ECLI:NL:RBOBR:2022:3225

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
C/01/381849 / FA RK 22-1946
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van inbewaringstelling en schadevergoeding in het kader van crisismaatregelen

In deze zaak verzoekt de cliënt om schadevergoeding omdat hij meent dat de machtiging tot inbewaringstelling onrechtmatig was. De cliënt stelt dat de burgemeester de inbewaringstelling heeft opgelegd terwijl er nog een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel gold, en dat er geen sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de burgemeester niet onrechtmatig heeft gehandeld. De cliënt was op dat moment in een crisissituatie en de diagnose was bijgesteld naar een psychogeriatrische aandoening, namelijk de ziekte van Alzheimer. De rechtbank concludeert dat de burgemeester gerechtigd was om de inbewaringstelling te bevelen, gezien de verslechterende toestand van de cliënt en het feit dat een rechterlijke machtiging niet tijdig kon worden verkregen. De rechtbank wijst het verzoek tot schadevergoeding af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven op 20 juli 2022 door rechter E.C.M. de Klerk.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/381849 / FA RK 22-1946
Uitspraak : 20 juli 2022
Beschikking over een verzoek om schadevergoeding ex artikel 44 Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapten cliënten (Wzd)
in de zaak van:

[naam cliënt] ,

geboren te ‘ [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende en verblijvende te [naam en adres zorginstelling] ,
hierna te noemen: de cliënt,
advocaat: mr. A.A.W.A. Vissers,
tegen

Gemeente 's-Hertogenbosch,

gevestigd te (5200 GZ) ’s-Hertogenbosch, Postbus 12345,
hierna te noemen: verweerster.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 6 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift (met bijlagen), ter griffie ingekomen op 6 mei 2022;
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester d.d. 11 april 2022;
  • een afschrift van de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater
[naam] d.d. 11 april 2022;
  • een afschrift van de beschikking van deze rechtbank van 15 april 2022;
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester d.d. 2 mei 2022;
  • een afschrift van de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater
  • een afschrift van de beschikking van deze rechtbank van 6 mei 2022;
  • het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 31 mei 2022;
  • een reactie van de cliënt op het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 21 juni 2022;
  • de reactie van verweerster, ter griffie ingekomen op 30 juni 2022.
Partijen hebben afgezien van een behandeling ter zitting.

De feiten

Bij beschikking van deze rechtbank van 15 april 2022 is een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, op grond waarvan de cliënt binnen de accommodatie verbleef. Deze gold tot en met 6 mei 2022.
Bij beschikking van de burgemeester van de gemeente ’s-Hertogenbosch van 2 mei 2022 werd de cliënt in bewaring gesteld op grond van artikel 29 lid 1 Wzd.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 mei 2022 is het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling afgewezen, omdat de cliënt niet (langer) verzet toonde tegen het verblijf in de verpleeginrichting.

Het geschil

De cliënt verzoekt om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verweerster te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 200,00 aan de cliënt, dan wel een door de rechtbank naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Cliënt legt hieraan ten grondslag dat de wet niet in acht is genomen en derhalve dat de inbewaringstelling onrechtmatig is nu geen sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat niet anders afgewend kon worden dan door opname en verblijf. Immers, cliënt zat al gedwongen opgenomen op grond van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, waardoor een rechterlijke machtiging kon worden afgewacht.
Cliënt stelt dat hem gedurende de vier dagen dat hij ten onrechte op een gedwongen titel opgenomen is geweest, het recht is ontnomen zelf over zijn leven te bepalen en daarmee zijn autonomie meer is ingeperkt dan strikt noodzakelijk. Cliënt heeft daarnaast schade geleden door het ongemak dat hij heeft moeten ervaren door de (snelle) verhuizingen die voorkomen hadden kunnen worden door cliënt middels een rechterlijke machtiging of op vrijwillige basis naar een blijvende plek te plaatsen.
Verweerster voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek.
Verweerster voert hiertoe het volgende aan. De situatie van cliënt verslechterde dermate, dat de burgemeester niets anders restte dan te beslissen cliënt in bewaring te stellen, waarbij cliënt, anders dan voorheen, gedwongen zou worden opgenomen in een (Wzd)accommodatie. Eerst was bij cliënt sprake van een psychische stoornis en vervolgens is in overeenstemming met het juridisch kader van de Wzd geconstateerd dat sprake is van een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer. Als gevolg van deze gestelde diagnose en de daarbij behorende zorgbehoefte, is cliënt naar een Wzd-erkende accommodatie overgeplaatst. In een ambulante setting kon onvoldoende zorg worden gerealiseerd. Gelet op de verslechterende situatie is, voor ommekomst van de termijn van de crisismaatregel, besloten tot een gedwongen inbewaringstelling. De Wvggz noch de Wzd verzetten zich ertegen dat gedurende de looptijd van een voortgezette crisismaatregel, indien en voor zover daarvoor gerede aanleiding bestaat, door de burgemeester tot een gedwongen inbewaringstelling wordt besloten. Van enige onrechtmatigheid is dan ook geen sprake.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang, hierna verder ingegaan.

De beoordeling

Tussen partijen staat niet ter discussie dat de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting daarvan en de inbewaringstelling op zichzelf staand in overeenstemming met het geldende juridisch kader zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de inbewaringstelling onrechtmatig zou zijn vanwege het feit dat deze door de burgemeester is opgelegd op het moment dat de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel nog gold en op de vraag of er om die reden al dan niet sprake is van zodanig onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat een rechterlijke machtiging niet kon worden afgewacht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Toen de cliënt – middels een crisismaatregel – werd opgenomen, was er sprake van een psychotisch toestandsbeeld, waarbij het onderliggend lijden nog niet duidelijk was. Nadere diagnostiek was dan ook aangewezen. Nadat het toestandsbeeld wat verbleekte, bleek dat er bij de cliënt sprake is van een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer. De onafhankelijk psychiater licht in de medische verklaring van 2 mei 2022 toe dat sprake is van forse geheugenproblematiek, een gebrek aan ziekte-inzicht, een stoornis in oriëntatie en concentratie en formele denkstoornissen. De cliënt is niet (meer) in staat zijn leven zelfstandig vorm te geven. Een klinische setting is nodig om te voorkomen dat de cliënt gaat dwalen, zichzelf verwaarloost of onvoldoende eet en drinkt.
Anders dan namens de cliënt aangevoerd is, is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval sprake was van zodanig onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat een rechterlijk machtiging niet kon worden afgewacht en een inbewaringstelling mocht worden afgegeven. Dat de cliënt met een (machtiging tot voortzetting van de) crisismaatregel op dat moment in het [naam] Ziekenhuis verbleef, doet daaraan niet af. Immers, de voortgezette crisismaatregel gold nog enkele dagen, terwijl het een aantal weken vergt om een procedure voor een rechterlijke machtiging te doorlopen. Hierdoor had een dergelijke machtiging niet binnen de termijn van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel gerealiseerd kunnen worden. De burgemeester kon en mocht zich daarbij baseren op de medische verklaring. Het zou niet overeenkomstig de geest van beide wetten zijn, en wellicht zelfs onrechtmatig, om de cliënt langer opgenomen te laten zijn op een Wvggz-titel terwijl de cliënt met de inmiddels gestelde diagnose van de ziekte van Alzheimer niet onder de Wvggz, maar onder de Wzd viel. Duidelijk was dat hij naar een andere accommodatie moest. De cliënt was niet langer opgenomen op de juiste plek met de juiste titel. Een zorgmachtiging was na het verbleken van het psychotische toestandsbeeld niet aan de orde, terwijl de cliënt evenmin terug naar huis kon. Naar het oordeel van de rechtbank doet het juist recht aan de situatie van de cliënt dat op het moment dat duidelijk werd dat er sprake was van een psychogeriatrische aandoening (die voorliggend werd nadat het psychotische toestandsbeeld was verbleekt), er gekeken werd naar een passendere setting en een eventuele titel.
Slotsom is dat de burgemeester, toen bleek dat de diagnose was bijgesteld en een crisissituatie nog aanwezig was, niet onrechtmatig heeft gehandeld door - lopende de voortgezette crisismaatregel - een inbewaringstelling af te geven. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om aan cliënt een schadevergoeding toe te kennen.
De rechtbank ziet gelet op de aard van de procedure aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partij zijn eigen kosten draagt.

De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot schadevergoeding af;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C.M. de Klerk, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: SvdB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.