ECLI:NL:RBOBR:2022:305

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
9077175
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding huurovereenkomst en proportionaliteit van sancties

In deze civiele procedure vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], de vernietiging van de buitengerechtelijke ontbinding van hun huurovereenkomst door Woonstichting 'Thuis'. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een woonwagen, die door Thuis is ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, nadat de gemeente had besloten de woning te sluiten vanwege overtredingen van de Opiumwet en andere strafbare feiten. De eisers stellen dat de sluiting niet gerechtvaardigd was en dat zij goede huurders zijn, met een goede reputatie en drie jonge kinderen die een veilige omgeving nodig hebben. Thuis voert aan dat de ontbinding gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden en de ernst van de overtredingen.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. Het oordeel is dat de buitengerechtelijke ontbinding niet proportioneel was, gezien de gevolgen voor de kinderen en de omstandigheden waaronder de overtredingen plaatsvonden. De rechter oordeelt dat de belangen van de eisers zwaarder wegen dan die van Thuis, en dat de ontbinding van de huurovereenkomst onterecht was. De vordering van de eisers tot vernietiging van de ontbinding wordt toegewezen, en Thuis wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 9077175
Rolnummer : 21-1639
Uitspraak : 20 januari 2022
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. P.J.A. van de Laar,
t e g e n
de stichting
Woonstichting ’Thuis,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
eiseres,
gemachtigde: mr. W.J. Aardema.
Eisers zullen hierna samen “ [eisers] ” worden genoemd; afzonderlijk worden zij “ [eiser sub 1] ” en “ [eiser sub 2] ” genoemd. Gedaagde zal hierna Thuis worden genoemd.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. het tussenvonnis van 20 mei 2021, waarbij een zitting is bepaald;
d. de akte overlegging producties van de zijde van [eisers] van 4 oktober 2021;
e. de akte overlegging productie van de zijde van [eisers] van 13 oktober 2021;
f. de aantekeningen van de griffier van de zitting die op 18 oktober 2021 – via een Skype verbinding – heeft plaatsgevonden;
g. de akte van [eisers] van 16 december 2021;
h. de akte van Thuis van 16 december 2021.
1.2.
De zaak is op zitting tegelijk behandeld met de zaak onder zaak/rolnummer 9073243
CV EXPL 21-1589 tussen Thuis en [eisers]
1.3.
Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Thuis heeft aan [eisers] per 1 september 2012 middels een schriftelijke huurovereenkomst een standplaats en een woonwagen staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] verhuurd, waarvan de kindplaats met huisnummer [nummer] een onderdeel uitmaakt. Deze hebben [eisers] thans ook in gebruik.
2.2.
Thuis is op 23 september 2020 geconfronteerd met het feit dat de gemeente [woonplaats] het voornemen had (en inmiddels heeft besloten) om de verhuurde woning te sluiten. De reden hiervan blijkt een overtreding van de Opiumwet en/of een ander strafrechtelijk handelen zoals – onder andere – overtreding van de Wet wapens en munitie. Dit is geconstateerd op 14 september 2020 en daaromtrent is op 23 september 2020 door de politie een bestuurlijke rapportage opgemaakt.
Uit deze bestuurlijke rapportage volgt dat de volgende zaken zijn aangetroffen:
• 24 grijze pillen XTC;
• 8 blauwe pillen XTC;
o met een gemiddeld gewicht van 0,44 gram per pil;
• twee zogenaamde brokken MDMA van respectievelijk netto 8,18 en 8,72 gram;
• een boksbeugel in een dressoir;
• een witte kunststof ton met rood draaideksel waarin een groot gewicht aan muntgeld aanwezig was alsmede diverse bankbiljetten;
• diverse enveloppen met bankbiljetten in totaal respectievelijk € 2.250,- en € 8.115,-.
Uit de rapportage volgt dat tegen [eiser sub 1] een proces-verbaal zal worden opgemaakt terzake de Wet Wapens en Munitie (boksbeugel), de Opiumwet (bezit harddrugs) en dat een onderzoek wordt ingesteld inzake zogenaamd witwassen.
2.3.
Bij brief van 8 oktober 2020 heeft de burgemeester van de gemeente [woonplaats] het besluit genomen de gehuurde woning voor een periode van zes maanden, ingaande op maandag 2 november 2020 tot 30 april 2021, te sluiten. Dit in verband met de aangetroffen hoeveelheid harddrugs (31,14 gram), welke hoeveelheid de hoeveelheid voor eigen gebruik fors overschrijdt, het aantreffen van een wapen (boksbeugel) en gripzakjes.
2.4.
Bij brief van 16 december 2020 is [eiser sub 1] in kennis gesteld van de beslissing van het Openbaar Ministerie de aanklacht in verband met witwassen te seponeren. De inbeslaggenomen gelden zijn aan [eiser sub 1] terugbetaald.
2.5.
[eisers] hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning. In de beslissing op bezwaar van 28 december 2020 is het bezwaarschrift ongegrond verklaard en is het bestreden besluit in stand gelaten.
2.6.
Bij brief van 12 februari 2020 heeft Thuis de huurovereenkomst met [eisers] buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW.
2.7.
[eisers] hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Bij beslissing van 30 november 2021 van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling Bestuursrecht, is het beroep van [eisers] tegen het sluitingsbesluit ongegrond verklaard. [eisers] hebben hoger beroep tegen deze uitspraak ingesteld.
2.8.
Thuis heeft [eisers] gedagvaard in een civiele procedure. In die procedure vordert Thuis primair een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst is ontbonden, althans subsidiair deze te ontbinden. Deze procedure is bekend onder zaak- en rolnummer 9073243 CV EXPL 21-1589.
2.9.
[eiser sub 1] is gedagvaard om op 28 juli 2021 voor de politierechter te verschijnen. Hem is het aanwezig hebben van XTC-pillen en/of MDMA ten laste gelegd.
2.10.
De sluitingsperiode van 6 maanden is inmiddels verstreken en [eisers] verblijven weer in het gehuurde.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst d.d. 12 februari 2021 door Thuis en/of althans te verklaren voor recht dat [eisers] nog huurders zijn van de woonwagen/woning met ondergrond aan de [adres] te [woonplaats] , met veroordeling van Thuis in de proceskosten.
3.2.
[eisers] leggen daar – kort weergegeven – het volgende aan ten grondslag.
Het besluit van de burgemeester tot sluiting was niet gerechtvaardigd. Uit niets is gebleken dat [eiser sub 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen en leveren van drugs; van dealen was geen sprake. Het enige was de aanwezigheid van drugs, waarvan wordt aangenomen dat het om een handelshoeveelheid zou gaan, zonder dat feitelijk ook maar iets is geconstateerd wat op handel duidt. De aanklacht voor witwassen is geseponeerd omdat [eisers] hebben aangetoond dat het om legale contante gelden ging uit hun beider onderneming. Ook het aanwezig hebben van de boksbeugel wordt nodeloos opgeblazen. Het Openbaar Ministerie is daarvoor niet tot vervolging overgegaan.
Verder is geen sprake geweest van de vereiste belangenafweging. Zij zijn steeds goede huurders geweest, ze hebben een goede reputatie en zijn beiden ondernemer. Ze hebben drie zeer jeugdige kinderen, die belang hebben bij de veilige omgeving van de Sinti-gemeenschap. De belangen van Thuis wegen niet op tegen deze belangen van [eisers] Gelet op het voorgaande heeft Thuis de huurovereenkomst dan ook ten onrechte buitengerechtelijk ontbonden.
3.3.
Thuis heeft, kort weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
Nu het (voormalig) gehuurde gesloten is (geweest) op basis van een besluit van de Burgemeester, was Thuis gerechtigd om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW.
Van strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of misbruik van recht is geen sprake.
De buitengerechtelijke ontbinding is een proportionele maatregel gelet op de feiten en omstandigheden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover voor de beoordeling van
belang - nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in eerste instantie in geschil of de beslissing van de burgemeester tot het sluiten van de gehuurde woning voor een periode van zes maanden dient te leiden tot een gerechtvaardigde buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Gelet op de ter zake geldende wetgeving als neergelegd in artikel 7:231 tweede lid BW is dat aan te nemen.
4.2.
Als – door [eisers] opgeworpen – vraag resteert of op grond van de omstandigheden van het geval het beroep van Thuis op die grondslag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De proportionaliteit dient anders gezegd nog aan de orde te komen en wel met betrekking tot de ernst en de omvang van de overtreding. De kantonrechter is van oordeel dat alle omstandigheden van het geval in ogenschouw genomen de vordering daarop afstuit.
4.3.
Onderkend moet worden dat na de eerste ontdekking van de aangetroffen goederen nadere vaststellingen te doen zijn. De strafrechtelijke afdoening heeft niet geleid tot een verdenking van handel in verdovende middelen of andere strafbare gedragingen dan het aanwezig hebben van XTC pillen en/of MDMA. De inbeslaggenomen geldbedragen zijn kennelijk niet aan drugshandel te koppelen en zijn ook teruggegeven. Ten aanzien van de aangetroffen boksbeugel is het Openbaar Ministerie niet tot vervolging overgegaan.
4.4.
Daarmee is – ondanks de begrijpelijke eerste inschatting - een belangrijk deel van de omvang en aard van de strafbare feiten in ernst teruggebracht.
Blijft over dat de hoeveelheid die is aangetroffen op zich kan worden aangemerkt als een handelsvoorraad.
Daar staat tegenover:
  • Op geen enkele manier is gebleken dat sprake was van daadwerkelijke handel of daarmee verband houdende activiteiten;
  • Er is voor zover bekend geen sprake geweest van betrokkenheid in een grootscheeps onderzoek naar drugshandel waarbij de betreffende woning als betrokken is aangeduid;
  • Er was geen ‘loop’ naar de woning in dat verband geconstateerd, noch onrust of overlast in de omgeving; ook geen aanwijzingen daartoe;
  • Er is geen betrekking van gebruik van de woning voor kweek, vervaardiging of anderszins bedrijfsmatige activiteit en dus kan van bestemmingswijziging als zodanig niet gesproken worden;
  • Niet gebleken is van handel elders zodat de woning eventueel als opslagplaats daartoe diende;
  • Geen recente antecedenten van [eiser sub 1] of aanwijzingen van betrokkenheid bij vervaardiging of handel in verdovende middelen.
Het belang van Thuis bij voorkoming van drugscriminaliteit in een van haar woningen en consequent optreden tegen misbruik daarvan wordt ingezien, maar de omstandigheid dat het gezin reeds een half jaar elders heeft moeten verblijven kan zowel speciaal als generaal preventief werkend beschouwd worden.
4.5.
Daar tegenover staat dat het gezin met drie jonge kinderen permanent de gehuurde woning/standplaats zou moeten verlaten. Anders dan in het genoemde vonnis van deze rechtbank zal dit aspect in de afweging van belangen betrokken moeten worden.
Er is in dat verband te wijzen op de gevolgen voor de kinderen die zoals blijkt uit de gevoegde bijlagen in hun kwetsbaarheid al direct nadeel hebben ondervonden van de tijdelijke sluiting en verblijf elders.
Het zou ook grote gevolgen hebben voor de onderneming van [eiser sub 2] .
De kantonrechter let ook op de actuele omstandigheden waaronder de toestand op de woningmarkt en de gevolgen van Corona maatregelen.
4.6.
Al met al is sprake van een disbalans en het doorschieten van sanctionering ten opzichte van het belang van Thuis in deze zaak. Waar met name is overgegaan tot teruggave van het aangetroffen contant geld als kennelijk niet afkomstig van handel is daarmee moeilijk te rijmen dat een veel zwaarder gevolg wel toepassing zou vinden. Weliswaar hoeft de strafrechtelijke afdoening vanwege de verschillende wijze van afdoening niet maatgevend te zijn maar in de afweging kan die wel een rol spelen.
4.7.
De vordering tot vernietiging van de buitengerechtelijke ontbinding zal worden toegewezen. Bij de gevorderde verklaring voor recht hebben [eisers] dan geen belang meer.
4.8.
Thuis wordt als de het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De kantonrechter ziet aanleiding slechts 1 punt aan liquidatietarief toe te kennen, nu voor de zitting en de laatste akte in totaal al 1,5 punt is toegekend in de procedure met zaaknummer 9073243, waarvan gelijktijdige behandeling heeft plaatsgevonden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
vernietigt de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst d.d. 12 februari 2021;
veroordeelt Thuis in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers] tot heden begroot op € 103,83 aan explootkosten, € 85,- aan griffierecht en € 187,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis, voor zover het de procesveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022.