vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01.017369.22
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.017369.22
Datum uitspraak: 28 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
GBA-inschrijfadres [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 juni 2022.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 14 juli 2022 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te Deurne, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (in een tankstation aan de [straatnaam] aldaar) [slachtoffer] (medewerkster bij genoemd tankstation) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) door een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] te houden en/of daarbij of vervolgens tegen die [slachtoffer] te roepen: "geld, geld, ik wil geld, pak het geld", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of achter de balie van dat tankstation naar genoemde [slachtoffer] te lopen en een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in haar richting te houden en daarbij of vervolgens van haar geld te eisen.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De beoordeling van het ten laste gelegde
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van het ten laste gelegde feit een bekennende verklaring afgelegd. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2022;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] op 18 januari 2022 opgenomen door [verbalisant 1] [pag. 44-49].
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 18 januari 2022 te Deurne tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld (in een tankstation aan de [straatnaam] aldaar) [slachtoffer] (medewerkster bij genoemd tankstation) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld die aan [bedrijf] , toebehoorde, door een mes, in de richting van die [slachtoffer] te houden en daarbij tegen die [slachtoffer] te roepen: "geld, geld, ik wil geld, pak het geld", en achter de balie van dat tankstation naar genoemde [slachtoffer] te lopen en een mes, in haar richting te houden en daarbij van haar geld te eisen.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft 100 uur werkstaf gevorderd, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie als verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren verricht, met aftrek van de 4 dagen die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Voorts heeft de officier van justitie 3 maanden voorwaardelijke jeugddetentie gevorderd, met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad van de Kinderbescherming: verbod op middelengebruik, verblijf binnen het gastgezin, meewerken aan systeemtherapie van Pactum en aan eventueel onderzoek, meewerken aan de begeleiding vanuit de Jeugdreclassering en meewerken aan hulpverlening die de Jeugdreclassering nodig acht. De officier van justitie heeft dadelijke tenuitvoerlegging van de bijzondere voorwaarden gevorderd. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met medeverdachte schuldig gemaakt aan een overval van een tankstation. Verdachte heeft hierbij de winkelbediende, achter de balie, bedreigd met een mes. Verdachten hebben hierbij ongeveer € 235,00 buitgemaakt.
Door het handelen van verdachte heeft hij het slachtoffer veel angst ingeboezemd. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting uitgesproken slachtofferverklaring van het slachtoffer, waarin zij spreekt over de enorme impact die dit voorval heeft gehad op haar. Haar gevoel van onveiligheid op haar werk is niet meer verdwenen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het geld heeft gebruikt om sigaretten voor zijn groepsgenoten te kopen. Verdachte heeft puur uit winstbejag een volstrekt verkeerde belangenafweging gemaakt en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij achter de balie is gaan staan omdat de overval te lang ging duren. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij deze keuze heeft gemaakt in plaats van zich terug te trekken.
Bovendien leiden overvallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot samen met medeverdachte een tankstation te overvallen. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk.
Op grond van het procesdossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat geen sprake is geweest van een impulsieve daad. Verdachte is volgens zijn zeggen tijdens school gevraagd ‘mee te doen’, is in de avond meegegaan en wist dat voor de overval messen waren gekocht. Weloverwogen heeft verdachte een capuchon opgedaan en een mondkapje voor, om eventuele herkenning te bemoeilijken.
De rechtbank vindt het positief dat verdachte kort na de overval een brief heeft geschreven aan het slachtoffer omdat hij spijt had. Ter terechtzitting heeft hij deze brief aan het slachtoffer voorgelezen. Gelet hierop heeft de rechtbank het idee dat verdachte oprecht spijt heeft van zijn daad.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 5 juli 2022, opgesteld door raadsonderzoeker mevrouw [naam 1] . Uit deze rapportage blijkt onder meer dat verdachte vermijdend gedrag vertoont, moeite heeft met het accepteren van gezag en weinig intrinsieke motivatie heeft iets te doen. Hij is impulsief en laat zich makkelijk beïnvloeden. De Raad adviseert de rechtbank verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ter terechtzitting heeft deskundige [naam 2] van de jeugdreclassering bevestigd dat verdachte beïnvloedbaar is. Zij heeft verder gesteld dat controle op middelengebruik van belang is en dat voorwaardelijke jeugddetentie zal helpen als stok achter de deur om geen nieuwe strafbare feiten te plegen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde, veelal lagere oriëntatiepunten voor het jeugdstrafrecht. De oriëntatiepunten voor het jeugdstrafrecht dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Bij het bepalen van de straf wordt veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdige. Er wordt veel meer dan bij het strafrecht voor volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank sluit in deze zaak aan bij het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel. Dat is een onvoorwaardelijke jeugddetentie van ten minste vier maanden.
In de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden ziet de rechtbank echter aanleiding aan verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden vindt de rechtbank wel passend en geboden. De rechtbank zal deze jeugddetentie geheel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Daarnaast zal de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, het hiervoor genoemde oriëntatiepunt en straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, een hogere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank legt een werkstraf op voor de duur van 140 uur, als verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren verricht, te vervangen door 70 dagenjeugddetentie, met aftrek van 2 uur per dag die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de dadelijke uitvoerbaarheid van de (bijzondere) voorwaarden te bevelen. Op grond van het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, kan niet worden vastgesteld dat is voldaan aan het wettelijk criterium daarvoor (artikel 77za Wetboek van Strafrecht). Uit de taxatie van het recidiverisico door de Raad voor de Kinderbescherming blijkt namelijk niet dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen messen, gebruikt voor de overval, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de messen verbeurd verklaren.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De benadeelde partij heeft gevorderd een bedrag van € 64,20 aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij vindt dat verdachte en medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk zijn.
De raadsman van verdachte merkt ten aanzien van de immateriële schade op dat het lastig is te bepalen wat de omvang van de psychische schade is. Hij is van mening dat de schade op dit punt niet duidelijk is onderbouwd. De materiële schade vindt de raadsman wel voldoende onderbouwd.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding van € 1.500,- en materiële schadevergoeding ter zake van de reiskosten naar de therapie van € 64,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 1.500,- te boven gaat. In dat verband is de rechtbank, zonder afbreuk te willen doen aan de ernst van de gevolgen die het voorval voor het slachtoffer heeft gehad, van oordeel dat de uitspraken die namens de benadeelde partij naar voren zijn gebracht, veel bandbreedte bieden voor de vaststelling van de toe te kennen immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft kunnen vaststellen dat sprake is van psychische gevolgen en een daartoe benodigde EMDR-behandeling. De rechtbank wijst daarvoor gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt toegekend en naar billijkheid een bedrag van € 1.500,- toe.
De benadeelde partij kan haar vordering tot immateriële schadevergoeding voor zover deze het bedrag van € 1.500,- te boven gaat slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 tot de dag der algehele voldoening. Omdat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten minderjarig was, stelt de rechtbank het aantal dagen gijzeling op 0.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 77i, 77m, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:
een
werkstrafvoor de duur van
140 urensubsidiair 70 dagen jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert elke dag die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, op 2 uur te verrichten arbeid.
een
jeugddetentievoor de duur van
3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren
voorwaardeis, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
en stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich gedurende een door Jeugdbescherming Brabant te Helmond, afdeling jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht en de aanwijzingen van de jeugdreclassering zal volgen;
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol en ten behoeve van de naleving van dit verbod zal meewerken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in een gastgezin, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- veroordeelde gedurende de proeftijd mee zal werken aan systeemtherapie van Pactum en aan eventueel onderzoek en aan hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht.
Geeft aan Stichting Jeugdbescherming Brabant, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken.
legt op de volgende maatregel:
legt aan de verdachte op de
verplichting tot betalingaan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.564,20, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van 0 dagen;
Voormeld bedrag bestaat uit € 64,20 materiële schadevergoeding en € 1.500,- immateriële schadevergoeding, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.564,20, bestaande uit € 64,20 materiële schadevergoeding en € 1.500,- immateriële schadevergoeding, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
ten aanzien van het beslag
-
verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen, te weten: 2 messen (aangetroffen in sloot)