niet herinneren dat hij ooit niet cocaïne gebruikte. Ik heb hem zoals gezegd nooit in het casino zien gebruiken, maar het was mij wel duidelijk dat hij onder invloed was. Voor mijn collega’s was dit ook duidelijk. Dat weet ik omdat je er met elkaar over praat. Daarnaast was [eiser] chaotisch, zo liet hij pasjes slingeren en dergelijke. En daaruit leidde ik af dat hij onder invloed was. Dit, dat [eiser] altijd onder invloed was, geldt voor de hele periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017.
(…)
Het was bij de leiding volgens mij wel bekend dat [eiser] gebruikte. Of [getuige 3] dit wist durf ik niet te zeggen. [getuige 4] wist dit wel. Ik weet dat omdat een collega-leidinggevende. dit was [getuige 2] , [eiser] er wel eens had uitgezet wegens drugsgebruik. Hij heeft een verbod gekregen. De volgende dag is dit bekend gemaakt en zo was [getuige 4] ook op de hoogte. Ik weet niet of [getuige 4] op andere momenten hiervan op de hoogte is geraakt.
(…)
Ik voel mij niet onder druk gezet om vandaag een verklaring af te leggen. Ik voel mij niet door Hotel Gaming onder druk gezet om een bepaalde verklaring af te leggen. Ik voel mij ook niet onder druk gezet door [eiser] om een bepaalde verklaring af te leggen. U houdt mij voor dat ik de waarheid moet spreken en dat doe ik ook.
(…)
Op de vragen van mr. Scheurink antwoord ik als volgt.
U vraagt mij van welke collega ik heb vernomen dat [eiser] cocaïne gebruikte. Ik heb dit vernomen van [getuige 2] en van meerdere andere collega leidinggevenden, ik kan niet precies zeggen van wie wel en van wie niet. Het was een algemeen bekend feit. ik weet niet hoe mijn collega's wisten dat het cocaïne was dat [eiser] gebruikte.
U vraagt mij hoe ik zeker weet dat het cocaïne betrof. Ik denk dat [eiser] mij dat zelf een keer heeft verteld. Ik heb wel eens een gesprek met hem gehad over zijn gokgedrag en zijn gebruik. (…)’
2.7.
Ten slotte heeft [getuige 2] onder andere verklaard:
‘Ik was destijds in dienst bij Hotel Gaming. Ik heb daar van 2015 tot en met mei 2020 gewerkt als dienstverantwoordelijke. Dat wil zeggen dat ik verantwoordelijk was over mijn team. Ik was zelf ook aanwezig op de werkvloer. Ik zag [eiser] daar ongeveer 4 a 5 keer in de week als ik werkte. Ik had wisselende diensten en zag hem bijvoorbeeld in mijn nachtdienst maar ook in mijn ochtenddienst. Ik wist niet dat [eiser] onder invloed van cocaïne was als hij speelde maar ik had natuurlijk wel een vermoeden. Hij was heel erg aanwezig en erg druk. Hij was op een andere manier druk dan als je gewoon enthousiast bent en daarom had ik het vermoeden dat hij cocaïne gebruikte. Er waren geen andere signalen. Hij was ook niet agressief. Over het incident met het mentospotje kan ik het volgende verklaren. Bij een nachtdienst was een collega van mij aan het opruimen. Zij vond bij een automaat een mentospotje dat zwaarder was dan normaal. Zij vroeg aan mij te kijken wat erin zat. Ik zag poeder van een bepaalde substantie maar wist natuurlijk niet wat het precies was. Later kwam [eiser] in paniek naar mij toe en vroeg mij naar het potje. Ik vroeg wat er in dat potje zat maar dat zei hij niet. Ik vertelde hem dat ik het vermoeden had dat er iets in zat dat hij niet mocht gebruiken en dat hij daarom op de zwarte lijst zou worden gezet. Hij kwam 1 a 1,5 uur later terug om mij te vertellen dat het geen drugs betrof. Hij gooide toen ook het potje leeg om daarmee duidelijk te maken dat het geen cocaïne was. Ik zei hem dat mijn besluit vaststond dat hij op de zwarte lijst zou blijven staan en dat als hij het daarmee niet mee eens was, hij contact moest opnemen met de directie. Wij hebben elkaar toen een hand gegeven en hij is netjes weggegaan. Ik heb dit bij de overdracht doorgegeven aan mijn team. Dit zijn natuurlijk dingen die besproken moeten worden. Ik weet dat hij daarna nog contact heeft gehad met de directie van Hotel Gaming en ik heb hem daarna ook weer terug gezien in het casino. Op basis van mijn vermoeden en op basis van het incident met het potje ging ik ervan uit dat hij cocaïne gebruikte maar ik ben natuurlijk geen drugs expert. U vraagt mij of er buiten dit incident om nog wel eens vaker met het team gesproken is over het vermoedelijke cocaïne gebruik van [eiser] . Dit is inderdaad
wel eens besproken. Dit zijn zaken die bij een overdracht ter sprake worden gebracht. Het ging dan over het gedrag van [eiser] en over de vraag goh zou hij aan de coke zitten. Ik kan mij zo niet meer herinneren wanneer dit nog meer ter sprake is gekomen omdat het allemaal al heel lang geleden is. U houdt mij voor de passage van [getuige 1] pagina 3 alinea 5 proces - verbaal 3 mei 2021 en u vraagt mij of ik dit herken. [eiser] was inderdaad chaotisch en druk ook ging hij regelmatig naar buiten maar dat hoefde niet specifiek op cocaïne gebruik te duiden. Er gingen wel eens vaker mensen naar buiten toe om een sigaretje ofzo te roken. Ik moet wel zeggen dat ik wel eens witte kringetjes om zijn neus zag. Ik heb hem nooit letterlijk cocaïne zien gebruiken. (…) Dat er specifiek een notitie is gemaakt van het vermoedelijke cocaïne gebruik van [eiser] in het logboek door mijn collega’s kan ik mij niet herinneren. Het zou ook wel wat tricky zijn omdat erin te zetten want wij zijn natuurlijk geen deskundigen.
Op vragen van mr. Van der Marel antwoord ik als volgt.
(…) Het beleid bij het vermoeden van drugsgebruik was dat het personeel mocht bepalen of iemand eruit werd gezet of niet. Dit bepaalde de dienst verantwoordelijke. Dat was de verantwoordelijkheid van het personeel. Er is een training geweest vanuit Hotel Gaming om te signaleren of iemand drugs heeft gebruikt. Ik bepaal wanneer ik de beveiliging erbij haal. De beveiliging is er ter ondersteuning van ons. Er is mij nooit met zoveel woorden gezegd dat Hotel Gaming een beveiligingsbedrijf heeft dat erin gespecialiseerd is om middelengebruik bij bezoekers te signaleren. (…) Het mentospotje heb ik aan [eiser] meegegeven hij is daar toen de deur mee uit gelopen. Later is hij met het potje teruggekomen en heeft dat voor mijn ogen leeggegooid. Dat was ongeveer 1,5 uur later. Met de boodschap van hem dat het medisch was en geen coke. Er zijn geen indicatieve testen gedaan naar de inhoud van het potje. Wij vonden het als team niet nodig om na het potjes incident hierover nog camera beelden te bekijken. (…)
Qp een vraag van mr. Scheurink antwoord ik als volgt.
Ik heb via facebook een bericht van [eiser] ontvangen. Dat bericht eindigde met je hebt een prachtige zoon. Ik wist niet zo goed wat ik daar mee aan moest en wat hij daarmee bedoelde. (…)’
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat hij in de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017 cocaïne gebruikt heeft tijdens zijn bezoeken aan het casino en dat Hotel Gaming daarvan op de hoogte was. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
2.9.
Bij de waardering van het getuigenbewijs neemt de rechtbank in aanmerking dat [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat zij uit hoofde van hun functie bij Hotel Gaming niet dagelijks op de werkvloer aanwezig waren in de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017. Uit de verklaring van [getuige 3] volgt dat hij [eiser] in die periode slechts één of twee keer gezien heeft. [getuige 4] heeft verklaard dat hij [eiser] één keer per week zag. [getuige 1] en [getuige 2] hebben daarentegen verklaard dat zij (vrijwel) dagelijks op de werkvloer aanwezig waren en dat zij [eiser] ook (vrijwel) dagelijks zagen. Daarbij heeft [getuige 1] ook verklaard dat zij zich niet kan herinneren dat [eiser] ooit geen cocaïne gebruikte. Het enkele feit dat [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat zij zelf niet gezien hebben dat [eiser] cocaïne gebruikte in het casino legt, gelet op hun beperkte aanwezigheid op de werkvloer, onvoldoende gewicht in de schaal ten opzichte van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Ook [getuige 1] en [getuige 2] hebben weliswaar verklaard dat zij [eiser] in de genoemde periode niet daadwerkelijk cocaïne hebben zien gebruiken, maar wel dat zij [eiser] (met regelmaat) met witte kringen onder zijn neus hebben gezien en dat zij mede op basis van zijn gedrag (chaotisch, druk, ging regelmatig naar buiten) een vermoeden hadden dat [eiser] cocaïne gebruikte. Uit de verklaringen van de getuigen volgt dat het personeel van Hotel Gaming ook getraind wordt in het signaleren van drugsgebruik, zodat de waarnemingen van [getuige 1] en [getuige 2] niet slechts als onderbuikgevoel gekwalificeerd kunnen worden.
2.10.
Daarbij komt dat zowel [getuige 1] als [getuige 2] verklaard hebben dat het vermoeden van drugsgebruik wijdverbreid was onder het personeel en dat daarover onderling ook gesproken is. [getuige 1] heeft bovendien verklaard dat zij met [eiser] gesproken heeft over zijn drugsgebruik. Dat [getuige 3] van al die gesprekken niet op de hoogte was, zoals hij zelf heeft verklaard, acht de rechtbank van ondergeschikt belang. [getuige 3] heeft namelijk verklaard dat (zelfs) informatie over het plaatsen van iemand op de zwarte lijst vanwege drugsgebruik niet bij hem terechtkomt, omdat dit de verantwoordelijkheid is van de vestigingsmanager of [getuige 4] . [getuige 4] heeft in gelijke zin verklaard, maar voegt daaraan toe dat hij door medewerkers van Hotel Gaming niet op de hoogte is gebracht van mogelijk drugsgebruik door [eiser] . Deze verklaring is in strijd met wat [getuige 1] hierover verklaard heeft, namelijk dat [getuige 4] daarvan wel op de hoogte was. Aan de verklaring van [getuige 1] kent de rechtbank in dit verband echter meer gewicht toe, omdat [getuige 4] nog steeds aan Hotel Gaming verbonden is. Het enkele feit dat [getuige 4] naar eigen zeggen niet op de hoogte is gebracht van het cocaïnegebruik van [eiser] doet bovendien niets af aan de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] over wat zij op de werkvloer hebben waargenomen.
2.11.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat [getuige 3] , die bij Hotel Gaming werkzaam is als algemeen directeur, heeft verklaard dat het door de directie opgestelde beleid binnen Hotel Gaming is dat een gast al bij een vermoeden van drugsgebruik een onvrijwillig toegangsverbod wordt opgelegd. Uit de verklaringen van alle getuigen volgt dat sprake is geweest van een dergelijk vermoeden door de vondst van een mentospotje met poeder in december 2016. [getuige 4] heeft verklaard dat hij het toegangsverbod dat [eiser] in verband daarmee kreeg opgelegd kort daarna heeft ingetrokken, omdat [eiser] zei dat het om medicatie ging. Zoals uit de verklaring van [getuige 4] volgt, is het incident afgedaan met een grap en heeft hij [eiser] het voordeel van de twijfel gegeven. Daarbij zijn volgens de verklaring van [getuige 2] geen pogingen ondernomen om de vermoedens van drugsgebruik door [eiser] weg te nemen, bijvoorbeeld door het (laten) uitvoeren van een indicatieve drugstest of het terugkijken van camerabeelden waaruit het drugsgebruik van [eiser] zou kunnen blijken.
2.12.
Hotel Gaming heeft in haar conclusie na enquête nog aangevoerd dat bij de waardering van het getuigenbewijs rekening moet worden gehouden met het feit dat [eiser] de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] mogelijk beïnvloed heeft. Hierbij wijst Hotel Gaming erop dat [eiser] geprobeerd heeft om [getuige 1] via Facebook te benaderen en [getuige 2] via Facebook een bericht gestuurd heeft, dat [eiser] heeft afgesloten met de woorden ‘je hebt een prachtige zoon’. Verder wijst Hotel Gaming erop dat [eiser] [getuige 1] en [getuige 2] tijdens de getuigenverhoren op het hart heeft gedrukt om toch vooral de waarheid te spreken. Ten slotte wijst Hotel Gaming op de correspondentie die zij bij akte van 19 januari 2022 in het geding heeft gebracht en waaruit volgt dat [eiser] talloze keren per e-mail contact heeft gezocht met [getuige 3] , het [naam] concern en de advocaat van Hotel Gaming.
2.13.
De rechtbank overweegt dat ondanks het feit dat [eiser] zich van het versturen van een dergelijke hoeveelheid e-mails had moeten onthouden, de betreffende correspondentie nog niet de conclusie rechtvaardigt dat [getuige 1] en [getuige 2] beïnvloed zijn door [eiser] . De vele e-mails zijn immers niet aan hen gericht. [eiser] heeft weliswaar geprobeerd [getuige 1] via Facebook te benaderen, maar dat is niet gelukt. Verder heeft [getuige 1] tijdens het getuigenverhoor verklaard dat zij zich niet onder druk gezet voelde door [eiser] om een verklaring met een bepaalde inhoud te geven. Ook [getuige 2] heeft er tijdens het getuigenverhoor geen blijk van gegeven dat hij door [eiser] onder druk is gezet om op wezenlijke punten niet naar waarheid en uit eigen wetenschap te verklaren. Hij verklaart weliswaar dat hij een bericht van [eiser] ontvangen heeft waarin [eiser] afsluit met de hiervoor aangehaalde zin, maar [getuige 2] heeft daarover verklaard dat hij niet wist wat [eiser] daarmee bedoelde. Voor het overige heeft Hotel Gaming slechts haar vermoedens uitgesproken, zonder concrete aanknopingspunten aan te reiken van de gestelde beïnvloeding door [eiser] . De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] geen of beperkte waarde toe te kennen.
2.14.
Ook aan de algemene stelling dat het einde van het dienstverband van [getuige 1] mogelijk van invloed is geweest op de inhoud van haar verklaring gaat de rechtbank voorbij. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd is. Hoewel [getuige 1] verklaard heeft dat dit voor haar geen prettige periode was, heeft Hotel Gaming onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat [getuige 1] een motief of aanleiding had om in strijd met de waarheid te verklaren. Hierbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de verklaring van [getuige 1] op belangrijke punten overeenstemt met die van [getuige 2] .
2.15.
Gelet op de voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat [eiser] geslaagd is in het hem opgedragen bewijs. Daarmee staat vast dat Hotel Gaming haar zorgplicht ten opzichte van [eiser] geschonden heeft door hem geen onvrijwillig toegangsverbod te geven, ondanks het feit dat Hotel Gaming op de hoogte was van het feit dat [eiser] in de periode van 10 juli 2016 tot 11 januari 2017 cocaïne gebruikte tijdens zijn bezoeken aan het casino. Hiermee heeft Hotel Gaming onrechtmatig gehandeld ten opzichte van [eiser] en is zij gehouden om de schade te vergoeden die [eiser] als gevolg daarvan geleden heeft.
De omvang van de schade
2.16.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is wat de omvang is van de schade die [eiser] heeft geleden.
2.17.
Onder verwijzing naar een tweetal schuldbekentenissen stelt [eiser] dat hij geld geleend heeft om te kunnen gokken en dat zijn schade bestaat uit al het geld dat hij in het casino verloren heeft. Volgens [eiser] gaat het om een bedrag van € 90.000,00 en bedraagt het uurverlies op een automaat € 250,00.
2.18.
Hotel Gaming betwist dat [eiser] een bedrag van € 90.000,00 heeft verloren in het casino. Zij betwist voorts de authenticiteit van de door [eiser] in het geding gebrachte schuldbekentenissen. In dit verband wijst zij erop dat de adresgegevens van de beweerdelijke schuldeisers ontbreken en dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat privé personen onderling bedragen van zulke omvang aan elkaar lenen. Hotel Gaming betwist verder dat [eiser] de op de schuldbekentenissen vermelde bedragen heeft ontvangen, althans dat hij die bedragen (volledig) heeft gebruikt om in het casino te spelen. Hotel Gaming wijst er ten slotte op dat [eiser] geen bankafschriften heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij in het casino geld op opwaardeerkaarten heeft gestort, dan wel geld heeft opgenomen voordat hij naar het casino ging en in welke periode. Hierbij tekent zij aan dat [eiser] destijds meerdere casino’s/speelhallen bezocht.
2.19.
Gelet ook op de betwisting daarvan door Hotel Gaming staat niet vast dat [eiser] de in de schuldbekentenissen vermelde bedragen heeft ontvangen en dat hij die bedragen geheel heeft aangewend om te spelen in het casino. Van dit laatste kan niet worden uitgegaan, nu [eiser] geen overzicht van bankopnames of andere bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt wanneer en met welke bedragen hij in het casino gespeeld heeft. Hier komt nog bij dat [eiser] geen inzicht heeft gegeven in zijn bestedingspatroon in het dagelijkse leven, los van zijn casinobezoeken en dat [eiser] , zoals hij zelf ook stelt onder randnummer 10 van de inleidende dagvaarding, niet uitsluitend met verlies heeft gespeeld.
2.20.
De rechtbank overweegt dat zij uit de door [eiser] overgelegde stukken niet kan afleiden wat de omvang van de schade is. Dit maakt echter niet dat de rechtbank de schadevordering van [eiser] dient af te wijzen. De rechtbank acht het aannemelijk dat [eiser] schade heeft geleden doordat Hotel Gaming hem geen onvrijwillig toegangsverbod heeft gegeven. In dat geval dient de rechtbank volgens vaste rechtspraak (vgl. Hoge Raad 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1435) de omvang van de schade, al dan niet na nadere instructie, op de voet van art. 6:97 BW te schatten. Op dit moment heeft de rechtbank onvoldoende concrete gegevens om de schade te schatten. Het ligt op de weg van [eiser] om feiten en omstandigheden te stellen waarmee de hoogte van zijn verlies en daarmee zijn schade, enigszins inzichtelijk wordt. [eiser] kan in dit kader bijvoorbeeld onderbouwd weergeven, voor zover mogelijk voorzien van bewijsstukken, dat en wanneer hij de geleende bedragen (op zijn bankrekening) ontvangen heeft, wanneer hij welke bedragen daarvan heeft opgenomen, dat en wanneer hij dat geld heeft aangewend om te spelen in het casino, welk(e) kansspel(len) hij speelde, wat zijn gemiddelde inzet op een dag of avond was, en wat het netto resultaat was tussen zijn inzetten en de door hem ontvangen winstuitkeringen op de speeldagen.
2.21.
De rechtbank is van oordeel dat de schade mede afhankelijk is van het antwoord op voornoemde vragen. Daarbij is ook relevant het antwoord op de vraag hoe lang [eiser] gespeeld heeft en wat het uurverlies op een speelautomaat bedraagt.
2.22.
De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de door hem gestelde schade. Hotel Gaming mag vervolgens bij antwoordakte reageren op de akte van [eiser] .

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
31 augustus 2022voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 2.20 tot en met 2.22, waarna Hotel Gaming op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels, mr. N.W.A. Stegeman-Kragting en mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.