ECLI:NL:RBOBR:2022:3617

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
01/034849-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van ex-partner met gebruik van geweld en wapens

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner heeft verkracht en wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 augustus 2021, door middel van geweld en bedreiging, zijn ex-partner in haar woning heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft haar bedreigd met een taser en een schroevendraaier, en heeft haar meermalen geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ex-partner heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij hij haar meerdere keren heeft verkracht. Daarnaast heeft de verdachte een stroomstootwapen en een vuurwapen voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is er een contactverbod opgelegd voor de duur van vijf jaren, met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte geen contact mag opnemen met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.224161.21
Datum uitspraak: 01 september 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 16 november 2021, 28 januari 2022, 27 juni 2022 en 18 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 oktober 2021.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 januari 2022 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 19 augustus 2021 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, meermalen, althans eenmaal, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het heimelijk binnendringen van de woning van die [slachtoffer] en/of zich op de zolder van die woning schuilhouden en/of het sturen van een app-bericht naar die [slachtoffer] met het verzoek een foto op zolder te maken en/of het op slot draaien en/of dicht doen van de deur van de zolderkamer na binnenkomst van die [slachtoffer] en/of het tonen van een taser en/of een schroevendraaier aan die [slachtoffer] en/of het aan en uit doen van die taser en/of het tegen haar hals drukken en/of houden van die schroevendraaier en/of het naar de grond werken van die [slachtoffer] en/of het meermalen tegen de buik en/of de ribben en/of de borst, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] stompen/slaan en/of door tegen die [slachtoffer] te zeggen - zakelijk weergegeven - dat hij haar zou kunnen vermoorden en/of dat hij genoeg had aan een schroevendraaier om haar te vermoorden en/of dat hij wordt betaald om mensen in elkaar te slaan en te vermoorden en hij daar geen wapen voor nodig heeft en/of dat zij moest luisteren en/of dat er handgranaten klaar lagen om bij haar moeder en/of broer naar binnen te gooien en/of dat hij voor haar neus haar honden zou laten vermoorden als zij niet zou luisteren en/of dat hij bepaalde wat er zou gebeuren en hoe,
[slachtoffer] telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen brengen van zijn penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [slachtoffer] .
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door heimelijk de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of zich op de zolder van die woning schuil te houden en/of die [slachtoffer] een app-bericht te sturen met het verzoek een foto op zolder te maken en/of de deur van de zolderkamer na binnenkomst van die [slachtoffer] op slot te draaien en/of dicht te doen en/of die [slachtoffer] een taser en/of een schroevendraaier te tonen en/of die taser aan en uit te doen en/of die schroevendraaier tegen haar hals te houden en/of die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of haar meermalen tegen de buik en/of de ribben en/of de borst, althans tegen het lichaam te stompen/slaan en/of te zeggen - zakelijk weergegeven - dat hij haar zou kunnen vermoorden en/of dat hij genoeg had aan een schroevendraaier om haar te vermoorden en/of dat hij wordt betaald om mensen in elkaar te slaan en te vermoorden en hij daar geen wapen voor nodig heeft en/of dat zij moest luisteren en/of dat er handgranaten klaar lagen om bij haar
moeder en/of broer naar binnen te gooien en/of dat hij voor haar neus haar honden zou laten vermoorden als zij niet zou luisteren en/of dat zij geen gekke dingen mocht doen en/of dat er mensen op de hoek staan om haar in de gaten te houden, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of haar ID-bewijs en/of haar telefoon te pakken en/of bij zich te houden;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
T.a.v. feit 4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2012 tot en met 20 augustus 2021 te Oss en/of te Nuland, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een single-action semi-automatisch centraalvuur pistool van het merk Norconia, model 1911A1 Big Ten, kaliber .45 ACP, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Op 20 augustus 2021 krijgt een surveillance-eenheid van de politie het verzoek om naar een verzorgingstehuis in Nuland te gaan. Hier is [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster), in emotionele toestand aan komen lopen met het verzoek de politie te bellen. Zij vertelt dat zij een dag eerder zou zijn mishandeld en bedreigd door verdachte, haar ex-partner, en dat zij de woning niet mocht verlaten, maar dat nu toch heeft gedaan. Later legt aangeefster ten overstaan van de politie een uitgebreidere verklaring af.
Verdachte wordt – kort en zakelijk weergegeven – onder de feiten 1 en 2 verweten dat hij aangeefster in de periode van 19 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 heeft verkracht en daarnaast wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd dan wel beroofd heeft gehouden. Daarnaast wordt hem onder feit 3 en feit 4 verweten dat hij een stroomstootwapen respectievelijk een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

De beoordeling van de tenlastelegging.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten die aan de verdachte ten laste zijn gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich conform de ter terechtzitting overgelegde pleitnota op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder de feiten 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich subsidiair op het standpunt dat, indien de rechtbank komt tot een veroordeling voor dit feit, de bewezenverklaarde periode dient te worden beperkt tot 19 augustus 2021.
Ten aanzien van feit 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte met betrekking tot dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking en opsomming daarvan in de bijlage. Deze bijlage is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis.
Nadere bewijsoverwegingen.
Feiten 1 en 2.
Aangezien de feiten 1 en 2 nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank deze feiten tezamen bespreken.
Inleiding
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken als deze de situatie zich veelal voordoet dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Het is dan het woord van aangeefster tegen het woord van verdachte. In dit geval verklaren aangeefster en verdachte weliswaar allebei dat zij seksuele gemeenschap hebben gehad in de woning van aangeefster op 19 augustus 2021, maar als het gaat om de vraag of dat met of zonder dwang was, staan de verklaringen lijnrecht tegenover elkaar. Aangeefster verklaart dat de gemeenschap niet vrijwillig was en zij van haar vrijheid werd beroofd. Verdachte verklaart dat hij aangeefster alleen de eerste momenten heeft belet om weg te gaan, zij het daarna hebben bijgelegd en de gemeenschap vervolgens met wederzijds goedvinden plaatsvond.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige of aangever/aangeefster. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, kan volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. In zedenzaken is niet vereist dat het misbruik zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar is het afdoende wanneer de verklaring van een slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank heeft aangeefster in de kern steeds een gedetailleerde en consistente verklaring afgelegd. Aangeefster heeft helder verklaard over de volgorde van de gebeurtenissen en heeft gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die verdachte bij haar zou hebben verricht en waar dit zou hebben plaatsgevonden.
In grote lijnen heeft aangeefster verklaard dat zij op 19 augustus rond 17 uur door verdachte naar haar zolder is gelokt en aldaar onverhoeds met zijn aanwezigheid werd geconfronteerd. Zij schrok zo erg, dat zij in haar broek heeft gepoept. Verdachte deed de deur op slot en de sleutel in zijn zak. In zijn handen had verdachte een taser en schroevendraaier waarmee hij aangeefster bedreigde. Daarnaast uitte verdachte de nodige verbale bedreigingen. Verdachte droeg aangeefster op hem te pijpen. Aangeefster heeft verklaard dat zij dat niet wilde, maar het uit angst heeft gedaan. Daarna heeft verdachte aangeefster anaal gepenetreerd, aangeefster verklaart daarover dat het pijn deed en ze verdachte smeekte om dat niet te doen. Onderwijl werd aangeefster meermalen door verdachte geslagen en gestompt in/tegen haar romp, ribben, buik en borst. Door de taser had aangeefster ook een plek op haar been. Rond 19 uur zijn aangeefster en verdachte naar beneden gegaan, zo heeft aangeefster aangegeven. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar later op de avond op twee andere plekken heeft gepenetreerd; vaginaal in de schuur en anaal op de bank. Aangeefster durft niet weg uit de woning, maar als zij op 20 augustus ziet dat verdachte in haar telefoon haar berichten gaat lezen, besluit ze dat er niets anders op zit dan te vluchten omdat ze weet dat verdachte zal gaan lezen over haar contacten met de politie over zijn bedreigingen. Aangeefster verklaart dat verdachte haar identiteitsbewijs heeft afgepakt.
De verdediging heeft gewezen op verschillen tussen de door aangeefster afgelegde verklaringen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit evenwel verschillen op detailniveau, die geen afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De verschillen zijn bovendien goed te verklaren door de ingrijpende gebeurtenissen die zich gedurende een periode van bijna twee dagen afspeelden in woning van aangeefster.
De rechtbank concludeert dat zij de verklaring van aangeefster betrouwbaar vindt. Dit brengt de rechtbank dan ook bij de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van aangeefster.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat er voor meerdere onderdelen van de verklaringen van aangeefster steunbewijs aanwezig is in het dossier. Het gaat dan om de volgende onderdelen.
-
Letsel
Aangeefster heeft verklaard dat zij door verdachte is gestompt en geslagen en er is bij haar letsel geconstateerd. Van het letsel zoals dat door verbalisanten is geconstateerd bij aangeefster, is in de Letselrapportage Forensische Geneeskunde geconcludeerd dat dit goed kan passen bij de verklaring van aangeefster over de herkomst ervan. De rechtbank merkt zowel het letsel als de duiding ervan aan als steunbewijs.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de omstandigheid dat er geen letsel bij de geslachtsdelen van aangeefster en verdachte is aangetroffen als contra-indicatie aan te merken.
-
Plaats delict
Ook de situatie die in de woning wordt aangetroffen door verbalisanten, past bij de verklaring van aangeefster. Verdachte heeft inderdaad het identiteitsbewijs van aangeefster in zijn zak en haar telefoon voor zich liggen als de verbalisanten binnen komen. Er wordt een taser aangetroffen in de woning, waarvan verdachte erkent dat hij deze mee naar binnen heeft genomen. Op zolder lag een roze slip besmeurd met ontlasting. Van het kiepraam bij de achterdeur waren de schroeven afgedraaid en deze lagen in de woonkamer van de woning.
-
Toestand en eerste verklaring van aangeefster
De emotionele toestand waarin aangeefster is aangetroffen op 20 augustus 2021, ondersteunt eveneens haar verklaring. De medewerkster van het verzorgingstehuis waar aangeefster naartoe is gegaan, verklaart dat aangeefster angstig en emotioneel was. Ook de moeder van aangeefster en verbalisanten verklaren dit. Aangeefster heeft meteen gezegd dat zij werd vastgehouden door haar ex en dat zij door hem was mishandeld. Dat zij tegen de medewerkster van het verzorgingstehuis niet heeft gezegd dat zij ook door hem verkracht is, acht de rechtbank, anders dan de verdediging, geen contra-indicatie voor haar geloofwaardigheid.
-
Whatsappberichten tussen verdachte en zijn broer en moeder
De berichten die verdachte naar zijn broer en moeder heeft gestuurd, voorafgaand, tijdens en na de tenlastegelegde periode, merkt de rechtbank eveneens aan als steunbewijs voor de verklaring van aangeefster. Uit deze berichten blijkt dat zowel verdachte, zijn moeder, als zijn broer bang waren dat aangeefster of haar buren de politie zouden inschakelen. Ook geeft verdachte in whatsapp-berichten aan zijn moeder en broer op 19 augustus rond 19 uur ’s avonds aan dat aangeefster over de telefoon weliswaar een grote mond had, maar nu toch bang voor hem was, zoals ook zij heeft verklaard. Voorts staat in deze berichten dat de situatie op 19 augustus 2021 rond 19.00 uur weer “rustig” is – in de woorden van verdachte. Dit komt overeen met de verklaring van aangeefster dat de gijzeling / verkrachting op zolder ongeveer 2 à 2,5 uur heeft geduurd en zij daarna de honden zijn gaan uitlaten.
-
Whatsappberichten tussen verdachte en aangeefster
Uit de berichtenwisseling tussen verdachte en aangeefster blijkt voorts dat verdachte aangeefster in de maanden voorafgaand aan het delict meermaals heeft bedreigd met – onder meer – het gebruik van geweld tegen haar of haar familie. Uit de reacties van aangeefster op deze bedreigingen blijkt dat zij bang was voor verdachte en zijn familie. Ook blijkt dat verdachte aangeefster in de gaten liet houden en dat hij zijn broer langs heeft gestuurd om aangeefster te controleren. Voorts is terug te lezen in de berichtenwisseling dat aangeefster de relatie – ondubbelzinnig – heeft verbroken in juli 2021, zoals zij zelf ook heeft verklaard, en dat verdachte dat niet accepteerde. Deze berichtenwisseling acht de rechtbank op twee manieren te waarderen als steunbewijs: enerzijds omdat hieruit blijkt dat verdachte agressief en bedreigend was naar aangeefster, anderzijds omdat ook blijkt dat aangeefster hier daadwerkelijk bang door was.
-
Verklaring van verdachte
Tot slot biedt ook de verklaring van verdachte– deels – steun voor de verklaringen van aangeefster. Verdachte heeft immers erkend dat de relatie verbroken was, dat aangeefster niet wist dat hij naar haar woning zou komen, dat hij heeft ingebroken en zich heeft verstopt op zolder, dat hij haar daarheen heeft gelokt en dat zij het in haar broek deed op het moment dat ze hem zag. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de deur van de zolder dicht deed nadat aangeefster daar was en de sleutel van die deur in zijn zak had gedaan en dat hij aangeefster heeft tegengehouden toen zij probeerde weg te lopen van zolder.
Ongeloofwaardigheid verklaring verdachte voor het overige
De verklaring van verdachte dat hij zich op de zolder van aangeefster heeft verstopt met uitsluitend de bedoeling om rustig over de toekomst van hun relatie te praten, acht de rechtbank op zichzelf ongeloofwaardig. Inbreken in iemands woning, verstoppen op zolder, diegene dan naar zolder lokken en de deur dichtdoen op het moment dat iemand binnenkomt, zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm geen uitingen van een intentie een rustig en vrijblijvend gesprek met iemand te voeren.
De verklaring van verdachte dat het vervolgens “even geduw en getrek” was op zolder, maar dat aangeefster daarna rustig werd, ze hun ruzies hebben uitgepraat, hebben besloten samen verder te gaan en er daarna vrijwillig seksueel contact heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank evenzeer ongeloofwaardig. Verdachte kan desgevraagd niet aangeven hoe dat uitpraten eruit heeft gezien. De whatsapp-berichten die verdachte naar zijn broer en moeder heeft gestuurd, waarin hij rond 19 uur ’s avonds – twee uur na binnenkomst – schrijft dat het nu weer rustig was en dat aangeefster via de telefoon nog een grote mond had maar nu weer bang voor hem was, duiden niet op een verzoening maar op intimidatie. De blauwe plekken op het lichaam van aangeefster, waarvan ook verdachte aangeeft dat zij die nog niet had op 19 augustus 2021, worden door verdachtes verhaal evenmin verklaard. Ook het feit dat aangeefster op 20 augustus 2021 zonder telefoon en identiteitskaart uit haar woning vertrekt en bij een verzorgingstehuis vraagt om hulp, acht de rechtbank contra-indicaties voor de lezing van verdachte.
Dat, zoals de verdediging heeft aangevoerd, er sprake zou zijn geweest van een minder conventionele maar wel vrijwillige relatie waarbij dominantie/onderdanigheid een rol speelde, is wat de rechtbank betreft niet relevant. Nog daargelaten dat de rechtbank gelet op de chatberichten in het dossier vraagtekens zet bij de mate van vrijwilligheid van de zijde van aangeefster, stelt de rechtbank vast dat zij ten tijde van de tenlastegelegde periode geen relatie meer hadden. De berichten in de maanden voorafgaand aan het gebeurde op 19/20 augustus 2021 werden bovendien niet gekenmerkt door een rollenspel van dominantie/ onderdanigheid, maar door bedreigingen door verdachte jegens aangeefster. Dat die geen onderdeel waren van een rollenspel in welke zin dan ook, heeft verdachte ook zelf erkend.
Duur van de vrijheidsbeneming
De stelling van de verdediging dat zo er al sprake zou zijn geweest van vrijheidsberoving van aangeefster op de zolder, die vrijheidsberoving in ieder geval is beëindigd zodra verdachte en aangeefster daar weggingen, volgt de rechtbank in die zin dat zij er vanuit gaat dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving op enig moment in de avond van 19 augustus 2021 is geëindigd. De rechtbank gaat er vanuit dat vanaf het moment dat verdachte in de schuur aan het klussen was terwijl aangeefster met haar telefoon in het – niet afgesloten – huis was, er geen sprake meer was van wederrechtelijke vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank komt daarom tot partiële vrijspraak, in die zin dat de vrijheidsberoving is beperkt tot 19 augustus 2021.
Duur van de dwang / verkrachting meermaals
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de feitelijke handelingen, zoals opgenomen in de tenlastelegging, heeft gepleegd. Die handelingen brengen met zich dat er sprake is geweest van dwang. Een groot deel van deze handelingen hebben betrekking op de situatie op zolder. Dat brengt de rechtbank evenwel niet tot de conclusie dat de seksuele handelingen die nadien zijn gevolgd, zonder dwang zouden hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte heeft geweten dat hij, door de hiervoor beschreven gedragingen en handelingen, een zeer bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin aangeefster zich gedwongen heeft gevoeld om mee te gaan in de wensen van verdachte. Het tijdsverloop maakt niet dat de dwingende setting en (mede vooraf via Whatsapp) geuite bedreigingen naar de achtergrond zijn verdwenen. Dat aangeefster zelf initiatief heeft getoond tot het verrichten van bepaalde seksuele handelingen op de bank, is naar het oordeel van de rechtbank in die situatie niet doorslaggevend voor de vraag of er sprake was van dwang. Dat geldt te meer nu uit de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte ook bij het seksuele contact op de bank doorgaat met de anale penetratie die hij initieert, terwijl aangeefster hem vraagt om het niet te doen, en dat hij tegen haar zegt “ik bepaal wat er gebeurt en hoe”, terwijl zij op de bank ligt te huilen.
Conclusie
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen acht rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.
Feit 3.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, zoals ter terechtzitting van 18 augustus 2022 is afgelegd, en op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 4.
Vrijspraak.
Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte het pistool voorhanden heeft gehad, concludeert de rechtbank dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van hetgeen onder feit 4 ten laste is gelegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
op 19 augustus 2021 te Nuland meermalen door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld, te weten het heimelijk binnendringen van de woning van die [slachtoffer] en/of zich op de zolder van die woning schuilhouden en/of het sturen van een app-bericht naar die [slachtoffer] met het verzoek een foto op zolder te maken en/of het op slot draaien en/of dicht doen van de deur van de zolderkamer na binnenkomst van die [slachtoffer] en/of het tonen van een taser en/of een schroevendraaier aan die [slachtoffer] en/of het aan en uit doen van die taser en/of het tegen haar hals drukken en/of houden van die schroevendraaier en/of het meermalen tegen de buik en/of de ribben en/of de borst van die [slachtoffer] stompen en/of door tegen die [slachtoffer] te zeggen - zakelijk weergegeven - dat hij haar zou kunnen vermoorden en/of dat hij genoeg had aan een schroevendraaier om haar te vermoorden en/of dat hij wordt betaald om mensen in elkaar te slaan en te vermoorden en hij daar geen wapen voor nodig heeft en/of dat zij moest luisteren en/of dat er handgranaten klaar lagen om bij haar moeder en/of broer naar binnen te gooien en/of dat hij voor haar neus haar honden zou laten vermoorden als zij niet zou luisteren en/of dat hij bepaalde wat er zou gebeuren en hoe, [slachtoffer] telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen brengen van zijn penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [slachtoffer] .
T.a.v. feit 2:
op 19 augustus 2021 te Nuland opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid beroofd heeft gehouden, door heimelijk de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en zich op de zolder van die woning schuil te houden en die [slachtoffer] een app-bericht te sturen met het verzoek een foto op zolder te maken en de deur van de zolderkamer na binnenkomst van die [slachtoffer] op slot te draaien en dicht te doen en die [slachtoffer] een taser en een schroevendraaier te tonen en die taser aan en uit te doen en die schroevendraaier tegen haar hals te houden en haar meermalen tegen de buik en/of de ribben en/of de borst te stompen en/of te zeggen - zakelijk weergegeven - dat hij haar zou kunnen vermoorden en/of dat hij genoeg had aan een schroevendraaier om haar te vermoorden en/of dat hij wordt betaald om mensen in elkaar te slaan en te vermoorden en hij daar geen wapen voor nodig heeft en/of dat zij moest luisteren en/of dat er handgranaten klaar lagen om bij haar
moeder en/of broer naar binnen te gooien en/of dat hij voor haar neus haar honden zou laten vermoorden als zij niet zou luisteren.
T.a.v. feit 3:
in de periode van 19 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 te Nuland een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
- een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr;
- oplegging van een maatregel ex artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod ten aanzien van aangeefster, met één maand vervangende hechtenis per overtreding en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze vrijheidsbeperkende maatregel; en
- oplegging van een maatregel ex artikel 38z Sr, zodat de resocialisatie van verdachte aan voorwaarden gebonden is.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de standpunten van de verdediging worden gevolgd, dan verzoekt de verdediging om oplegging van een straf conform het voorarrest. Subsidiair verzoekt de verdediging een straf op te leggen waarbij de nadruk ligt op een voorwaardelijke straf in plaats van over te gaan tot oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten slotte verzoekt de verdediging de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 19 augustus 2021 verstopt op de zolder van zijn ex-vriendin, met de bedoeling haar daar heen te lokken en vast te houden. Toen zij daar inderdaad naartoe kwam heeft hij de deur op slot gedaan, haar bedreigd met een taser, een schroevendraaier en de meest ernstige woordelijke bedreigingen. Hij heeft haar bovendien mishandeld en verkracht. Hierna is verdachte met aangeefster in haar woning gebleven en heeft hij haar nog twee maal verkracht. Aangeefster heeft het niet aangedurfd om te vertrekken uit de woning. Pas toen zij de volgende dag constateerde dat verdachte berichten in haar telefoon ging teruglezen waarin stond dat zij meldingen had gemaakt bij de politie dat zij zo bang was voor verdachte en zijn familie, besloot zij te vluchten. Ze was bang dat hij bij het zien van deze berichten zó boos zou worden, dat ze het niet zou overleven.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en bovendien haar lichamelijke integriteit in ernstige mate aangetast. Uit de whatsappberichten die verdachte aan het slachtoffer en zijn eigen familie heeft gestuurd, blijkt een schokkende minachting voor de persoon, de lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van aangeefster. De brute wijze waarop verdachte – met name op zolder – jegens aangeefster heeft gehandeld, toont aan dat verdachte er niet voor terugschrikt seksueel geweld te gebruiken richting een persoon met wie hij een relatie heeft gehad. De woning is bij uitstek een plaats waar men zich vellig moet kunnen voelen. Aangeefster voelde zich door toedoen van verdachte al geruime tijd niet veilig in haar eigen woning en hij heeft met zijn handelen haar grootste angst tot een werkelijkheid gemaakt. De bedreigingen, de verkrachtingen en het daarmee gepaarde geweld moeten een grote indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de namens aangeefster ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij met zijn handelen zich niets heeft aangetrokken van de mogelijke (psychische) gevolgen die dat voor aangeefster zouden kunnen hebben.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 en 3 aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Met betrekking tot feit 2 is gekeken naar de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De oriëntatiepunten en jurisprudentie dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld.
Daarnaast zal de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, bestaande uit een contactverbod zoals door de officier van justitie is gevorderd, opleggen voor de duur van 5 (vijf) jaren, te vervangen door 1 (één) maand hechtenis bij iedere overtreding van de maatregel. De rechtbank is van oordeel dat een contactverbod noodzakelijk is voor aangeefster om zich veilig te kunnen voelen. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend gedraagt jegens aangeefster, zal de rechtbank bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank – kijkend naar de oriëntatiepunten en vergelijkbare zaken – van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde zoals in het voorgaande uiteen is gezet, wijst de rechtbank het verzoek van de verdediging tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Dit voorwerp, te weten een pistool, is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 38v, 38w, 57, 242, 282 Sr en
26, 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
verkrachting, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben – in welke vorm dan ook, ook niet via derden – met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1987, tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd en zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een contactverbod voor de duur van 5 (vijf) jaren subsidiair 1 (één) maand hechtenis.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1987.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 maand voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
T.a.v. feit 4:
Vrijspraak
T.a.v. feit 4:
Onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen goed, te weten:
1 STK Pistool - .45ACP (Omschrijving: G1837910, Zilverkleurig, merk: Norconia).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. J.O.Y. Elagab en mr. M.M.J. Nuyten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 01 september 2022.