ECLI:NL:RBOBR:2022:3517

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
9556031
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst paard wegens non-conformiteit en dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de koop van een paard, genaamd Bizon. [eiseres] had het paard gekocht van [gedaagde], die zich bezighoudt met de verkoop en training van dressuurpaarden. Na de aankoop bleek het paard te lijden aan patella-fixatie, een aandoening die het paard belemmerde in zijn functioneren. [eiseres] stelde dat [gedaagde] haar mededelingsplicht had geschonden door deze aandoening niet te vermelden voor de koop. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat zij bekend was met het gebrek en dit niet had gemeld. Hierdoor was [eiseres] gerechtigd de koopovereenkomst te ontbinden. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom van € 15.000,00, alsook tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, die onder andere bestond uit kosten voor dierenarts en stalling. Daarnaast zijn er buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De tegenvorderingen van [gedaagde] zijn afgewezen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingslocatie Eindhoven
Zaaknummer : 9556031
Rolnummer : 21-7198
Uitspraakdatum: 11 augustus 2022
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. C.J.M. Bongers,
t e g e n :
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 december 2021 en de daarin genoemde processtukken;
  • het schriftelijk verweer van [eiseres] tegen de tegenvordering van [gedaagde]
  • de akte overlegging producties 31 t/m 36 tevens akte wijziging van eis van [eiseres] ;
  • de akte overlegging producties 37 en 38 van [eiseres] ;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 17 juni 2022 met aangehecht de spreekaantekeningen van [eiseres] en van [gedaagde] .
1.2.
Daarna is de datum van het vonnis nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] houdt zich bedrijfsmatig op internationaal niveau bezig met het opleiden en trainen van dressuurpaarden. In dat verband koopt en verkoopt zij af en toe paarden.
2.2.
[eiseres] zocht voor haar dochter een paard om hobbymatig deel te nemen aan de dressuursport. Zij was geïnteresseerd in het paard Iwan, roepnaam Bizon (hierna: het paard), dat door [gedaagde] te koop werd aangeboden.
2.3.
Tijdens de aankoopkeuring in oktober 2020 bleek dat het paard een peesblessure had. Partijen spraken af dat het paard bij [gedaagde] zou herstellen en dat [eiseres] het paard daarna zou kopen als alles röntgenologisch in orde was. Op 11 februari 2021 vond de koop en levering plaats. De koopovereenkomst vermeldt het volgende (productie 7 bij dagvaarding):
“(…)7. Koper verklaart het onder artikel 1 beschreven dier te kopen met de volgende
bedoeling: dressuur
Verkoper verklaart kennis te hebben genomen van de hierboven omschreven
bedoeling van de koper en verklaart dat het onder artikel 1 beschreven dier hiervoor
zowel qua gezondheid als karakter geschikt is.
(…)9. Verkoper verklaart door ondertekening van deze overeenkomst dat het onder artikel 1 beschreven dier niet lijdt aan (stal)gebreken of afwijkende gedragseigenschappen als dusdanig bij verkoper bekend.
10. Verkoper is verplicht alles mede te delen met betrekking tot het onder artikel 1
genoemde dier wat voor koper van belang kan zijn om dwaling of non-conformiteit
te voorkomen. Koper geeft invulling aan zijn onderzoeksplicht door het laten uitvoeren van een keuring door een bevoegd dierenarts. En het meermaals onder het zadel uitproberen van het paard.
11. Zoals bekend en besproken heeft het paard een lichte blessure opgelopen. Deze is
behandeld en positief voor de verkoop bevonden door de behandelend
dierenartspraktijk te Venlo.
Op het advies van de behandelend dierenarts de komende 6 weken opbouwen naar
zijn oude nivo. Met inachtneming van een goed management rondom training en
verzorging.”
2.4.
Op 19 februari 2021 heeft [eiseres] per WhatsApp aan [gedaagde] medegedeeld (productie 10 bij dagvaarding):
“(…) Ik moet je wat vragen. Is het jou opgevallen dat wanneer Bizon in zijn stal staat, en je duwt hem om dat zijn linker achterbeen op slot staat? Rechts achter heeft hij het ook, maar in mindere mate. (…)”.
Hierop heeft [gedaagde] diezelfde dag gereageerd (productie 10 bij dagvaarding):
“(…) Hoi. Ja dat doet ie soms.. toen hij wat meer training had en buiten stond was dit stuk minder.. dat zijn iets slappe kniebanden. Kan verder geen kwaad. Had dat donderdag nog willen zeggen maar in alle stress vergeten. Klinisch waren daar
geen opmerkingen over.”
2.5.
In mei 2021 heeft [eiseres] contact opgenomen met de heer dr. [A] , dierenarts van
Dierenartsenpraktijk Bodegraven, die heeft geconcludeerd dat het paard patella-fixatie heeft aan beide achterbenen en ter behandeling twee operaties heeft geadviseerd.
2.6.
Bij brief van 9 juni 2021 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om tot herstel over te gaan en daartoe eerst een herstelplan te overleggen. [gedaagde] heeft aangeboden het paard zelf 4 tot 5 weken te trainen onder de voorwaarde dat zij een recente video ontvangt waarop te zien is hoe het paard gereden wordt. Er is tot op heden geen herstel uitgevoerd.
2.7.
Partijen hebben ook gesproken over het terugnemen van het paard door [gedaagde] tegen (gedeeltelijke) terugbetaling van de koopsom. Hiervoor heeft [gedaagde] op 27 augustus 2021 het pension bezocht waar het paard toen gestald was. Partijen zijn niet tot afspraken gekomen.
3. De vordering en het verweer in conventie ( = m.b.t. de vorderingen van [eiseres] )
3.1.
[eiseres] heeft, na vermeerdering van eis, de volgende vorderingen ingesteld:
primair
A. een verklaring voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst per datum dagvaarding rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd althans deze te vernietigen wegens dwaling;
subsidiair
B. een verklaring voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst per datum dagvaarding rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden althans deze te ontbinden wegens non-conformiteit;
primair en subsidiair
C. veroordeling van [gedaagde] om binnen 7 dagen te betalen € 15.000,00 als restitutie van de door [eiseres] voor het paard Bizon betaalde koopsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim althans een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening;
D. te gebieden dat [gedaagde] binnen 7 dagen na restitutie van de koopsom vermeerderd met de wettelijke rente, het paard bij [eiseres] zal ophalen en weer in bezit zal nemen, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag(deel) dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan dwangsom;
E. veroordeling van [gedaagde] om binnen 7 dagen te betalen € 5.692,62 + PM, als vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim althans een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening;
F. veroordeling van [gedaagde] om de buitengerechtelijke incassokosten ad € 981,93, althans een in goede justitie te bepalen bedrag te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 7 dagen zijn voldaan;
G. veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, beslagkosten en het nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 7 dagen zijn voldaan;
H. uitvoerbaar-bij-voorraad-verklaring van het vonnis.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [eiseres] , samengevat, het volgende ten grondslag.
Partijen hebben een consumentenkoop zoals bedoeld in artikel 7:5 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gesloten. [gedaagde] heeft het paard verkocht als zijnde geschikt om mee deel te nemen aan dressuurwedstrijden. Dit heeft [gedaagde] in artikel 7 van de koopovereenkomst gegarandeerd. Doordat het paard lijdt aan patella-fixatie (knie die "op slot" staat) is het niet geschikt voor de dressuursport. [gedaagde] heeft in strijd met artikel 9 en 10 van de koopovereenkomst gehandeld, omdat zij bekend was met het gebrek en dit niet voorafgaand aan de koop heeft medegedeeld. [eiseres] heeft gedwaald bij de aankoop omdat zij bij bekendheid met dit gebrek het paard niet althans niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gekocht. Het gebrek heeft zich al binnen zes maanden na aflevering geopenbaard en herstel van dit gebrek is onmogelijk. Het paard is al 8 jaar oud. De door dierenartsen geadviseerde operaties of het trainen van het paard geven geen garantie op volledig herstel en voldoen daarmee niet aan artikel 7:21 lid 3 BW. Voor zover herstel wel mogelijk zou zijn, geldt dat [gedaagde] daartoe meermaals in de gelegenheid is gesteld maar tot op heden geen concreet voorstel tot herstel heeft gedaan. Zij verkeert in verzuim, zodat [eiseres] gerechtigd is de koopovereenkomst te ontbinden. In dat geval is [gedaagde] ook gehouden de schade te vergoeden die [eiseres] heeft geleden doordat ontbinding in plaats van nakoming plaatsvindt. Voor zover er sprake is van dwaling is [gedaagde] ongerechtvaardigd verrijkt, omdat [eiseres] stallings-, verzorgings- en veterinaire kosten heeft gemaakt. Naast terugbetaling van de koopsom dienen ook deze kosten door [gedaagde] te worden vergoed, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] voert, samengevat, het volgende verweer.
Zij heeft het paard gekocht toen het bijna vijf jaar oud was. Het paard liep achter in ontwikkeling en bespiering en liet soms patella-fixatie zien. Door de periode van herstel vanwege de peesblessure en de weersomstandigheden heeft het paard vlak voor de koop door [eiseres] veel op stal gestaan waardoor spiermassa verloren is gegaan. Twee dagen voor de koop door [eiseres] heeft [gedaagde] een enkele keer gezien dat de knieën op slot stonden. Bij de uitgebreide klinische keuring is hierover echter niets bijzonders opgemerkt. Het paard beschikt over alle eigenschappen waarvoor het gekocht is. [gedaagde] is zelf met het paard op dressuurwedstrijd geweest. [eiseres] is tekortgeschoten in haar verplichting uit artikel 11 van de koopovereenkomst om het paard met inachtneming van management, training en verzorging terug te brengen op het oude niveau, waardoor het probleem aan de knieën weer is ontstaan. Daarnaast heeft [eiseres] nagelaten een klinische keuring te laten uitvoeren. Voor het opstellen van een herstelplan heeft [eiseres] niet de benodigde informatie verstrekt. [gedaagde] was bereid het paard terug te nemen onder de voorwaarde dat hij in dezelfde staat als bij aankoop was. [eiseres] heeft geen recente video toegestuurd of het paard onder het zadel laten zien in het bijzijn van [gedaagde] ; daardoor is het niet tot een oplossing gekomen. Aldus [gedaagde] .
4. De vordering en het verweer in reconventie (= m.b.t. de tegenvorderingen van [gedaagde] )
4.1.
[gedaagde] heeft de volgende tegenvorderingen ingesteld:
A. veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 959,06;
B. veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 281,00.
4.2.
Aan deze vorderingen legt [gedaagde] , samengevat, het volgende ten grondslag.
Zij vordert € 959,06 omdat zij uitvoerig heeft moeten corresponderen over deze zaak per app, telefoon en e-mail. Daarnaast maakt zij aanspraak op vergoeding van reiskosten ad
€ 81,00 die zij heeft moeten maken om op 27 augustus 2021 het paard te bezoeken. Omdat [eiseres] het paard niet onder het zadel wilde laten zien, bleek het bezoek zinloos. Voor deze afspraak heeft [gedaagde] een les/instructie moeten afzeggen waarvoor zij een vergoeding vordert van € 200,00.
4.3.
[eiseres] voert, samengevat, het volgende verweer.
Omdat sprake is van non-conformiteit en dwaling is het juist [gedaagde] die een schadevergoeding aan [eiseres] verschuldigd is. Dat er geprobeerd is het geschil buitengerechtelijk op te lossen, maakt niet dat er een verplichting is voor [eiseres] om eventuele kosten hiervoor aan de zijde van [gedaagde] te vergoeden. Er is niet afgesproken dat het paard tijdens de afspraak onder het zadel zou worden getoond. Het stond [gedaagde] vrij het paard zelf te berijden, maar dat heeft zij geweigerd. [eiseres] betwist dat er een instructie was die niet verplaatst kon worden en dat de kosten € 200,00 waren. De reisafstand is retour slechts 119,8 kilometer en bij toewijzing van een vergoeding moet worden uitgegaan van een lager bedrag per kilometer namelijk € 0,19. Aldus [eiseres] .

5.De beoordeling

in conventie (= m.b.t. de vorderingen van [eiseres] )
5.1.
De overeenkomst tussen partijen betreft een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW, omdat [gedaagde] bij de koopovereenkomst handelde als professioneel verkoper en [eiseres] een natuurlijk persoon is die handelde als consument.
Tekortkoming?
5.2.
De kantonrechter ziet aanleiding eerst de subsidiaire grondslag van de vorderingen te bespreken. [eiseres] stelt in dat verband dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst doordat zij haar verplichtingen uit artikel 9 en 10 van de overeenkomst niet is nagekomen (zie dagvaarding punt 69 en 70 en spreekaantekeningen punt 4) en doordat zij een paard heeft verkocht en geleverd dat niet beschikt over de eigenschappen die zij ( [eiseres] ) mocht verwachten ("non-conformiteit"). [gedaagde] heeft de artikelen 9 en 10 van de overeenkomst geschonden omdat zij bekend was met het gebrek, de patella-fixatie, en dit niet vóór de koop aan [eiseres] heeft medegedeeld terwijl zij op grond van voornoemde artikelen daar wel toe gehouden was, aldus [eiseres] .
5.3.
Deze grondslag slaagt en bij dat oordeel zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Artikel 9 van de koopovereenkomst houdt in, dat [gedaagde] door ondertekening daarvan verklaart dat het paard niet lijdt aan (stal)gebreken of afwijkende gedragseigenschappen als zodanig bij haar bekend. Artikel 10 bepaalt dat [gedaagde] verplicht is alles mede te delen met betrekking tot het paard wat voor [eiseres] van belang kan zijn om dwaling of non-conformiteit te voorkomen.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat zij wist dat het paard behept was met het gebrek patella- fixatie en dat zij dat voorafgaand aan de koop niet aan [eiseres] heeft meegedeeld. Nadat [eiseres] kort na de levering per WhatsApp aan [gedaagde] had laten weten dat de knieën van het paard op slot stonden, heeft [gedaagde] erkend dat zij dit twee dagen vóór de verkoop aan [eiseres] bij het paard heeft gezien, maar is vergeten dit te melden (zie punt 2.4. van dit vonnis, productie 10 bij dagvaarding). Ook in deze procedure is het standpunt van [gedaagde] in de kern, dat de knieën van het paard wel eens op slot stonden, maar dat dit zich voordeed op het moment dat het paard ongetraind was. Wat van dit laatste ook zij, hiermee staat tussen partijen vast dat [gedaagde] ermee bekend was dat het paard aan patella-fixatie lijdt en dat zij dit niet voorafgaand aan de koop aan [eiseres] heeft medegedeeld. Daarmee is zij in ieder geval in de nakoming van de artikelen 9 en 10 van de koopovereenkomst tekortgeschoten.
5.4.
Bij die beoordeling is niet van belang of patella-fixatie een tijdelijk gebrek is dat wordt veroorzaakt doordat het paard niet of te weinig getraind is en evenmin of [eiseres] onvoldoende onderzoek heeft uitgevoerd wegens het ontbreken van een klinische keuring. Voor zover dit al juist zou zijn, neemt dat niet weg dat [gedaagde] haar verplichtingen uit de koopovereenkomst, te weten het melden van bij haar bekende gebreken, niet is nagekomen. [gedaagde] had, nu zij met het gebrek bekend was, een mededelingsplicht die voorgaat op de onderzoeksplicht van [eiseres] .
5.5.
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verplichtingen de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Niet is gesteld of gebleken dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Voorzover [gedaagde] heeft willen betogen dat er geen tekortkoming is of dat deze slechts van geringe betekenis zou zijn, wordt dat verweer verworpen. Uit de verklaring van dierenarts dr. [B] (aanvullende productie 37) blijkt dat het om een prestatie-beïnvloedende eigenschap gaat waarvan het paard motorisch hinder kan gaan ondervinden zoals instabiliteit en disbalans. [gedaagde] heeft het paard naar eigen zeggen ongeveer drie jaar in bezit gehad en kennelijk is het haar in al die jaren niet gelukt het paard zodanig te trainen dat de patella-fixatie (definitief) is hersteld. [gedaagde] heeft immers zelf verklaard, dat de patella-fixatie zich nog kort voor levering van het paard aan [eiseres] had voorgedaan en [eiseres] heeft onweersproken gesteld (dagvaarding punt 34) dat de patella-fixatie zich ook voordeed in een periode waarin het paard volop werd bereden en getraind (begin april 2021).
Omdat de tekortkoming niet van geringe betekenis is en er geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld, was [eiseres] in beginsel gerechtigd de koopovereenkomst te ontbinden.
5.6.
Het tweede lid van artikel 6:265 BW bepaalt dat de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is. [eiseres] heeft [gedaagde] meermaals schriftelijk in de gelegenheid gesteld om tot herstel over te gaan en een herstelplan op te stellen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat het slechts om een tijdelijk gebrek gaat dat verholpen kan worden door het paard te trainen. Voor zover [gedaagde] al gevolgd kan worden in haar stelling dat het een tijdelijk gebrek betreft, geldt het volgende. Uit de eerder al genoemde verklaring van dierenarts dr. [B] blijkt dat training (zeer waarschijnlijk) niet tot volledig herstel zal leiden, omdat het paard al acht jaar oud is en voldoende getraind is (aanvullende productie 37). Deze verklaring wordt bevestigd door het feit dat [gedaagde] in de tijd dat zij het paard in eigendom had, het paard steeds heeft getraind en van de door haar aanbevolen voeding voorzien; desondanks is de patella-fixatie niet (definitief) verdwenen. Voorzover [gedaagde] meent, dat (definitief) herstel mogelijk was had het op haar weg gelegen om met een door een dierenarts onderschreven herstelplan of -aanbod te komen om het probleem op te lossen. Dat heeft zij nagelaten.
Onder die omstandigheden heeft [gedaagde] geen herstel aangeboden, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld. Hieruit volgt dat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren en het beroep op ontbinding van de koopovereenkomst slaagt.
5.7.
Volgens artikel 6:267 BW vindt ontbinding plaats door een schriftelijke verklaring van de daartoe gerechtigde. Een dergelijke verklaring kan ook in een dagvaarding zijn opgenomen (MvA II, Parl. Gesch. BW Boek 6, p. 1017), zoals hier het geval is (punt 85 dagvaarding). Dit betekent dat de koopovereenkomst per datum dagvaarding (4 november 2021) is ontbonden. Een ontbinding bevrijdt partijen van de daardoor getroffen verbintenissen en voor zover deze al zijn nagekomen, ontstaat op de voet van artikel 6:271 BW een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties. Dat betekent dat [eiseres] het paard moet teruggeven aan [gedaagde] . Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat er naast de patella-fixatie (ook nog) iets anders met het paard aan de hand is (onvoldoende "management"/training/verzorging door [eiseres] ) waardoor het niet in dezelfde staat kan worden teruggegeven, wordt dat verweer gepasseerd omdat het niet is toegelicht of onderbouwd. [gedaagde] heeft op dit punt te weinig gesteld. Op haar beurt zal [gedaagde] de koopsom van € 15.000,00 aan [eiseres] moeten terugbetalen. De zowel primaire als subsidiaire vordering tot veroordeling van [gedaagde] tot terugbetaling van de koopsom zal worden toegewezen.
Als prikkel tot nakoming van de verplichting voor [gedaagde] om het paard op te halen bij [eiseres] is de gevorderde dwangsom eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat aan de te verbeuren dwangsommen een maximum zal worden verbonden.
5.8.
Met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. De wettelijke rente over de koopsom is pas verschuldigd als de schuldenaar in verzuim is met terugbetaling van deze koopsom. De schuldenaar is in verzuim wanneer hij in gebreke is gesteld door middel van een schriftelijke aanmaning, waarbij een redelijke termijn voor nakoming is gegeven, en nakoming binnen deze termijn is uitgebleven. Aangezien niet eerder dan bij dagvaarding de verklaring tot ontbinding van de koopovereenkomst is geuit, is [gedaagde] nog niet voor terugbetaling van die koopsom in gebreke gesteld. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum dat [gedaagde] daarmee in verzuim komt te verkeren.
5.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de primair aangevoerde grondslag (dwaling) geen beoordeling meer behoeft. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat ook het primaire beroep op dwaling zou slagen, omdat voldoende aannemelijk is dat [eiseres] het paard niet, althans niet op dezelfde voorwaarden, zou hebben gekocht indien zij bekend zou zijn geweest met de patella-fixatie. Dit kan mede worden afgeleid uit het gegeven dat [eiseres] ook na ontdekking van de peesblessure eerst het herstel daarvan heeft willen afwachten alvorens zij, na nader onderzoek, tot koop wilde overgaan. Een geslaagd beroep op dwaling zou tot vernietiging van de koopovereenkomst leiden, wat ook dan voor Maerten met zich zou brengen dat zij het paard terug had moeten nemen en aan [eiseres] de koopsom terug had moeten betalen.
Schadevergoeding
5.10.
[eiseres] vordert vergoeding van enkele schadeposten, zoals kosten voor aankoopkeuringen, de dierenarts, de hoefsmid en stalling van het paard (punt 100 dagvaarding en punt 2 akte wijziging eis). In totaal gaat het om € 5.692,62 + PM.
5.11.
Artikel 6:277 BW bepaalt dat de partij, wiens tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht is haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt. Doordat de tekortkoming van [gedaagde] hier een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, is zij tot vergoeding van de schade die [eiseres] daardoor lijdt gehouden. [gedaagde] heeft niet de schadeposten
an sichof de hoogte ervan weersproken. De gevorderde schadevergoeding zal worden toegewezen evenals de wettelijke rente daarover vanaf de datum dat [gedaagde] in verzuim verkeert.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.12.
[eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 981,93. Zij heeft voldoende gesteld dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met het tarief volgens het landelijk geldende Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten en zal daarom worden toegewezen.
5.13.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten is slechts toewijsbaar vanaf de dag waarop deze kosten zijn voldaan. Omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten al daadwerkelijk door [eiseres] zijn betaald, wordt de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
Beslagkosten
5.14.
Hoewel in het petitum van de dagvaarding genoemd, heeft [eiseres] over beslagkosten in het lichaam van de dagvaarding niets gesteld en hiervan blijkt ook niet uit de producties. Daarom wordt deze vordering afgewezen.
Proceskosten en nakosten
5.15.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] die worden vastgesteld zoals hierna vermeld. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat [gedaagde] schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.
5.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
in reconventie (= m.b.t. de tegenvorderingen van [gedaagde] )
A. Kosten correspondentie
5.17.
[gedaagde] vordert € 959,06, omdat zij kosten heeft gemaakt om met [eiseres] te corresponderen over deze zaak per app, telefoon en e-mail.
5.18.
De vordering wordt afgewezen, omdat [gedaagde] daarvoor geen grondslag heeft gesteld, dat wil zeggen geen deugdelijke reden heeft genoemd waarom deze kosten voor rekening van [eiseres] zouden moeten komen. Er bestaat geen verplichting voor [eiseres] om door [gedaagde] gemaakte kosten te vergoeden die voortvloeien uit buitengerechtelijke correspondentie, omdat in dit geval deze correspondentie het gevolg is van de tekortkoming van [gedaagde] . Overigens heeft [gedaagde] haar tegenvordering op dit punt op geen enkele wijze onderbouwd. Daarom zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
B. Reiskosten en kosten instructie
5.19.
[gedaagde] vordert een vergoeding voor door haar gemaakte reiskosten van € 81,00 in verband met het bezoek op 27 augustus 2021 en voor een les/instructie tegen een vergoeding van € 200,00 die zij vanwege dit bezoek heeft moeten afzeggen.
5.20.
Voor deze kosten geldt mutatis mutandis hetzelfde als voor de kosten van buitengerechtelijke correspondentie, zodat ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
5.21.
Omdat de tegenvordering integraal wordt afgewezen is [gedaagde] de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , begroot zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie (= m.b.t. de vordering van [eiseres] )
6.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] de op of omstreeks 11 februari 2021 ter zake het paard Bizon gesloten koopovereenkomst met [gedaagde] per datum dagvaarding (4 november 2021) rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen een termijn van zeven dagen na dit vonnis tegen voldoende bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 15.000,00, zijnde de restitutie van de door [eiseres] voor het paard Bizon betaalde koopsom, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis, indien [gedaagde] in gebreke blijft met betaling van genoemd bedrag;
6.3.
gebiedt [gedaagde] om binnen zeven dagen na restitutie aan [eiseres] van de door [eiseres] voor het paard Bizon betaalde koopsom van € 15.000,00, vermeerderd met de verschuldigde rente als hierboven weergegeven, het paard bij [eiseres] op te halen en weer in bezit te nemen, op straffe van een door [gedaagde] te verbeuren dwangsom van € 2.500,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft om aan dit gebod te voldoen, met dien verstande dat aan dwangsommen maximaal een bedrag van € 50.000,00 zal worden verbeurd;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis tegen voldoende bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 5.692,62, vermeerderd met de eventuele na 31 oktober 2021 gemaakte stallingskosten, zijnde de vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is geleden tot de dag der voldoening;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 981,83 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien dit bedrag niet binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis (volledig) aan [eiseres] is voldaan;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot vandaag vastgesteld op € 121,39 aan dagvaardingskosten, € 507,00 aan griffierecht en € 932,50 aan salaris voor de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag nadat [gedaagde] schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand tot de dag der voldoening;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 124,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast) te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de 15e dag nadat [gedaagde] schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand tot de dag der voldoening;
6.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie (= m.b.t. de tegenvorderingen van [gedaagde] )
6.10.
wijst de vorderingen af;
6.11.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot vandaag vastgesteld op € 124,00 aan salaris voor de gemachtigde;
6.12.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 11 augustus 2022.