1.3De voorzieningenrechter zal in deze uitspraak eerst de belangrijkste feiten op een rij zetten. Daarna geeft de voorzieningenrechter een overzicht van de omstandigheden die een rol hebben gespeeld bij de beslissing en legt de voorzieningenrechter uit wat de beslissing voor partijen betekent.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
Op het perceel aan de [adres] exploiteert AVI sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw een schrootverwerker.
Verweerder heeft op 31 juli 2001 aan AVI een revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een bestaande inrichting voor de handel in, op- en overslag van, en het be- en verwerken van ferro- en non ferrometalen alsmede het shredderen van autowrakken, witgoed en welvaartsschroot, met een totale bewerkingscapaciteit van 193.000 ton per jaar. Deze vergunning is daarna nog enkele malen gewijzigd. In de aanvraag staat vermeld dat AVI een opslagcapaciteit voor schroot (bewerkt en onbewerkt) heeft op het terrein (met een vloeistofdichte vloer) van 1.250 ton.
Op het terrein van AVI hebben in 2021 twee grote branden gewoed.
Verweerder heeft ook een andere last onder dwangsom opgelegd aan AVI in verband met de opslag van shreddder afval en vervolgens ook een invorderingsbesluit genomen.
Aan het besluit tot opleggen van de last onder dwangsom heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit de administratie van AVI is gebleken dat er fors meer dan 1.250 ton schroot werd opgeslagen.
Bij besluit van 25 mei 2022 heeft verweerder de omgevingsvergunning milieu ambtshalve (zonder dat AVI hier om had gevraagd) gewijzigd. De wijziging verplicht AVI onder meer om haar acceptatiebeleid te actualiseren en om keerwanden te bouwen voor de opslag van welvaartsschroot en shredder input materiaal binnen drie maanden na inwerkingtreding van de wijziging. Dit besluit is onherroepelijk en de wijziging is inmiddels in werking getreden. De termijn van drie maanden is inmiddels gaan lopen. AVI heeft nog geen omgevingsvergunningen bouwen aangevraagd.
Bij besluit van 20 juni 2022 heeft verweerder besloten over te gaan tot invordering van
een verbeurde dwangsom van € 105.000,-. Verzoekster wordt gesommeerd om binnen 2 weken na de verzenddatum van dit besluit het bedrag te voldoen.
Op 28 juni 2022 heeft een zitting van de meervoudige kamer plaatsgevonden. In deze zaak is in beroep (SHE 21/3249) de invordering aan de orde van een (andere) dwangsom van
€ 150.000,- wegens het opslaan van meer dan 300 ton shredderafval op het terrein van AVI.
3. De voorzieningenrechter houdt rekening met de volgende omstandigheden.
In de eerste plaats hecht de voorzieningenrechter veel waarde aan de ambtshalve wijziging van 25 mei 2022. Hierin heeft verweerder AVI verplicht om extra (veiligheids) voorzieningen te treffen. AVI heeft hiertegen geen beroep ingesteld en daaruit leidt de voorzieningenrechter af dat AVI de noodzaak voor het treffen van extra maatregelen niet bestrijdt. Het besluit is pas net genomen. De voorzieningenrechter gaat er ook van uit dat verweerder denkt dat met deze extra veiligheidsvoorzieningen de veiligheid van de omgeving voldoende is gewaarborgd. Verweerder heeft niets gewijzigd ten aanzien van de maximale hoeveelheid schroot die wordt opgeslagen bij AVI. Ter zitting is met partijen besproken of het opslaan van grotere hoeveelheden schroot kan leiden tot grotere risico’s. De voorzieningenrechter kan niet uitsluiten dat, als er meer wordt opgeslagen, ook de brandlast (de hoeveelheid brandbaar materiaal) toeneemt wat kan leiden tot een grotere brand als het materiaal gaat branden.
AVI stelt dat zij sinds begin 2022 de last onder dwangsom nakomt. Zij heeft toegelicht dat haar bedrijfsvoering hierdoor wel wordt beperkt ten opzichte van de bedrijfsvoering vóór de last onder dwangsom. Door de beperking moet AVI er voor zorgen dat er minder onbewerkt schroot wordt opgeslagen en dat bewerkt schroot zo snel mogelijk wordt afgevoerd. AVI heeft hierdoor minder tijd om schroot te verwerken. Dit brengt veel logistieke problemen met zich mee en AVI kan hierdoor noodgedwongen minder schroot innemen. AVI stelt dat zij hierdoor een omzetverlies heeft van 40% tot 50% ten opzichte van de situatie voor het opleggen van de last onder dwangsom. Zij heeft ook gesteld dat zij hierdoor voor 1 november 2022 dreigt failliet te gaan. Verweerder kan hierop niet reageren (en kan er dus ook geen rekening mee houden) omdat verweerder geen inzage heeft in de door AVI overgelegde financiële gegevens.
Verweerder stelt dat AVI één keer een dwangsom heeft verbeurd en heeft daarom het invorderingsbesluit genomen. Na het invorderingsbesluit heeft verweerder conservatoir beslag gelegd onder de eigendommen van AVI. AVI heeft bevestigd dat haar bedrijfsvoering niet wordt belemmerd door dit conservatoir beslag.
AVI heeft verweerder verzocht om te gedogen dat er meer schroot wordt opgeslagen. Dit heeft verweerder geweigerd. AVI verzoekt ook om bij wijze van voorlopige voorziening meer schroot op te slaan. Verweerder is hier geen voorstander van.
AVI is bezig met de voorbereiding van een nieuwe aanvraag om de omgevingsvergunning milieu te wijzigen en (zo nodig) uit te breiden. Zij heeft hiervoor een aanmeldnotitie milieueffectrapportage ingediend bij verweerder. Verweerder heeft al aangegeven dat hij van AVI verlangt dat zij een revisievergunning aanvraagt (een vergunning die alle eerdere omgevingsvergunningen vervangt en actualiseert). AVI heeft nog geen aanvraag ingediend.