In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 18 januari 2022, is het verzoek tot wraking van mr. D.J. de Lange afgewezen. Verzoeker had de wraking aangevraagd omdat de gewraakte rechter hem in twee eerdere bestuursrechtelijke procedures in 2019 ongelijk had gegeven. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat de rechter in eerdere zaken nadelige beslissingen heeft genomen, op zichzelf geen gegronde reden voor wraking oplevert. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid opleveren. In dit geval heeft de wrakingskamer geen dergelijke uitzonderlijke omstandigheden kunnen vaststellen. De argumenten van verzoeker, waaronder de eerdere uitspraken van de rechter, zijn niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid of een schijn van partijdigheid. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen.