ECLI:NL:RBOBR:2022:3070

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
C/01/381713/FA RK 22-1880
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij termijnoverschrijding zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding naar aanleiding van een te late indiening van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging door de officier van justitie. Het verzoekschrift was tien dagen te laat ingediend, wat in strijd was met de termijn zoals gesteld in artikel 5:16 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De verzoeker, een 21-jarige student, heeft hierdoor immateriële schade geleden door de ervaren stress en onzekerheid over de zorgmachtiging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op schadevergoeding op basis van artikel 10:12 lid 3 Wvggz. De verzoeker had aanvankelijk een schadevergoeding van €20 per dag gevraagd, maar de rechtbank oordeelde dat een schadevergoeding van €15 per dag billijker was, gezien de omstandigheden van de zaak en de jurisprudentie. De rechtbank heeft de Staat veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van €150,00 aan de verzoeker, te voldoen binnen 14 dagen na de beschikking, met wettelijke rente indien de Staat in gebreke blijft.

De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen en heeft aangegeven dat tegen deze beschikking het rechtsmiddel van cassatie openstaat. Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van wettelijke termijnen in zaken die betrekking hebben op de geestelijke gezondheidszorg, en de gevolgen van termijnoverschrijding voor betrokkenen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/381713 / FA RK 22-1880
Uitspraak : 27 juli 2022
Beschikking over een verzoek tot schadevergoeding op basis van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) in de zaak van
[naam betrokkene]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. C.W.M. Verberne,
tegen
de officier van justitiein het arrondissement ‘s-Hertogenbosch
,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen de officier van justitie.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 mei 2022;
  • het standpunt van het openbaar ministerie met producties, ingekomen ter griffie op 29 juni 2022;
  • een reactie op dat standpunt, ingekomen ter griffie op 20 juli 2022.
1.2
Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om hun standpunten mondeling toe te lichten. Een mondelinge behandeling heeft zodoende niet plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1
Bij brief van 31 januari 2022 informeert de geneesheer-directeur van de GGZ Oost-Brabant (hierna GD) verzoeker dat de officier van justitie besloten heeft een zorgmachtiging voor te bereiden. Op 7 februari laat de GD verzoeker weten dat zij besloten heeft de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging te schorsen teneinde hem in de gelegenheid te stellen een plan van aanpak op te stellen. De schorsing duurt [datum einde schorsing] . Op laatst genoemde dag bericht de GD verzoeker dat zij besloten heeft de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging te hervatten.
2.2
Op 24 maart 2022 dient de officier van justitie bij de rechtbank een verzoekschrift in tot het verlenen van een zorgmachtiging voor verzoeker. De rechtbank behandelt dit verzoekschrift op 11 april 2022 en verleent een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden.
2.3
De officier van justitie heeft het verzoekschrift voor het verlenen van een zorgmachtiging tien dagen te laat bij de rechtbank ingediend.

3.Het verzoek

3.1
Omdat de officier van justitie de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz overschreden heeft en dus de wet niet in acht genomen heeft, verzoekt verzoeker (na het wijzigen van het verzoek) schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz van €20 per dag, in totaal €200.
3.2
Daartoe voert verzoeker aan dat artikel 5:16 lid 1 Wvggz een beschermende functie heeft om verzoeker niet te lang in onzekerheid te laten verkeren en om duidelijkheid te verschaffen over de al dan niet te verzoeken zorgmachtiging. De wetgever heeft strakke termijnen gesteld zodat psychiatrische patiënten, die een kwetsbare groep vormen, niet te lang in onzekerheid verkeren.
3.3
Verzoeker wist langer dan nodig en voorzien was niet of de zorgmachtiging zou worden verleend en welke vormen van verplichte zorg opgelegd zouden worden. Hij heeft stress en onzekerheid ervaren betreffende een eventueel gedwongen opname met bijbehorende verplichte zorg. Voor een 21-jarige thuiswonende student is dit een zware last. Daardoor heeft hij immateriële schade geleden.
3.4
Betrokkene verzoekt een schadevergoeding van €20 per dag van termijnoverschrijding, subsidiair een vast te stellen bedrag naar billijkheid.

4.Het verweer

4.1
De officier van justitie betwist niet dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is overschreden en dat verzoeker een schadevergoeding behoort te worden toegekend.
4.2
Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding geeft de officier van justitie aan dat de jurisprudentie daarover geen eenduidig beeld geeft. In het geval van verzoeker is sprake van een relatief korte termijnoverschrijding van tien dagen en blijkt uit de stukken niet van een overmatige lijdensdruk. De ervaren stress en onzekerheid rechtvaardigen niet een schadevergoeding van €20 per dag. Toekenning van een schadevergoeding van €5 per dag, zoals op 16 februari 2022 door het hof Den Haag toegekend is in een soortgelijk geval, ligt volgens de officier van justitie meer voor de hand.

5.De beoordeling

5.1
Het geschil spitst zich toe op de vraag hoe hoog het bedrag van de te vergoeden schade dient te zijn, nu de officier van justitie de wet niet in acht heeft genomen en het verzoekschrift voor een zorgmachtiging voor verzoeker tien dagen te laat bij de rechtbank ingediend heeft. Daarmee staat vast dat verzoeker langer dan noodzakelijk was, heeft moeten wachten op de beslissing of de officier van justitie een verzoekschrift zou indienen bij de rechtbank.
5.2 .
Een schadevergoeding behoeft in beginsel geen nadere motivering. De rechtbank overweegt dat de jurisprudentie over de hoogte van schadevergoedingen (nog) niet eenduidig is. De door de officier van justitie aangehaalde uitspraak van het hof Den Haag van 16 februari 2022 beschouwt zij dan ook niet als maatgevend. De rechtbank acht een schadevergoeding van €15 per dag billijk en zal dienovereenkomstig beslissen.
De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt de Staat om aan betrokkene te betalen een bedrag van €150,00 binnen een termijn van 14 dagen na datum van deze beschikking en wanneer de Staat daarmee in gebreke blijft daarover de wettelijke rente;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C.M. de Klerk, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: RM(OB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.