ECLI:NL:RBOBR:2022:343

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
01/081343-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door therapeut met cliënt in behandelrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een therapeut die ontucht heeft gepleegd met een cliënt. De verdachte, werkzaam als lichaamsgericht therapeut, werd beschuldigd van meermalen ontuchtige handelingen met een cliënt die zich in een kwetsbare positie bevond. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een behandelrelatie tussen de verdachte en het slachtoffer, die zich als cliënt aan de hulp van de verdachte had toevertrouwd. De verdachte heeft gedurende de behandelrelatie seksuele handelingen verricht, wat in strijd is met de professionele normen en de wet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn positie als therapeut heeft misbruikt en dat er sprake was van psychisch overwicht, waardoor het slachtoffer niet in staat was om op een gelijkwaardige manier 'nee' te zeggen tegen de seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte ontzet uit het recht om als hulpverlener in de maatschappelijke zorg te werken voor de duur van 4 jaren. Het slachtoffer heeft recht op schadevergoeding, die door de rechtbank is vastgesteld op 7.500 euro voor immateriële schade en 737,26 euro voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.081343.21
Datum uitspraak: 08 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1952,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 december 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van (omstreeks) 1 mei 2019 tot en met 31 maart 2020 te ’s-Hertogenbosch, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in elk geval in Nederland,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (te weten als (lichaamsgericht) therapeut en/of (lichaamsgerichte) coach) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd immers heeft hij, verdachte, één of meermalen (telkens)
- die [slachtoffer] een massage gegeven en/of
- die [slachtoffer] een knuffel gegeven en/of
- zijn hand in de broek van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en/of
- (vervolgens) de penis van die [slachtoffer] aangeraakt/betast en/of
- die [slachtoffer] afgetrokken en/of
- die [slachtoffer] gepijpt en/of de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond gebracht/gehouden en/of
- en daarbij de woorden gezegd “het is wel goed, het helpt, het is gezond”
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

Inleiding.
Verdachte, die als lichaamsgerichte therapeut werkzaam was binnen zijn eigen praktijk, wordt kort gezegd verweten dat hij met een cliënt, te weten [slachtoffer] , ontucht heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg was toevertrouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd kan komen en bepleit vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, heeft de rechtbank acht geslagen op de hieronder uitgewerkte redengevende bewijsmiddelen, te weten:

De bewijsmiddelen.


proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 19 mei 2020, dossierpagina's 11-21, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van [slachtoffer]
[p. 12] A: Ik ben [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996. Ik wil aangifte doen van seksueel/machtsmisbruik door mijn psycholoog.
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: [verdachte] .
V: Wanneer zijn de strafbare feiten gepleegd?
A: Vanaf november 2018 tot en met eind maart 2020 ben ik bij [verdachte] in behandeling geweest. Dat het de verkeerde kant op ging voor mijn gevoel was vanaf de zomer 2019.
V: Waar is het gebeurd?
A: In Den Bosch, [adres] . […]
V: Welke seksuele handelingen zijn er verricht?
A: Hij heeft mij betast en gepijpt. [...]
[p. 13] Vanaf zomer 2019 ging het helemaal de verkeerde kant op. Toen was er voor het eerst sprake van fysiek contact. Dat hij me steeds vaker een hand op mijn rug legde ofzo. Dat ging best wel snel over naar verdere aanraking en pijpen uiteindelijk. [...]
A: De eerste keer dat het gebeurde, hadden we net een gesprek gehad en ik was erg van de waps. Ik was op dat moment heel erg bezig met emoties verwerken. Ik had gehuild en voelde me niet fijn. Dat moment heeft hij aangegrepen om dichterbij te komen en me een knuffel te geven. Vanuit die knuffel werd dat een soort massage en dat ging dan over in masturbatie en pijpen. [...]
V: Waar waren jullie?
A: Gewoon in de praktijk.
[p. 15] V: Waar zat het verschil dan in tussen therapie en gezelschap?
A: Voor mij was het praten o[p] zich het therapie gedeelte. Het gezelschap was als het weer fysiek ging. Ik ging dat 'uit'. [verdachte] werd dan hitsig en ging aan me zitten. Als ik dan 'nee' zei, dan ging hij nog gewoon door. Terwijl ik intussen wel een stijve had omdat hij er aan bleef zitten. Ik wist dan niet meer wat ik moest doen. [...]
[p. 16] A: […] Vanaf de zomervakantie 2019 heeft [verdachte] gezegd: “Je hoeft niet meer te betalen, maar ik wil je wel blijven helpen.”
[p. 18] V: Waar was je tijdens de massage?
A: Beneden in de praktijk. […]
V: Wat deed [verdachte] toen?
A: Eerst raakte hij mijn buik aan, ging toen wrijven, wreef steeds verder ook over mijn geslachtsdeel. Hij ging daarna ook met zijn hand in mijn broek. [verdachte] heeft niks gezegd en ik kon niks zeggen. Het gebeurde gewoon. Toen is [verdachte] begonnen met aftrekken. Daarna deed hij mijn broek uit. Toen begon hij met pijpen tot dat ik klaar kwam. Toen het voorbij was, wist ik niet hoe snel ik mijn broek aan moest doen en hoe snel ik weg moest gaan. Toen mijn lichaam er fysiek van terug kwam, wist ik dat het niet klopte en dat het niet oké was en niet was wat ik wilde. [...]
[p. 19] V: Hoe vaak hebben er seksuele handelingen tussen [verdachte] en jou plaatsgevonden?
A: Vaak, ik denk zo rond de 40 keer.
V: Welke handelingen werden er dan verricht?
A: Het was eigenlijk altijd steeds hetzelfde. [...]
[p. 20] V: Wat wist [verdachte] de moeite die het jou kost om 'nee' te zeggen in zulke situaties?
A: Dat heb ik heel vaak tegen hem proberen te zeggen. We hebben er zo ellendig vaak over gesproken. Altijd probeerde hij zijn wil door te pushen. Hij zei steeds: "Het iswel goed, het helpt, het is gezond."

proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 10 december 2020, dossierpagina's 23-31, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van [getuige 1] [vader van [slachtoffer] ]
[p. 26] [verdachte] was de eerste vreemde waar aan [slachtoffer] deze misbruik verteld heeft. Toen ging de therapie beginnen. [verdachte] was continue aan het pushen dat het vaker en intensiever moest. Wij stemden toen toe dat het 2 keer per week zou plaatsvinden. Dat ging zo voort. In april en mei van 2019 kregen wij te horen dat het nog intensiever moest, 2 a 3 keer per week. Toen kregen wij, ongeveer in september of oktober van 2019, het gevoel dat het niet allemaal [p. 27] klopte.
V: Waarvan kwam het vermoeden vandaan?
A: Het gedrag van [slachtoffer] begon te veranderen. Hij werd steeds stiller, nukkiger. Hij begon zich weer te verwaarlozen. Hij kwam er niet meer uit. Hij begon zijn opleiding te verwaarlozen. Wij merkten dat er iets niet klopte. Het was weer zoals daarvoor. En het gedrag van [verdachte] begon steeds vreemder en vreemder te worden.
V: In november 2019 kregen jullie argwaan. Hoe kreeg je argwaan?
A: Er begonnen zo langzamerhand steeds meer vraagtekens te ontwikkelen. […] In de zomer van 2019 waren wij op vakantie. [slachtoffer] was de enige die niet meeging op vakantie. Toen wij terugkwamen bespraken wij dit met [verdachte] . […] [verdachte] verboog alles in zijn voordeel om door te gaan met de therapie. [slachtoffer] wilde al lang niet meer, maar [verdachte] is een ervaren therapeut en heeft ons om de tuin geleid. En [slachtoffer] moest van ons daar braaf 3 keer per week naartoe.
A: Op zondagavond, 19 april 20[20], dacht [getuige 2] aan het feit dat [slachtoffer] een boek had geleend van [verdachte] . [getuige 2] keek in de kamer van [slachtoffer] en zag een uitgeprinte mail liggen. Deze lag op het bureau. Er zat iets aan de mail vastgemaakt, zij heeft deze gelezen. Toen sloeg de paniek toe en waggelde [getuige 2] van de trap. Ik zag aan haar dat er iets was. Ze gaf me die mail ook te lezen. Daarin stond de hele beschrijving van de seksuele handelingen die [slachtoffer] met [verdachte] had. [...] [p. 29] [slachtoffer] mocht van [verdachte] met geen enkele vriend of vriendin mocht hebben. Dat benoemde [verdachte] tijdens de therapie.

proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 01 maart 2021, dossierpagina's 80-89, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van verdachte
[p. 82] V: Sinds wanneer bent u therapeut?
A: Sinds 1990.
V: Waar hebt u uw praktijk?
A: Nu in Den Bosch.
V: Hoe heet deze praktijk?
A: [naam] .
V: Welke behandelingen verzorgt u?
A: Psychotherapie met lichaamswerk.
[p. 84] V: Hoe ontvangt u uw cliënten/patiënten?
A: Ik ontvang de patiënten in mijn praktijk ruimte. Ik heb een huis met drie verdiepingen en ik ontvang mijn cliënten op de begaande grond.
[p. 85] V: Wie heeft er aangifte tegen u gedaan?
A: [slachtoffer] heeft aangifte gedaan tegen mij. [slachtoffer] heet met zijn achternaam [slachtoffer] .
V: Hoe bent u met hem in contact gekomen?
A: Omdat hij door zijn vader gebracht werd voor therapie. […]
[p. 86] V: Is er ook op seksueel gebied iets gebeurd? […] Hoe is het volgens u gegaan?
A: We zaten op de grond, gekleed, tegen over elkaar met een theetje en een blowtje. En we schoven naar elkaar toen en we ontmoeten elkaar. We zaten verstrengeld in elkaar en knuffelden elkaar. Daarna ging [slachtoffer] voor me liggen en ik ging naast hem liggen. Ik streelde hem en ik zag dat hij een erectie had. Ik vroeg aan [slachtoffer] wat hij daarmee wilde en [slachtoffer] zei toen tegen mij dat hij wel gepijpt wilde worden. Ik ben toen niet op [slachtoffer] gesprongen, maar ik ben toen daar op in gegaan. [...]
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Ik streelde eerst en had contact met [slachtoffer] . Ik streelde [slachtoffer] over zijn hele lijf. Toen dat pijpen klaar was, hebben we daarna samen nog gezeten en thee gedronken. Ik bedoel met pijpen oraal bevredigen. Ik heb [slachtoffer] bevredigd. [p. 87] Massage was dus een onderdeel. Soms vond het wel met seks plaats en soms niet. Ik denk in het totaal dat ik [slachtoffer] wel 20 tot 25 keer gepijpt heb. Dit heeft allemaal gespeeld in de periode dat we vrienden waren in de periode van september 2019 t/m april 2020.
V: Hoe hield dit op?
A: Door ingrijpen van de ouders hield dit op.

een overig geschrift, te weten een factuur, opgemaakt d.d. 02 februari 2020, dossierpagina 22, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende
Een factuur, opgemaakt door [verdachte] namens zijn praktijk voor lichaamsgerichte therapie bij psychische problematiek, gericht aan [slachtoffer] , met als datum 02 februari 2020, voor ‘Traject traumaverwerking na seksueel misbruik’ ter hoogte van 10.841,00 euro. Op de factuur is een notitie geplaatst met de tekst: “
De rekening is pas officieel als ik hem mail. Stel je stapt nu uit het traject, dan is dit in principe je opgebouwde schuld.”

een overig geschrift, te weten een e-mail, opgemaakt d.d. 02 februari, dossierpagina 38, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
[p. 38] Van: [mailadres]
Mail verzonden: zondag 2 februari 2020 12:28
Aan: [slachtoffer]
Onderwerp: onmogelijkheid of
“BESTE [slachtoffer] ,
HET LIJKT EROP DAT, NA ALLES WAT IK VOOR JE GEDAAN HEB, HEB IK EEN PROBLEEM WAAR JIJ NIETS MEE VAN DOEN HEBT? (FIJNE KARAKTERTREK)
BEDANKT DAT IS GEEN VRIENDSCHAP.
HET LIJKT WEL OF JE UIT 2 VERSCHILLENDE PERSOONLIJKHEDEN BESTAAT, DE ENE [slachtoffer] DIE EERLIJK IS, BETROUWBAAR, LIEFDEVOL. HEEL LEUK IS. VROLIJK, ETC, VOOR DIE [slachtoffer] GA IK DOOR HET VUUR .
DE ANDE RE [slachtoffer] DIE DE LAATSTE TIJD STEEDS MEER MACHT KRIJGT SNAP NIET WAARDOOR? DIE [slachtoffer] DAT DEEL VAN JE IS NIET EERLIJK, NIET BETROUWBAAR, NIET LIEFDEVOL, MEENT MIJ NIET SERIEUS, HEEFT GEEN RESPECT, ETC, DAAR KAN IK NIET TEGEN OP .ZEKER NIET ALS DAT MIJN PROBLEEM IS .
DUS VAN WELKE [slachtoffer] KAN IK OP AAN ?
MET ANDERE WORDEN , KIES JE VOOR JE ZWARTE KANT GAMEN ETC, ONBETROUWBAAR ZIJN , OF KIES JE VOOR DE KEIZER JE WITTE KANT, BETROUWBAAR ZIJN ETC, VOOR BEIDE KIEZEN DE 3de WEG IS EEN KEUS GELIJK VERSLAAFDEN DOEN, DE MEEST ONBETROUWBARE DUS GEEN VRIENSCHAP ETC MAAR EEN HEEL TRIEST EINDE.
WAARDOOR IK DE REKENING ZAL EN MOET MAKEN DOODZONDE MAAR HET IS JOU LEVEN JOU KEUS.
IK HOOP EN VERWACHT DAT JE VOOR HET WITTE, DE LIEFDE-KIEST. EN WE VERDER OP PAD GAAN NAAR HET LICHT
IK BLIJF. [verdachte] ”
Opmerking verbalisant: Onder deze mail staat geschreven: “Ps. Het lijkt erop dat wij verliezen van het gamen!?"

de verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank op 25 januari 2022, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik heb dus geen verslaglegging waaruit blijkt dat de therapie in juni of juli 2019 is afgerond. Ik heb ook niet tegen de ouders van [slachtoffer] gezegd dat de therapie was afgelopen. Ik heb ook geen eindafrekening of eindverslag opgemaakt in die tijd.

De bewijsoverwegingen.

Het staat voor de rechtbank vast dat tussen verdachte en aangever seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. [slachtoffer] heeft over die seksuele handelingen verklaard en verdachte bekent die ook. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er gedurende deze seksuele handelingen sprake was van een behandelrelatie tussen verdachte als hulpverlener en aangever als cliënt.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er gedurende de tenlastegelegde periode geen sprake was van een behandelrelatie tussen verdachte en aangever. Zij stelt hiertoe dat de therapie reeds was beëindigd op het moment dat de seksuele handelingen plaatsvonden en er een wederzijdse, gelijkwaardige relatie bestond tussen verdachte en aangever. Tevens stelt zij dat er, vanaf het moment dat de seksuele handelingen begonnen, slechts naar de buitenwereld toe, met name naar de ouders van aangever, sprake was van een behandelrelatie tussen verdachte en aangever. Er zou dan ook geen sprake zijn van afhankelijkheid bij aangever, maar van vrijwilligheid.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte vanwege zijn functie als therapeut met een eigen praktijk, die gericht is op lichaamsgerichte therapie, kan worden aangemerkt als iemand die werkzaam is in de maatschappelijke zorg. In die hoedanigheid heeft hij hulp geboden aan aangever. Aangever is in het najaar van 2018 bij verdachte in therapie gekomen. Vanaf de zomer van 2019 heeft verdachte seksuele handelingen verricht bij aangever. Het eerste seksuele contact vond plaats tijdens een oefening die in het verlengde lag van een therapiesessie. Op dat moment was er naar het oordeel van de rechtbank evident sprake van een behandelrelatie tussen hulpverlener en cliënt.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen enkele reden om aan te nemen dat de behandelrelatie tijdens of na de zomer van 2019 is beëindigd. Zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, heeft er in die tijd geen eindgesprek plaatsgevonden, noch is er een eindafrekening of een andere duidelijke afsluiting van de behandelrelatie geweest. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte daarentegen zich steeds is blijven presenteren als therapeut, zowel jegens aangever als jegens de ouders van aangever. Op 2 februari 2020 heeft verdachte ook nog een factuur opgemaakt in verband met de gevolgde therapiesessies tot dat moment.
Uit het voorgaande volgt dat de behandelrelatie is blijven bestaan en dat verdachte zijn positie als therapeut is blijven benutten voor het behouden van (seksueel) contact met aangever. Sterker nog, verdachte heeft zijn positie als therapeut gebruikt als extra drukmiddel, gezien de e-mail van 2 februari 2020. In die e-mail stelt hij aangever voor de keuze tussen diens gameverslaving en “de vriendschap” met verdachte, met de kanttekening dat als aangever niet voor dat laatste kiest, de rekening zal worden opgemaakt.
Anders dan verdachte suggereert, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een in tijd, plaats en aard te onderscheiden behandelrelatie enerzijds en vriendschappelijke relatie met seksueel contact anderzijds. De tweedeling die verdachte ter rechtvaardiging in zijn hoofd heeft gemaakt, is kunstmatig en irreëel.
De rechtbank overweegt tot slot dat de omstandigheid dat aangever het contact en de behandelingen met verdachte niet heeft verbroken en niet expliciet heeft gezegd de seksuele handelingen niet te willen, niet impliceert dat hij er in vrijheid mee instemde dat verdachte de in de tenlastelegging beschreven seksuele handelingen bij hem zou verrichten. Er was geen sprake van een gelijkwaardige relatie tussen aangever en verdachte. Bij een behandelrelatie, zoals verdachte en aangever tot elkaar hadden, is er sprake van een zeker psychisch overwicht dat de hulpverlener heeft ten opzichte van de cliënt. Hiermee is gegeven dat een zekere mate van afhankelijkheid van aangever een rol heeft gespeeld bij het (laten) verrichten van de seksuele handelingen. Ook het ontuchtig karakter is daarmee gegeven. De strafbaarstelling uit artikel 249 Wetboek van Strafrecht is juist voor deze situatie geschreven.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsvrouw verworpen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van (omstreeks) 1 juli 2019 tot en met 31 maart 2020 te ’s-Hertogenbosch,
terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg, te weten als lichaamsgericht therapeut en/of lichaamsgerichte coach ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd immers heeft hij, verdachte, meermalen telkens
- die [slachtoffer] een massage gegeven en/of
- die [slachtoffer] een knuffel gegeven en/of
- zijn hand in de broek van die [slachtoffer] gestopt/gedaan en/of
- de penis van die [slachtoffer] aangeraakt/betast en/of
- die [slachtoffer] afgetrokken en/of
- die [slachtoffer] gepijpt en/of de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond gebracht/gehouden en/of
- en daarbij de woorden gezegd “het is wel goed, het helpt, het is gezond”.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer] en diens ouders. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht deze voorwaarde dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
  • een ontzetting van het recht om een beroep als hulpverlener in maatschappelijke zorg (waaronder therapeut/coach) uit te oefenen gedurende 4 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is tenlastegelegd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht aan verdachte geen gevangenisstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit.
Verdachte heeft, in zijn hoedanigheid van lichaamsgericht therapeut, ontuchtige handelingen verricht met het slachtoffer, dat zich voor hulp tot hem had gewend en zich gedurende hun behandelrelatie in een kwetsbare en afhankelijke positie bevond. De verdachte heeft langdurig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit blijkt ook uit de verklaring die de vader van het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen. Juist vanuit verdachtes rol als therapeut mocht van de verdachte professionaliteit en extra behoedzaamheid worden gevergd. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij het slachtoffer in een loyaliteitsconflict heeft geplaatst, nu verdachte bevriend was met de ouders van het slachtoffer.
Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer de mogelijkheid ontnomen om zijn seksualiteit in zijn eigen tempo in een gelijkwaardige relatie te ontdekken. Daar komt nog bij dat het slachtoffer zich tot de verdachte heeft gewend voor hulp bij het verwerken van, nota bene, eerder seksueel misbruik. De verdachte heeft echter zijn eigen behoefte aan bevestiging geplaatst boven het belang van een kwetsbare jongeman.
Persoon van verdachte.
Anderzijds houdt de rechtbank ook rekening met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de last die hij vanuit zijn eigen jeugd meedraagt. Verdachte is niet eerder wegens een strafbaar feit veroordeeld. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de door de reclassering gehanteerde risicotaxatieinstrumenten op een laag recidiverisico wijzen.
De straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De rechtbank zal bepalen dat een deel daarvan, groot 6 maanden, voorwaardelijk zal worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal een contactverbod worden gekoppeld, zodat verdachte afstand moet houden van het slachtoffer en diens gezin. De rechtbank zal, anders dan gevorderd, deze bijzondere voorwaarde niet dadelijk uitvoerbaar verklaren nu zij, gelet op onder meer het reclasseringsrapport, geen aanknopingspunten ziet voor het oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Tevens zal de rechtbank verdachte ontzetten uit zijn recht om het beroep als lichaamsgericht therapeut uit te oefenen voor de duur van 4 jaren.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van 20.000,00 euro aan immateriële schadevergoeding en een bedrag van 737,26 euro aan materiele schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële vordering in het geheel kan worden toegewezen. Ten aanzien van de materiële vordering heeft de officier van justitie aangevoerd dat de gevorderde reiskosten voor een gedeelte dienen te worden afgewezen, omdat dit kosten zijn die nog niet gerealiseerd zijn en waarvan onzekerheid bestaat of deze zullen worden gemaakt.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, omdat onvoldoende onderbouwd is dat de gestelde gevolgen door verdachte zijn veroorzaakt. Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat een bedrag van 4.150,00 euro kan worden toegewezen, met matiging van 30% vanwege eigen schuld van het slachtoffer. Daarmee blijft er een bedrag over van 2.766,67 euro.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor wat betreft het beroep op medeschuld heeft de raadsvrouw gewezen op het vrijwillige karakter waarmee slachtoffer de seksuele handelingen met verdachte zou hebben verricht. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat van dat vrijwillige karakter geen sprake is en komt tot een bewezenverklaring van hetgeen verdachte is tenlastegelegd, waardoor dit beroep niet slaagt.
Het staat voor de rechtbank vast dat de bewezen verklaarde feiten schade hebben berokkend aan de benadeelde. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt echter dat er zich meer problemen voordoen in het leven van benadeelde en het is zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet vast te stellen in hoeverre het schadeveroorzakend handelen van verdachte op deze problemen van invloed is geweest en de reeds bestaande klachten van slachtoffer heeft verergerd.
De rechtbank zal daarom van haar schattingsbevoegdheid gebruik maken en acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade aan immateriële schadevergoeding van 7.500,00 euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Ten aanzien van het meer gevorderde is de rechtbank van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, terwijl nader onderzoek naar de vordering een onevenredig belasting zou vormen voor het strafproces. De benadeelde partij zal ten aanzien van dit gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat deze volledig kan worden toegewezen. Hoewel een gedeelte van de gevorderde reiskosten in de toekomst liggen, staat het vast dat deze kosten gemaakt zullen worden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36f, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregel:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maandenw
aarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met [slachtoffer] [ [geboortedatum 2] 1996] en diens ouders, tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd. Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.

een ontzetting van het recht om een beroep als hulpverlener in maatschappelijke zorg (waaronder therapeut/coach) uit te oefenen voor de duur van 4 jaren
t.a.v. feit 1:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 8.237,26 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 76 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 737,26 euro materiële schade en 7.500,00 euro immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 1:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 8.237,26 euro, bestaande uit 737,26 euro materiële schade en 7.500,00 euro immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. S.F. Dijkman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Geboers, griffier,
en is uitgesproken op 08 februari 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, genummerd OBRBC20068-33.