ECLI:NL:RBOBR:2022:3547

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
71/311715-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen, handel in cocaïne en voorhanden hebben van vuurwapens

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van gewoontewitwassen van grote geldbedragen, handel in cocaïne en het voorhanden hebben van vuurwapens. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd in P.I. Dordrecht, werd beschuldigd van het witwassen van bedragen van ongeveer € 250.000 en € 292.510 in de periode van 1 januari 2021 tot en met 17 november 2021. Daarnaast werd hij verweten betrokken te zijn bij de handel in cocaïne en het voorbereiden van de invoer en het vervoer daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van een gewoonte in het witwassen van geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich ook schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van vijf vuurwapens van het merk Glock. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden en heeft de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld en goederen uitgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het criminele circuit meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 71.311715.21 en 71.076692.22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 04 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
thans gedetineerd te: P.I. Dordrecht.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 februari 2022, 23 mei 2022 en 20 juni 2022.
Op de zitting van 23 mei 2022 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 27 januari 2022 en 19 april 2022.
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 71-311718-21 op 23 februari 2022 is gewijzigd is aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. 71-311715-21 feit 1:
1.hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 17 november 2021 te Leusden en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamenen in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een of meerdere voorwerpen, te weten- op of omstreeks 4 november 2021 een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) € 250.000 en/of- op of omstreeks 17 november 2021 een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) € 292.510 en/of € 690- een of meer (overige) grote geldbedrag(en) (zoals met name volgt uit p. 151-157 van het einddossier) en/of- een Seat Ateca met kenteken [kenteken] en/of voor dat voertuig betaalde (verzekerings)premiesa. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende opvoornoemd(e) voorwerp(en) was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/ofb. heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) daarvan een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/71.076692.22 tenlastegelegd dat:
T.a.v. 71-076692-22 feit 1:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2020 tot en met 17 november 2021 te Rotterdam en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere blokken, althans een of meerdere hoeveelheden, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. 71-076692-22 feit 2:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2020 tot en met 17 november 2021 te Rotterdam en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of een of meer (andere) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- een of meer foto’s van een of meerdere blokken/hoeveelheden cocaïne via zijn, verdachtes, telefoon verstuurd en/of (op verzoek) ontvangen en/of
- gecommuniceerd over (de kwaliteit en/of prijzen van) van een of meerdere blokken/hoeveelheden cocaïne en/of het afhalen en/of het afleveren daarvan en/of de handel daarin en/of
- gecommuniceerd over het afhalen en/of het afgeven en/of het aannemen van (grote hoeveelheden) geld en/of (grote hoeveelheden) geld daadwerkelijk afgehaald en/of afgegeven en/of aangenomen en/of
- gecommuniceerd over de aankomst van een of meerdere (containers/bakken met) blokken/hoeveelheden cocaïne (in een of meer havens) en/of
- een of meerdere zogenaamde uithalers geregeld en/of laten regelen, althans over (het regelen van) uithalers gecommuniceerd en/of
- informatie opgevraagd en/of verkregen over zeecontainers en/of de aankomst van zeecontainers in een of meerdere havens;
T.a.v. 71-076692-22 feit 3:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2020 tot en met 17 november 2021 te Rotterdam en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere wapens en/of stuks munitie van categorieën II en/of III, te weten:
- een of meerdere (vuur)wapens van het merk/type Glock en/of
- een of meerdere (andere) (vuur)wapens van een of meerdere onbekend gebleven (andere) merken

heeft vervaardigd en/of heeft getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf heeft uitgewisseld en/of heeft verhuurd en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of heeft hersteld en/of heeft beproefd en/of heeft verhandeld, van welk feit verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt

en/of
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2020 tot en met 17 november 2021 te Rotterdam en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een of meerdere wapens en/of stuks munitie van categorieën II en/of III, te weten:
- een of meerdere (vuur)wapens van het merk/type Glock en/of
- een of meerdere (andere) (vuur)wapens van een of meerdere onbekend gebleven (andere) merken voorhanden heeft gehad;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Aan verdachte wordt onder parketnummer 71.311715.21 verweten dat hij zich in de periode van 1 januari 2021 tot en met 17 november 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van onder meer grote geldbedragen.
Onder parketnummer 71.076692.22 wordt verdachte verweten dat hij zich in de periode van 18 mei 2020 tot en met 17 november 2021 schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne, voorbereidingshandelingen met betrekking tot deze handel en het voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op basis van de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie ten aanzien van parketnummer 71.311715.21 gevorderd dat het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 18 juni 2021 tot en met 17 november 2021 wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard, met uitzondering van het witwassen dat betrekking heeft op het bedrag van € 690,-. Van dat onderdeel moet verdachte worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft ten aanzien van parketnummer 71.07662.22 geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde. Verdachte moet in de visie van de officier van justitie worden vrijgesproken van het onder 3 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van parketnummer 71.311715.21 primair op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig is. Die onrechtmatigheid is gelegen in de afwezigheid van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit op het moment dat de kofferbak van de auto werd geopend. De raadsman meent dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek waardoor het bewijsmateriaal dat als gevolg van dit verzuim is verkregen van het bewijs moet worden uitgesloten op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Het resterende bewijsmateriaal is volgens de raadsman onvoldoende voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, zodat vrijspraak dient te volgen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het handelen van verdachte is aan te merken als zogenaamd “hawala-bankieren”, maar niet als witwassen. Ook op die grond zou volgens de raadsman vrijspraak moeten volgen.
De raadsman meent dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder parketnummer 71.076692.22 aan hem ten laste is gelegd. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de chatgesprekken vanwege voornoemd vormverzuim niet als bewijs kunnen worden gebruikt. Voor zover die wel voor het bewijs kunnen worden gebruikt, kan op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de in de telefoon van verdachte aangetroffen chatgesprekken daadwerkelijk voor hem zichtbaar waren. Niet duidelijk is of die gesprekken door verdachte zijn gevoerd en of dat deze later door de politie zijn teruggehaald. De raadsman wijst erop dat verdachte heeft aangegeven dat hij deze gesprekken niet kent en dat verdachte zijn telefoon ook uitleende. Deze chatgesprekken kunnen dus zijn gevoerd door anderen aan wie verdachte zijn telefoon had uitgeleend.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummers 71.311715.21 en 71-076692-22:
De rechtmatigheid van de doorzoeking van de auto.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verbalisanten de doorzoeking van het voertuig rechtmatig hebben verricht.
De rechtbank stelt hierbij voorop dat op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.) een vervoermiddel mag worden doorzocht als sprake is van een ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit dan wel in geval van een verdenking van een misdrijf waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] van 17 november 2021 blijkt dat zij verdachte het parkeerterrein van het [bedrijf] in een Volkswagen Golf op zagen rijden. De tenaamgestelde van deze auto bleek bij navraag een vrouw te zijn. Verbalisanten zagen kort daarna dat verdachte naast dit voertuig met een geopende kofferbak stond, om zich heen keek en constant naar verbalisanten keek, waarbij verdachte nerveus overkwam. Deze verbalisanten waren niet in politie-uniform, maar in burger gekleed en reden in een onopvallend voertuig. Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad zenuwachtig was en naar verbalisanten keek. Verbalisanten zagen vervolgens dat een man die met een Mercedes Benz in een parkeervak aldaar stond geparkeerd, het parkeervak uitreed en zijn auto naast de Volkswagen Golf waarin verdachte had gereden parkeerde. Verbalisanten zagen dat het raam aan de passagierszijde van de Mercedes Benz open ging en dat verdachte naar de passagierszijde van de Mercedes Benz liep. Zij zagen dat verdachte contact maakte met de bestuurder van de Mercedes Benz en dat hij zijn hoofd door het raam van de Mercedes Benz stak. Verbalisanten zagen vervolgens dat verdachte een groenkleurige bigshopper vanaf de passagiersstoel van de Mercedes Benz pakte en deze achterin de kofferbak van de Volkswagen Golf zette. Verbalisanten zagen dat verdachte de hengsels van de bigshopper beet hield en deze uit elkaar trok om in de bigshopper te kijken en dat hij bij de geopende kofferbak bleef staan waarna de bestuurder van de Mercedes Benz wegreed in de richting van de uitgang van het parkeerterrein.
Verdachte heeft deze handelwijze ter terechtzitting bevestigd.
De rechtbank vindt de daarop volgende doorzoeking door verbalisanten van de Volkswagen rechtmatig gelet op voornoemde bevindingen die de verbalisanten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het verbalisanten ambtshalve bekend is dat veel criminele ontmoetingen plaatsvinden op dit soort grote openbare locaties die goed bereikbaar zijn vanaf de snelweg. De door verbalisanten waargenomen overdracht heeft naast deze anonieme locatie ook andere kenmerken van een criminele overdracht: de duidelijk waarneembare zenuwen van verdachte, het korte onpersoonlijke contact bij de overdracht en het feit dat verdachte pas in de big shopper kijkt nádat hij de tas heeft gekregen en al naar zijn eigen auto loopt. Bij de beoordeling of een doorzoeking van een vervoermiddel rechtmatig heeft plaatsgevonden wordt niet, zoals door de verdediging betoogd, het criterium gehanteerd van een redelijk vermoeden van schuld, maar geldt het criterium van een verdenking van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv. De hiervoor omschreven omstandigheden leveren naar het oordeel van de rechtbank tezamen en in onderlinge samenhang objectief bezien een verdenking op van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
Van een onrechtmatige doorzoeking is dus geen sprake. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. Dat betekent concreet dat van bewijsuitsluiting geen sprake is.
(bewijsmiddelen worden niet gepubliceerd)

Nadere bewijsoverwegingen.

De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of er sprake is van het witwassen van de in de tenlastelegging genoemde bedragen. Voor een veroordeling van witwassen dient te worden bewezen dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
In dit geval zijn er geen specifieke misdrijven aan te duiden waaruit het geld afkomstig is.
Volgens vaste jurisprudentie kan in zo een geval witwassen toch bewezen worden verklaard als het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen, in dit geval geldbedragen, uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank moet in dat geval een aantal stappen doorlopen. Zij moet allereerst vaststellen of de feiten en omstandigheden die door de officieren van justitie zijn aangedragen van zo een aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dat zo is, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die voorwerpen. Die moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als die verklaring daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaring van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de voorwerpen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. [1]
Het geldbedrag van € 292.515,00.
Verdachte heeft op 17 november 2021 een geldbedrag van bijna drie ton euro ontvangen van medeverdachte [medeverdachte] nadat [medeverdachte] zijn Mercedes-Benz naast de Volkswagen Golf van verdachte parkeerde. Zij maakten kort contact. Vervolgens heeft verdachte de bigshopper met daarin het geldbedrag, die op de passagiersstoel van de Mercedes-Benz stond, gepakt en in de al geopende kofferbak van de Volkswagen Golf geplaatst.
Uit het onderzoek is gebleken dat deze geldtransactie heeft plaatsvonden onder omstandigheden die, in de context van de gebeurtenissen en in samenhang bezien, als zogenoemde typologieën van - en daarmee kenmerkend voor - witwassen zijn aan te merken, onder meer:
- het ongeteld aanbieden van een groot geldbedrag zoals aangetroffen in de bigshopper die onder verdachte in beslag is genomen;
- de wijze van vervoer van het geldbedrag in een bigshopper in een personenauto - die overigens niet op naam van verdachte stond - als hoogst ongebruikelijk en gepaard gaand met aanzienlijke veiligheidsrisico’s;
- het ophalen van het geldbedrag en maar bij een persoon op een parkeerterrein bij een hotel, zodoende onttrokken aan het voor dit soort geldtransacties gebruikelijke (overheids)-toezicht (melding van ongebruikelijke transacties, identificatieverplichting), waardoor de werkelijke aard en de herkomst van de geldbedragen kon worden verhuld;
- het was kennelijk niet de bedoeling dat het geld bij een officiële bancaire instelling zou worden afgeleverd. Verdachte heeft verklaard dat hij nog te horen zou krijgen waar het geld zou moeten afleveren;
- bij medeverdachte [medeverdachte] is een zogenaamde ‘token’, een biljet van € 5,- met een uniek serienummer aangetroffen, dat verdachte en anderen in staat stelde te verifiëren of het geldbedrag wel aan de juiste persoon werd overgedragen. Op de token die voor deze overdracht werd gebruikt stond “17-11” en “300k” geschreven, overeenkomend met de datum van 17 november en het bedrag van ongeveer € 300.000,- dat op deze dag door verdachte kort voor zijn aanhouding is overgedragen;
- het in het geheel niet bekend geworden omtrent een mogelijke legale herkomst van de geldbedragen; het aangetroffen geldbedrag kan blijkens voornoemde ICOV-gegevens niet verklaard worden uit de geregistreerde legale inkomsten van de verdachte of medeverdachte [medeverdachte] ;
-het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld.
Anders dan door de raadsman bepleit, is de rechtbank van oordeel dat voornoemde omstandigheden zonder meer het vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven rechtvaardigen.
Dat betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit blijkt dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft zich- vanaf het moment van zijn aanhouding tot het moment van de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak- beroepen op zijn zwijgrecht.
Verdachte heeft pas ter terechtzitting van 20 juni 2022 een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij van een persoon die hij op straat tegen was gekomen de opdracht had gekregen om een bigshopper met contant geld in ontvangst te nemen en dit geldbedrag vervolgens naar een adres in Rotterdam te brengen. Verdachte zou hiervoor € 500,- als vergoeding ontvangen. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij van zijn opdrachtgever een biljet van € 5,- meekreeg. Dit € 5,- biljet moest hij bij de overdracht van het geld laten zien. Verdachte heeft deze persoon gevraagd of het ging op het ophalen van drugs en niet bijvoorbeeld om drugs.
Daarnaast is niet duidelijk geworden wie zijn ‘opdrachtgever’ en diens entourage waren. Verdachte verklaart enkel dat hij de persoon, voor wie het geld moest ontvangen en weer overdragen,- vaag kende en toevallig op straat tegen was gekomen. Verdachte heeft geen naam van deze persoon willen noemen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven over herkomst van het geldbedrag. Dat betekent dat het openbaar ministerie niet gehouden was hiernaar onderzoek te doen. In dat oordeel betrekt de rechtbank de omstandigheid dat verdachte pas ter terechtzitting met deze verklaring is gekomen.
Dat brengt mee dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 292.510,-.
Met deze bewezenverklaring verwerpt de rechtbank het betoog van de raadsman dat sprake is van hawala-bankieren. Voor de volledigheid merkt de rechtbank daarover verder op dat het procesdossier hiervoor geen aanwijzingen bevat. Integendeel: het grote bedrag en het feit dat dit grote bedrag is overgedragen op een anonieme parkeerplaats in plaats van bij een klein bedrijf zijn contra-indicaties voor hawala-bankieren.
De overige tenlastegelegde geldbedragen.
Onder verdachte zijn op 17 november 2021 een iPhone X en een iPhone 8 in beslag genomen en uitgelezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze telefoontoestellen van hem waren.
De rechtbank stelt vast dat op twee foto’s waaraan de datum 4 november 2021 is gekoppeld een bankbiljet van € 5,00 is afgebeeld met daarop de handgeschreven tekst 4/11/2021 250K”. Op de andere foto zijn 14 bundels met bankbiljetten afgebeeld. Dit 5 euro biljet is een soortgelijk token als het token dat na de overdacht van de big shopper op 17 november 2021 bij medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen.
Ook ten aanzien van deze geldbedragen stelt de rechtbank vast dat deze niet zijn te koppelen aan een specifiek gronddelict. Voor het toe te passen beoordelingskader, verwijst de rechtbank naar wat zij daarover hiervoor heeft overwogen.
Ook hier geldt naar het oordeel van de rechtbank dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank een aantal grote contant geldbedragen voorhanden gehad, terwijl het fysieke bezit van grote bedragen in contanten ook hier veiligheidsrisico’s met zich brengt. Deze geldbedragen kunnen niet uit de geregistreerde legale inkomsten van verdachte worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden, bezien in het licht van de eerdere overdracht van de bigshopper met inhoud, het vermoeden van witwassen zonder meer rechtvaardigt.
Dat maakt dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit zou moeten volgen dat de geldbedragen niet van misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank niet gegeven. Zijn verklaring dat hij met grote stapels vals geld poseerde acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Ook acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de overige foto’s van de stapels grote contante geldbedragen door derden aan verdachte via chatgroepen zijn toegezonden. Ook deze verklaring is op geen enkele wijze onderbouwd.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven over herkomst van de geldbedragen. Dat betekent dat het openbaar ministerie niet gehouden was hiernaar onderzoek te doen. In dat oordeel betrekt de rechtbank de omstandigheid dat verdachte pas ter terechtzitting met deze verklaring is gekomen.
Dat betekent dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van ongeveer € 250.000,-. en het witwassen van andere grote geldbedragen. De rechtbank is op basis van de in het dossier aangetroffen foto’s en het inbeslaggenomen bedrag bij de transactie op 17 november 2021 van oordeel dat het totaalbedrag in ieder geval kan worden vastgesteld op ruim € 1.000.000,-.
Pleegperiode.
De rechtbank constateert aan de hand van de aan voornoemde foto’s gekoppelde data dat de bewezenverklaarde handelingen zich in de periode van 1 juni 2021 tot en met 17 november 2021 concentreren en zal daarom de bewezenverklaarde periode verkorten.
Gewoontewitwassen.
Uit het dossier volgt dat verdachte in de bewezenverklaarde periode meermalen in het bezit is geweest van grote geldbedragen. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een gewoonte, zijn - naast de duur van de periode en de frequentie van de gepleegde handeling - ook de omstandigheden waaronder verdachte de witwashandelingen heeft gepleegd, alsmede de intentie van verdachte bij een en ander, van belang. Uit hetgeen hierboven is weergegeven volgt dat verdachte op 4 november 2021 en 17 november 2021 geldbedragen van respectievelijk ongeveer € 250.000 en € 292.510,- voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft verdachte, blijkens de afbeeldingen die in zijn telefoon zijn aangetroffen,- op 18 juni 2021, 20 juli 2021, 18 september 2021, 25 oktober 2021, 3 november 2021 en 8 november 2021 grote stapels contante geldbedragen in bezit gehad.
Het betroffen dus steeds forse geldbedragen die verdachte in zijn bezit had en/of heeft overgedragen/ontvangen. Daarbij werd bij een aantal “transacties” gebruik gemaakt van tokens; een veelgebruikte vorm van ‘legitimatie’ binnen het criminele milieu.
Ook hield verdachte een administratie bij op zijn iPhone 8.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen.
Partiële vrijspraak witwassen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het geldbedrag van € 690,- zijn eigen geld betreft, bestemd voor zijn dagelijkse uitgaven. De rechtbank stelt vast dat dit geldbedrag in de portemonnee van verdachte is aangetroffen, een (relatief) geringe omvang heeft en er geen apart onderzoek is gedaan naar de herkomst van het geldbedrag. De rechtbank zal verdachte hierom - in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de raadsman - partieel vrijspreken van het witwassen van het bedrag van € 690-,-.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte de Seat Ateca- alsmede de voor dit voertuig betaalde verzekeringspremies- heeft verworven/voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf. Uit het procesdossier is niet is gebleken wat de aankoopwaarde van het voertuig is en of verdachte degene is die dit voertuig heeft aangekocht. Tevens is niet gebleken op welke wijze dit voertuig is overgedragen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van hetgeen onder het vierde gedachtestreepje is ten laste gelegd.
Ten aanzien van parketnummer 71.076692.22:
(bewijsmiddelen worden niet gepubliceerd)

Nadere bewijsoverwegingen.

Algemeen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat andere onbekend gebleven personen gebruik hebben gemaakt van zijn telefoon, waarbij die anderen voornoemde chatberichten zouden hebben verstuurd, volstrekt ongeloofwaardig en gaat hier aan voorbij. Meerdere chatgesprekken worden namelijk niet op één kort moment gevoerd, maar betreffen vele berichten die over een periode van meerdere dagen worden uitgewisseld. Ook staat nergens in de gesprekken dat er een telefoon van een derde is geleend en dat er daarom vanuit een ander account contact wordt opgenomen met de gesprekspartner, hetgeen wel in de rede ligt als de telefoon van verdachte door derden zou zijn geleend. Zeker nu er wordt gesproken over allerlei zaken die vertrouwelijk moeten blijven zoals wapens, drugs en de overdracht van cash geld.
De berichten zijn naar het oordeel van de rechtbank door verdachte via de app Signal onder de naam “ [Alias verdachte] ” en via Snapchat onder de naam “ [Alias verdachte] ” verstuurd.
Feit 1: Handel in cocaïne
In de chatgesprekken die door verdachte zijn gevoerd wordt gebruik gemaakt van ‘versluierd’ taalgebruik. Er wordt gesproken over getallen in relatie tot spullen of goederen. Verdachte spreekt in dit kader veelvuldig af om deze goederen te kopen, verkopen, leveren en vervoeren. De zaken waarover wordt gesproken worden aangeduid met woorden zoals “colo”, “boli” “pap” en “sannie” . In het licht van de geschetste duiding van begrippen en context zoals door de verbalisanten gerelateerd, staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook vast dat in de chatgesprekken wordt gesproken over cocaïne en dat met de getallen geldbedragen en/of hoeveelheden (in aantallen of kilogrammen) worden bedoeld.
Op basis van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte niet alleen als tussenpersoon heeft gehandeld met betrekking tot de levering van harddrugs, maar dat hij ook daadwerkelijk fysiek deze harddrugs voorhanden heeft gehad en heeft verhandeld. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen betrokken is bij de handel in grote hoeveelheden cocaïne, waarbij zijn gedragingen onder meer bestonden uit het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van die drugs.
Feit 2:Voorbereidingshandelingen tot handel in cocaïne.
De rol van verdachte bij de voorbereiding van de invoer en het vervoer van de partij cocaïne komt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk naar voren uit voornoemde chatberichten.
Uit de chats blijkt dat dat er screenshots van containergegevens worden gestuurd en dat er onder meer wordt gesproken over “uithaal” en “koelie”. De rechtbank is van oordeel dat deze begrippen onmiskenbaar betrekking hebben op voorbereidingshandelingen die gericht zijn op het vervoer en invoer van de partij cocaïne per schip naar een haven in Nederland.
De rechtbank acht bewezen dat deze voorbereidingshandelingen ten aanzien van de partij cocaïne gericht waren op de invoer en vervoer en het vervolgens verstrekken en/of afleveren van deze partij cocaïne.
Uit de berichten blijkt dat verdachte samenwerkte met anderen bij de voorbereidingen voor de invoer en het vervoer van de cocaïne. De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3: Voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III.
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte vijf vuurwapens van het merk Glock voorhanden heeft gehad. De verklaring van verdachte dat de foto’s van de vuurwapens via chatgroepen in zijn telefoon zouden zijn gekomen acht de rechtbank niet geloofwaardig. Tezamen en in onderling verband en samenhang bezien met het als bewijsmiddel opgenomen Snapchatgesprek is de rechtbank van oordeel dat verdachte op enig moment in de tenlastegelegde periode vijf vuurwapens van het merk Glock in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank acht het onder feit 3 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Pleegperiode.
De rechtbank constateert dat de bewezenverklaarde handelingen zich in de periode van 1 mei 2021 tot en met 17 november 2021 concentreren en zal daarom de bewezenverklaarde periode verkorten.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 71.311715.21:
1.
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2021 tot en met 17 november 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, voorwerpen, te weten- op 4 november 2021 een geldbedrag van in totaal ongeveer € 250.000 en- op 17 november 2021 een geldbedrag van in totaal € 292.510;- meer grote geldbedragenheeft verworven en/of voorhanden gehad terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders daarvan een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 71.076692.22:
1.
op tijdststippen in de periode van 1 mei 2021 tot en met 17 november 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, meerdere blokken van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
2.
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2021 tot en met 17 november 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne voor te bereiden en/of te bevorderen,
-zich en/of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-gelden voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten dat zij bestemd was/waren tot het plegen van die feiten, hebbende verdachte en/of een of meer van verdachtes mededader(s)
- foto’s van meerdere blokken cocaïne via zijn, verdachtes, telefoon op verzoek ontvangen en/of
- gecommuniceerd over de kwaliteit en/of prijzen van meerdere hoeveelheden cocaïne en/of het afhalen en/of het afleveren daarvan en/of de handel daarin en/of
- gecommuniceerd over het afhalen en/of het afgeven en/of het aannemen van (grote hoeveelheden) geld en/of (grote hoeveelheden) geld daadwerkelijk afgehaald en/of afgegeven en/of aangenomen en/of
- gecommuniceerd over de aankomst van containers met hoeveelheden cocaïne in havens en/of
- zogenaamde uithalers geregeld en/of laten regelen, en/of
- informatie opgevraagd en/of verkregen over zeecontainers en/of de aankomst van zeecontainers in havens;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2021 tot en met 17 november 2021 in Nederland, wapens van categorie III, te weten:
- vuurwapens van het merk Glock voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat aan verdachte wordt opgelegd
een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een geldboete ter hoogte van € 40.000,-. Daarnaast vordert de officier van justitie de verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 292.510,- (item 1 op de beslaglijst)de Seat Ateca, de iPhone X (item 4 op de beslaglijst) en de iPhone 8 (item 6 op de beslaglijst).
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman meent dat aan verdachte een gevangenisstraf kan worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht nu het accent dient te liggen op resocialisatie van verdachte. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen geldboete op te leggen aangezien verdachte over onvoldoende draagkracht beschikt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van witwassen van grote geldbedragen en hiervan een gewoonte gemaakt. Witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan handel in cocaïne en voorbereiding/bevordering van invoer en vervoer van cocaïne. Met de internationale handel in harddrugs wordt veel criminele winst behaald. Het op de markt brengen van cocaïne vormt daarnaast een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en veroorzaakt veel maatschappelijke ellende. Cocaïne leidt tot verslaving met alle gevolgen van dien voor de verslaafde en een aanzienlijk deel van de cocaïneverslaafden pleegt vermogensdelicten om in deze verslaving te kunnen voorzien. Dergelijke (internationale) handel in cocaïne is ook in handen van grote georganiseerde criminele verbanden die hun belangen verdedigen met intimidatie en geweld. De enorme winsten die behaald worden met de (internationale) handel in cocaïne en andere harddrugs leidt tot ondermijnende criminaliteit en ontwricht de samenleving. Niet alleen de samenleving van de landen waar de cocaïne wordt geproduceerd, maar ook die van Nederland.
Tot slot heeft verdachte vijf vuurwapens van het merk Glock voorhanden gehad.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Om die reden moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt een vier ernstige strafbare feiten en rekent dit verdachte aan. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte- met zijn jeugdige leeftijd- al een professionele speler lijkt te zijn binnen het criminele circuit.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de LOVS
oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ten aanzien van het witwassen zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor fraudedelicten. Bij een benadelingsbedrag van meer dan 1.000.000 euro geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden. Het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van één vuurwapen is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Ook voor de handel in harddrugs geldt als uitgangpunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft op het strafblad van verdachte gezien dat hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Het strafblad heeft om die reden geen strafverzwarend effect.
De rechtbank is gelet op de ernst van de feiten en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie gevorderd, aan verdachte geen geldboete opleggen. In dat oordeel betrekt de rechtbank dat onvoldoende bekend is over de draagkracht van verdachte en de verdiensten van verdachte met het bewezenverklaarde feit.
Ten slotte zal de rechtbank het geldbedrag van € 292.510,- en de iPhone X verbeurd verklaren. Dat geldt ook voor een aantal andere goederen die in het dictum zijn genoemd. Dit zijn namelijk voorwerpen met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen behoorden ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toe.
De rechtbank zal een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles afwegend acht de rechtbank uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden op zijn plaats.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte dan wel aan de redelijkerwijs rechthebbende personen nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van parketnummer 71.311715.21:

medeplegen van een gewoonte maken van het plegen van witwassen

ten aanzien van parketnummer 71.076692.22:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, het zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
3.

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen:
t.a.v. 71-311715-21 feit 1, 71-076692-22 feit 1, feit 2, feit 3:
een gevangenisstraf voor de duur van
48 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
geld, € 292.510,-;
1. GSM: iPhone X
1. Tas pl2600-2021052057-1174508;
1. Tas pl2600-2021052057-1174509;
1. kartonnen doos pl26002021052057-1174510;
1. sealbag pl2600-2021052057-1174514;
1. sealbag pl2600-2021052057-1174515;
1. sealbag pl2600-2021052057-1174517;
1. sealbag pl2600-2021052057-1174519.
teruggave inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
geld, € 690,-, aan verdachte;
1. Personenauto; (Seat Ateca met kenteken [kenteken] )
1. GSM; Samsung
1. GSM, iPhone 8
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Donkersloot, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 04 juli 2022.

Voetnoten

1.Overeenkomstig: Gerechtshof Amsterdam 11 januari 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481.