Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Het bewijs.
Artikel 273f lid 4 Sr.
Artikel 273f lid 1 sub 1 Sr.
Artikel 273f lid 4 Sr” genoemde dwangmiddelen aangever geworven heeft gehouden als werknemer van (destijds) [bedrijf 2] . (eveneens voorganger van [bedrijf 1] ).
Artikel 273f lid 4 Sr” is overwogen, namelijk dat aangever in de periode van 1 januari 2009 tot en met 11 februari 2019 daadwerkelijk is uitgebuit.
Artikel 273f lid 1 sub 6 Sr.
Artikel 273f lid 4 Sr” geoordeeld dat aangever zich (in elk geval) in de tenlastegelegde periode van 1 januari 2009 tot en met 11 februari 2019 in een uitbuitingssituatie heeft bevonden. Aangever stond zes dagen per week en meerdere uren per dag ter beschikking van de [onderneming] , mocht niet of nauwelijks verlof opnemen, kreeg niet alle door hem daadwerkelijk gewerkte uren uitbetaald en ontving geen vergoeding voor zijn reiskosten.
De bewezenverklaring.
- geworven door het vaste 32-uurs contract van [slachtoffer] om te zetten naar een nul-uren contract terwijl hij wel hetzelfde aantal uren bleef werken, en
- als zodanig vernederd door middel van allerlei negatieve uitlatingen, scheldpartijen en uitkafferen, en
- beperkt om het bedrijf op eigen vrije wil te verlaten door zijn auto vast te zetten met een heftruck zodat hij niet meer weg kon rijden, en
- druk opgelegd om weer te komen werken door bij hem thuis te verschijnen, en
- bedreigd met het voornemen om loon in te houden, en
- bedreigd door een schop naar hem te gooien toen hij het bedrijf wilde verlaten,
zes dagen per week, meerdere uren per dag, werkzaamheden moest verrichten voor de B.V. en diens mededaders op de [onderneming] , en
- bij ziekte ertoe werd bewogen om weer te gaan werken terwijl hij daar eigenlijk niet toe in staat was, en
- geen vrije dagen/vakantiedagen mocht opnemen, en
- niet het juiste aantal daadwerkelijk gewerkte uren uitbetaald kreeg, en
- geen vergoeding voor zijn reiskosten ontving,
- dat hij, [slachtoffer] , zes dagen per week ter beschikking van de [onderneming] stond zonder vrije dagen en/of vakantiedagen, en
- dat niet het juiste aantal daadwerkelijk gewerkte uren werd uitbetaald, en
- dat hij, [slachtoffer] , nooit een vergoeding voor reiskosten heeft ontvangen.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
gevangenisstrafvoor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.