ECLI:NL:RBOBR:2022:3043
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht korten van verevend ouderdomspensioen op ZW-uitkering
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, op 28 juli 2022, is het beroep van eiseres tegen het korten van haar ouderdomspensioen op de Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.E.E. Vollebregt, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, dat op 6 oktober 2021 had besloten haar ZW-uitkering te korten op basis van de ontvangen pensioenuitkering van het Pensioenfonds Vervoer. Het UWV stelde dat de pensioenuitkering, die voortkwam uit de echtscheiding van eiseres, als inkomen in verband met arbeid moest worden aangemerkt, en dat deze dus in mindering moest worden gebracht op de ZW-uitkering.
De rechtbank oordeelde echter dat het UWV ten onrechte had gehandeld. De pensioenuitkering van eiseres was geen inkomen in verband met arbeid in de zin van artikel 3:5, vierde lid, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB). De rechtbank stelde vast dat de pensioenuitkering niet voortvloeide uit een dienstbetrekking van eiseres, maar uit de verevening na haar echtscheiding. Dit betekende dat eiseres geen zelfstandig recht had op het ouderdomspensioen, en dat de uitkering niet als inkomen in de zin van de ZW kon worden aangemerkt.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.518,- bedroegen. De rechtbank concludeerde dat de ZW-uitkering van eiseres onterecht was gekort en dat zij recht had op nabetaling, inclusief wettelijke rente over het bedrag dat zal worden nabetaald.