Bewijs
Inleiding.
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen (feit 1) en opzet- dan wel schuldheling (feit 2). Op 4 december 2014 is door [bedrijf 2] een factuur verzonden aan het [benadeelde partij] voor een bedrag van € 433.182,40. Op de door het [benadeelde partij] ontvangen factuur stond echter niet het bankrekeningnummer van [bedrijf 2] vermeld, maar een bankrekeningnummer van [bedrijf 1] (hierna: “ [bedrijf 1] ”). Het [benadeelde partij] verkeerde in de veronderstelling dat dit op de factuur vermelde bankrekeningnummer van [bedrijf 2] was en heeft deze factuur 24 december 2014 betaald. Pas nadat [bedrijf 2] bij het [benadeelde partij] informeerde waarom deze factuur nog altijd niet betaald was, werd ontdekt dat deze factuur was vervalst en dat het rekeningnummer niet toebehoorde aan [bedrijf 2] . Op dat moment was er echter nog nauwelijks saldo op de bankrekening van [bedrijf 1] .
In de periode 4 december 2014 tot eind januari 2015 heeft [bedrijf 1] drie bestuurders gehad: [medeverdachte 1] , verdachte (die op 8 januari 2015 bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven als bestuurder met terugwerkende kracht vanaf 19 december 2014) en [medeverdachte 2] (die op 14 januari bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven als bestuurder met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015).
In de periode dat verdachte bestuurder was van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 5.500,00 cash geld opgenomen bij pinautomaten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat feit 1 primair, witwassen, en feit 2, opzetheling van het bedrag 5500 euro, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent de aan hem ten laste gelegde feiten. Hij stelt – kort gezegd – dat hij niet wist dat het geld op de bankrekening van [bedrijf 1] van misdrijf afkomstig was.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf 2] en [benadeelde partij] d.d. 2 februari 2015, opgenomen in het voormeld eind proces-verbaal op p. 258 en 259, zakelijk weergegeven:
In juli 2014 waren twee facturen ontvangen van [bedrijf 2] met factuurdatum 30 juni 2014. Op deze twee facturen was sprake van een ander rekeningnummer van [bedrijf 2] dan in het crediteurenbestand voorkwam. Omdat het hier om een andere inhoud ging dan gebruikelijk, werd verondersteld dat [bedrijf 2] hiervoor een afzonderlijk bankrekeningnummer hanteert en is dat [bankrekeningnummer] toegevoegd aan het crediteurenbestand.
Op 4 december 2014 was na lang beraad vooraf tussen [bedrijf 2] en het [benadeelde partij]
bekend geworden welk bedrag er moest worden overgemaakt, cq betaald worden door het
[benadeelde partij] aan [bedrijf 2] . Dit was het bedrag ad. 433.182,40 euro.
Hierop is door [bedrijf 2] op 4 december 2014 een factuur voor dit bedrag opgemaakt
en verzonden naar [benadeelde partij] .
Op 24 december 2014 is door [benadeelde partij] het voornoemde bedrag overgemaakt op [bankrekeningnummer] .
Op 26 januari 2015 bleek dat het [bankrekeningnummer] niet het rekeningnummer van [bedrijf 2] betrof en dat daarom het geld ook niet was ontvangen bij [bedrijf 2] .
2. Proces-verbaal verstrekking gevorderde identificerende gegevens door [verbalisant] d.d. 19 maart 2015, met bijlagen, opgenomen in het voormeld eind proces-verbaal op p. 310, 313, 316, zakelijk weergegeven:
[bankrekeningnummer] is geadministreerd op: [bedrijf 1] .
Bedrijfsprofiel – [bedrijf 1] , Kamer van Koophandel Uittreksel d.d. 19 maart 2015:
Enig aandeelhouder
Naam [stichting]
Ingeschreven onder KvK-nummer [nummer]
Enig aandeelhouder sedert 26-03-2007
bestuurder
Naam [medeverdachte 2]
Geboortedatum en -plaats [geboortedatum 2] , Nijmegen
Infunctietreding 14-01-2015 (datum registratie 14-01-2015)
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd
Naam [medeverdachte 1]
Geboortedatum en -plaats [geboortedatum 3] , Nieuwer-Amstel
Infunctietreding 01-03-2012
Titel Directeur
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd
Uit functie 19-12-2014
Naam [verdachte]
Geboortedatum en -plaats [geboortedatum 1] , Nijmegen
Infunctietreding 19-12-2014
Titel Directeur
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd
Uit functie 01-01-2015
3. Proces-verbaal analyse bankafschriften [rekeningnummer] door [verbalisant] d.d. 9 september 2015 met bijlagen, opgenomen in het voormeld eind proces-verbaal op p. 338, 339 en 341, zakelijk weergegeven:
Op 5 juni 2015 ontving ik van de ING bank de gevorderde bankmutaties van [bankrekeningnummer] op naam van [bedrijf 1] .
Zichtbaar is op 24 december 2014 de overboeking van € 433.182,40 vanuit de [bankrekening] op naam van [benadeelde partij] met het kenmerk 141224-C4872-155.
4. Proces-verbaal analyse schaduwdossier KvK [bedrijf 1] door [verbalisant] d.d. 1 december 2015 met bijlagen, opgenomen in het voormeld eind proces-verbaal op p. 445, 446, 453 en 454:
Op 27 november 2015 ontving het onderzoeksteam het gevorderde schaduwdossier vanuit de registers van de Kamer van Koophandel. Dit betrof het schaduwdossier van de verdachte onderneming [bedrijf 1] .
Tevens is er een rapportage identiteitscontrole aanwezig d.d. 8 januari 2015. Dit betreft de
identiteitscontrole van de [medeverdachte 1] .
Tevens is er een rapportage identiteitscontrole aanwezig d.d. 8 januari 2015. Dit betreft de identiteitscontrole van de [verdachte] , ingevoerd door de Kamer van Koophandel te Arnhem.
Tevens is er een rapportage identiteitscontrole aanwezig d.d. 14 januari 2015. Dit betreft de identiteitscontrole van de [verdachte] , ingevoerd door de Kamer van Koophandel te Arnhem.
Tevens zijn er rapportage identiteitscontrole aanwezig d.d. 18 mei 2015 en d.d.
14 januari 2015. Dit betreft de identiteitscontrole van de [medeverdachte 2] .
5.
Het emailbericht van [verdachte] aan [medeverdachte 1] d.d. 14 januari
2015, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal analyse schaduwdossier KvK [bedrijf 1] door [verbalisant] d.d. 1 december 2015, opgenomen in het voormeld eind proces-verbaal op p. 533 en 534, voor zover inhoudende:
Ik heb een onbehaagd gevoel gekregen over de BV waarvan ik bestuurder ben geworden.
Ik begreep dat er middelen op stonden waarmee zaken gedaan konden worden en dat jij het te druk had etc etc.
Nu heb ik het bange vermoeden dat dit geld, ik heb nog geen internetbankieren dus kan ook niet zien waar het vandaan komt of dat het al langer eigendom van de BV is, op korte termijn door iemand teruggevorderd gaat worden en als het er niet meer is ik beticht word van verduistering als ik daar zaken meedoe en dit geld later niet terugkomt op de bank.
Ik slaap er slecht van eerlijk gezegd.
6. proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 14 mei 2018, opgenomen in het voormeld eind proces-verbaal op p. 235 en 240, voor zover inhoudende:
U vroeg mij hoe het bedrijf is overgegaan van mij naar [verdachte] . Ik wilde van het bedrijf af. Ik zag dat er op 24 december 2014 een groot bedrag op kwam. Ik wilde toen van het bedrijf af. Ik ben toen met [verdachte] overeen gekomen dat ik met terugwerkende kracht het bedrijf aan hem overhandigde.
Ik legde hem uit dat er een bedrag op stond waar ik niets mee kon. Hij zei dat hij er wel iets mee kon.
Op 24 december 2014 was ik als bevoegd geregistreerd bij de ING Bank als tenaamgestelde/bevoegde voor [bankrekeningnummer] . Ik was geen eigenaar meer. Dat is namelijk met terugwerkende kracht over gegaan naar [verdachte] .
7. proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 17 september 2018, opgenomen in het voormeld eind proces-verbaal op p.42, 43, 44, 45, 46, voor zover inhoudende:
Er is een bedrijf waar veel geld op de rekening stond en dat nam ik over van [verdachte] .
Ik kreeg daar € 20.000 provisie voor en ik kocht goud voor dat bedrijf.
Ik wist dat het niet helemaal klopte want het is vreemd dat ze zomaar iemand € 20.000,- betalen. Ik nam [bedrijf 1] over voor het geld, de € 20.000,-.
Ik kreeg alleen een vergoeding om het bedrijf op mijn naam te zetten. Het is makkelijk om een bedrijf op iemands naam te zetten en er dan dingen mee te doen die het daglicht niet mogen zien.
Hoeveel heeft u voor de overname betaald?
Ik heb er betaald voor gekregen.
U bent op enig moment met de heer [verdachte] naar de KVK gegaan om het bedrijf op uw naam te zetten?
Wij zijn daar heen gegaan of hij was er al en ik ben daar ook naar toe gegaan en het bedrijf is toen gewoon overgeschreven.
Wat was op dat moment het bedrag, toen u inlogde, op de rekening met nummer [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 1] ?
Volgens mij 420 duizend en een paar centen of zo. Dat stond er al op toen ik het bedrijf overnam.
Waar dat geld vandaan kwam is niet verteld. Ik had 20.000 redenen om niet te vragen waar dat geld vandaan kwam.
8.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 juli 2022, zakelijk weergegeven:
Met oud en nieuw 2014/2015 kwam ik iemand tegen. Ik zat krap bij kas en hij had misschien wel iets. Hij bracht mij in contact met een Chinese Marokkaan die fysiek goud wilde kopen. Hij zocht iemand die dat goud voor hem kon kopen. Ik zou 3% van de waarde van het goud krijgen als provisie.
Op 8 januari 2015 ben ik naar de KvK gegaan om de [bedrijf 1] op mijn naam te zetten. Ik kreeg toen de pinpas en pincode van de bankrekeningnummer van deze BV. Op 8 januari 2015 ging ik naar de pinautomaat en ik zag dat er veel geld op de rekening stond van de BV. Ik heb toen geld opgenomen van de rekening. Ik nam dat geld op om mijn kosten te dekken. Dit was een soort voorschot op de provisie die ik zou krijgen voor de aankoop van het goud. Ik ben op 8 januari ook naar de ING bank gegaan. Ik kreeg van de baliemedewerker de codes voor internetbankieren en een overzicht van alle bij- en afschrijvingen van de afgelopen periode. Ik zag toen dat er een bedrag van meer dan € 430.000,00 was overgemaakt door het [benadeelde partij] .
In de nacht van 13 op 14 januari 2015 vertrouwde ik het niet meer. Ik heb toen tegen de Chinese Marokkaan gezegd dat het niets voor mij was. Hij vroeg mij of ik iemand wist en toen heb ik hem in contact gebracht met de [medeverdachte 2] . Op 14 januari 2015 is de zaak op naam gezet van de [medeverdachte 2] en ik heb de pinpas en pincode aan hem gegeven.
Ik heb tussen 8 januari en 14 januari 2015 een aantal keren geld opgenomen van de rekening voor in totaal € 5.500,00 euro.
Bewijsoverweging.
Nu de factuur van [bedrijf 2] aan het [benadeelde partij] vals/vervalst was, staat vast dat het
het geld op de rekening van [bedrijf 1] een criminele herkomst had. Verdachte is op 8 januari 2015 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als bestuurder en had vanaf dat moment (tot het moment dat [medeverdachte 2] op 14 januari 2015 werd ingeschreven als bestuurder) de beschikking over het banksaldo op de bankrekening van [bedrijf 1] . Verdachte heeft
bij de bestuursoverdracht namelijk de bankpas met bijbehorende pincode van de bankrekening van [bedrijf 1] ontvangen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van het geldbedrag. De rechtbank neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking.
Verdachte is naar eigen zeggen met Oud en Nieuw door een kennis benaderd die hem in contact heeft gebracht met een Chinese Marokkaan. Deze Chinese Marokkaan heeft hem gevraagd om bestuurder te worden van [bedrijf 1] . Verdachte zou dan met door een investeerder ingelegde gelden van meerdere tonnen goud moeten kopen. Hij zou daarvoor een provisie ontvangen van 3% van de waarde van het goud. Deze provisie zou dus vele duizenden euro’s bedragen. Het is naar het oordeel van de rechtbank zeer opmerkelijk dat een persoon door een onbekende wordt gevraagd om bestuurder te worden van een vennootschap en dat deze derde die pe4rsoon daarmee de beschikkingsmacht geeft over een bankrekening met daarop een saldo van meer dan € 430.000,00. De geboden forse vergoeding voor de aankoop van het goud staat bovendien niet in verhouding tot de tijd die met deze aankoop en de afgifte daarvan is gemoeid.
Verdachte heeft op 8 januari van de ING bank een overzicht ontvangen van alle bij- en afschrijvingen. Verdachte heeft op dat moment gezien dat er door [benadeelde partij] een bedrag van meer dan € 430.000,00 was overgemaakt op de bankrekening van [bedrijf 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte, in ieder geval op dat moment (op zijn minst) ernstige redenen om te vermoeden dat er iets niet in de haak was. Het ligt immers niet in de rede dat een [benadeelde partij] gaat investeren in goud, laat staan dat zij dan een bedrag overmaakt naar een besloten vennootschap terwijl zij niet weet wie daarvan de bestuurder is.
Dat verdachte in ieder geval op dat moment op zijn minst ernstige redenen had om te vermoeden dat er iets niet in de haak was en het banksaldo niet aan [bedrijf 1] toebehoorde blijkt naar het oordeel ook uit het feit dat verdachte in de nacht van 13 of 14 januari een e-mail stuurt aan zijn voorganger [medeverdachte 1] waarin hij letterlijk schrijft dat hij een een onbehaagd gevoel heeft gekregen over de BV, dat hij het bange vermoeden heeft dat het geld op de bankrekening door iemand teruggevorderd gaat worden, dat hij beticht zal worden van verduistering als hij zaken doet met dit banksaldo en dat hij er daarom slecht van slaapt.
Een paar uur na het verzenden van deze e-mail is verdachte met [medeverdachte 2] naar de Kamer van Koophandel gaat en daar is [medeverdachte 2] met terugwerkende kracht ingeschreven als bestuurder. Dat verdachte op dat moment op deze manier met terugwerkende afstand heeft willen nemen van [bedrijf 1] , zegt naar het oordeel van de rechtbank genoeg over de vermoedens die verdachte had bij de rechtmatigheid van de overboeking door het [benadeelde partij] aan [bedrijf 1] . Zeker gezien de financiële moeilijkheden waarin hij verkeerde en de torenhoge provisie die hem in het vooruitzicht was gesteld, nu hij deze provisie zou verliezen na het overdragen van het bestuurderschap aan [medeverdachte 2] .
Op grond van de voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het geldbedrag dat verdachte als bestuurder van [bedrijf 1] voorhanden heeft gehad en daarna heeft overgedragen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht gelet daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.
Ook het onder 2 bewezenverklaarde feit, schuldheling, acht de rechtbank op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft in de periode van 8 januari tot en met 14 januari 2015 in totaal € 5.500,00 van de rekening van [bedrijf 1] gepind, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen geld betrof.