ECLI:NL:RBOBR:2022:3022

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
01/068853-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roofoverval met dodelijke afloop op 73-jarige man in Boxtel

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten die betrokken waren bij een gewelddadige woningoverval op een 73-jarige man in Boxtel. De verdachten, waaronder [verdachte 1], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], zijn beschuldigd van het medeplegen van doodslag en diefstal met geweld. De overval vond plaats op 22 januari 2021, waarbij het slachtoffer werd vastgebonden met tie-wraps, mishandeld en uiteindelijk om het leven gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten gezamenlijk hebben gehandeld met het doel om geld te stelen, en dat zij daarbij een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer hebben aanvaard. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schadevergoeding voor materiële en immateriële schade is vastgesteld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.068853.21
Datum uitspraak: 29 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte 1] ,

geboren te Litouwen op [geboortedatum 1] 1984,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juni 2021, 10 september 2021, 19 november 2021, 28 januari 2022, 15 april 2022,
1 juli 2022, 5 juli 2022 en 15 juli 2022 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van [geboortedatum 3] 2021.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 november 2021 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Boxtel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1947) opzettelijk van het leven heeft beroofd door
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of op/tegen de grond te duwen en/of op/tegen de grond geduwd te houden en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden) de handen van die [slachtoffer] met een of meer tie-wrap(s) vast te binden en/of
- (terwijl die [slachtoffer] met vastgebonden handen op de grond lag) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen de keel en/of de hals en/of de romp en/of de rug en/of de borstkas, in elk geval het lichaam, te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of
- de mond van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of
- met de knie op het hoofd en/of op/tegen de keel, althans op/tegen de hals, van die [slachtoffer] te zitten en/of te drukken (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen) en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of die [slachtoffer] (vervolgens) richting de slaapkamer te verslepen en/of
- (vervolgens) de met een tie-wrap vastgebonden handen van die [slachtoffer] met een andere tie-wrap aan een verwarmingsbuis vast te maken en/of
- (vervolgens) de woning van die [slachtoffer] te verlaten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,

welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal (met geweld) (in vereniging), van een hoeveelheid geld en/of een of meerdere fles(en) wijn (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312/310 van het Wetboek van Strafrecht), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Boxtel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1947) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of op/tegen de grond te duwen en/of op/tegen de grond geduwd te houden en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden) de handen van die [slachtoffer] met een of meer tie-wrap(s) vast te binden en/of
- (terwijl die [slachtoffer] met vastgebonden handen op de grond lag) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen de keel en/of de hals en/of de romp en/of de rug en/of de borstkas, in elk geval het lichaam, te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of
- de mond van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of
- met de knie op het hoofd en/of op/tegen de keel, althans op/tegen de hals, van die [slachtoffer] te zitten en/of te drukken (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen) en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of die [slachtoffer] (vervolgens) richting de slaapkamer te verslepen en/of
- (vervolgens) de met een tie-wrap vastgebonden handen van die [slachtoffer] met een andere tie-wrap aan een verwarmingsbuis vast te maken en/of
- (vervolgens) de woning van die [slachtoffer] te verlaten,

ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

feit 2:
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Boxtel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een of meerdere fles(sen) wijn, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of op/tegen de grond te duwen en/of op/tegen de grond geduwd te houden en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden) de handen van die [slachtoffer] met een of meer tie-wrap(s) vast te binden en/of
- (terwijl die [slachtoffer] met vastgebonden handen op de grond lag) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen de keel en/of de hals en/of de romp en/of de rug en/of de borstkas, in elk geval het lichaam, te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of
- de mond van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of
- met de knie op het hoofd en/of op/tegen de keel, althans op/tegen de hals, van die [slachtoffer] te zitten en/of te drukken (waardoor die [slachtoffer] geen adem kon halen) en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of die [slachtoffer] (vervolgens) richting de slaapkamer te verslepen en/of
- (vervolgens) de met een tie-wrap vastgebonden handen van die [slachtoffer] met een andere tie-wrap aan een verwarmingsbuis vast te maken en/of
- (vervolgens) de woning van die [slachtoffer] te verlaten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op zaterdag 23 januari 2021 omstreeks 15.48 uur werd er melding gedaan bij de meldkamer van de politie dat er in de woning [adres 1] te Boxtel een levenloos lichaam was aangetroffen. Ter plaatse werd de woning door politieambtenaren betreden en werd het levenloze lichaam van een man aangetroffen. De man lag met zijn lichaam deels in de hal en deels in de slaapkamer. De handen van de man waren met tie-wraps gebonden en vastgelegd aan de ter plaatse aanwezige verwarmingsbuis. De man was gekleed in een pyjama. De man had een zichtbare verwonding op zijn achterhoofd en zichtbare bloeduitstortingen op het
bovenlichaam. De woning was overhoop gehaald en nagenoeg alle kasten, banken en
stoelen waren doorzocht. Uit ingesteld onderzoek is vast komen te staan dat het slachtoffer de 73-jarige [slachtoffer] betrof.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd feit 1 primair, het medeplegen van gekwalificeerde doodslag en feit 2, de diefstal met geweld, in vereniging gepleegd, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad, wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De drie verdachten hebben samen een woningoverval gepleegd, waarbij zij, eveneens in gezamenlijkheid, dusdanig geweld hebben gebruikt dat het slachtoffer daarbij om het leven is gekomen. Bij alle drie de verdachten is sprake geweest van voorwaardelijk opzet op het overlijden van het slachtoffer. De verdachten hebben vanaf het moment van binnenkomst tot het moment van vertrek uit de woning ongekend hevig geweld uitgeoefend op het slachtoffer ten behoeve van de overval, waarna zij het slachtoffer hulpeloos hebben achtergelaten. Zij hebben daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt dat het de verdachten erom te doen was het slachtoffer te overvallen en om geld te halen. Het is nooit hun intentie geweest het slachtoffer te doden. Ook de handelingen zoals genoemd in de tenlastelegging onder feit 1 waren, gezien het voorgaande, naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet zozeer gericht op het veroorzaken van de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachten de aanmerkelijke kans op diens dood bewust hebben aanvaard. Geconcludeerd kan worden dat het opzet op de dood van het slachtoffer ontbreekt hetgeen dient te leiden tot een integrale vrijspraak van feit 1.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Bewijsmiddelen.

Aantreffen [slachtoffer] .

Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 24 januari 2021, dossierpagina’s 648-649, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Op zaterdag 23 januari 2021, omstreeks 15:50 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in uniform gekleed en belast met de wijkzorg in teamgebied Boxtel. Wij ontvingen van het Operationeel meldcentrum de opdracht om te gaan naar het adres [adres 1] te Boxtel. Aldaar zit een Bed en Breakfast gevestigd. Wij begrepen portofonisch dat de melder daar ter plaatse een persoon had aangetroffen welke vermoedelijk overleden was. Daarbij hoorden wij dat door de melder werd aangegeven dat deze persoon met tie-wraps aan de verwarming is vastgebonden. Ter plaatse troffen wij melder en tevens [getuige] alsmede de eveneens gealarmeerde
ambulancebroeders. [getuige] vertelde dat ze de woning binnen was gegaan en dat ze daar het levenloze lichaam van haar oom had aangetroffen. Van de aanwezige ambulancebroeders hoorden wij dat ze de woning al binnen waren geweest en daar hadden geconstateerd dat de persoon was overleden maar dat hij inderdaad vastgebonden zat
aan de verwarming. Wij zagen toen dat er ongeveer halverwege deze gang, op ongeveer 10 meter van de deur waar wij stonden, een persoon lag. Wij zagen daarbij dat de persoon een rood/ bruinachtige plek van 5 bij 5 centimeter op zijn achterhoofd had. Wij zagen dat de rest van zijn lichaam links in een deuropening lag. Wij zijn toen verder de gang ingegaan en hebben daarbij elke ruimte die wij passeerden bekeken of er nog andere personen aanwezig waren maar dit was niet het geval. Wij zagen daarbij dat elke ruimte die wij bekeken overhoop gehaald was. Wij zijn rechts langs het lichaam gelopen en zagen daarbij dat het ging om een vermoedelijk ouder manspersoon. Wij zagen dat op het lichaam diverse blauwe plekken zaten waarvan wij niet direct konden onderscheiden of dit zogenoemde lijkvlekken waren of sporen van geweld. Wij zagen dat de handen van deze persoon met zwarte tie-wraps bij elkaar waren gebonden en dat deze vastgemaakt waren aan de onderste toevoer van de verwarmingsradiator in de gang. Toen wij voorbij het lichaam van de persoon liepen kwamen we voorbij de voordeur, links gelegen. Wij zagen dat daar, op ongeveer 5 meter en om een hoekje vanaf het lichaam, een deel van een kunstgebit lag. Wij zijn vervolgens verder gelopen en kwamen uit in de woonkamer. Wij zagen daar dat ook de woonkamer overhoop gehaald was en dat er in praktisch alle kasten, bank en stoelen gezocht leek te zijn.
Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 1] Boxtel), opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 6 oktober 2021, dossierpagina’s 2819-2838, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op het nachtkastje bevonden zich onder andere een lederen portemonnee en een zwaar beschadigde mobiele telefoon. De telefoon stond naar binnen gebogen. In het schermglas was overdwars in het midden een vouwlijn zichtbaar met daaromheen verbrijzeling van het glas. Ook de rughoes was gebogen en de schermbeveiliging losgekomen.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] d.d. 29 januari 2021, dossierpagina’s 754-755, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werd onderzocht op welke wijze de verbinding van de telefoon van het slachtoffer, [slachtoffer] , met het mobiele netwerk van Vodafone werd verbroken.
Drie scenario's werden door mij nader onderzocht:
1. De mobiele telefoon werd handmatig uitgeschakeld;
2. De mobiele telefoon is door een lege batterij uitgeschakeld;
3. De mobiele telefoon is door een technisch defect uitgeschakeld.
Scenario 1 is onwaarschijnlijk. De telefoon heeft geen volledige uitschakelprocedure doorlopen. Op 27 januari 2021 vertelde een onderzoeker van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) aan mij dat de status van de batterij was vastgesteld. De batterij had nog voldoende spanning om de mobiele telefoon normaal te laten functioneren. Door deze bevindingen is scenario 2 onwaarschijnlijk.
Conclusie.
Na bovenstaand onderzoek is scenario 3 (technisch defect) het meest waarschijnlijke scenario. De mobiele telefoon heeft op 22 januari 2021 om 07:06:49 uur een verbinding opgebouwd met het mobiele netwerk van Vodafone (historische verkeersgegevens) en een uitschakel-bericht verstuurd (loggegevens Vodafone). De berichten die vervolgens door het netwerk zijn verstuurd, zijn door een defect nooit meer door de mobiele telefoon ontvangen.
Een geschrift betreffende een rapportage van het NFI, pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, betreffende de overledene [slachtoffer] d.d. 24 april 2021 dossierpagina’s 3102-3119, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A. Postmortale radiologie.
Voorafgaand aan de sectie werd het lichaam postmortaal radiologisch onderzocht via
het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda. Hierbij werd het volgende gezien:
- drievoudige breuk van de onderkaak (linkerzijde en hals beiderzijds);
- breuk van het tongbeen en beide bovenste hoorntjes van het schildkraakbeen;
- talrijke ribbreuken (links meer dan rechts) met linkszijdige klaplong;
- breuken van dwarsuitsteeksels van de 8e tot en met 12e borstwervel alsook de 1e tot en met 4e buikwervel.
B. Sectie: uitwendig en inwendig.
1.Het was het lichaam van een bejaarde man met een lichaamslengte van circa 183 cm en een lichaamsgewicht van circa 85 kg (BMI 25,4 kg/m2). De lijkvlekken waren gelokaliseerd aan de rechterzijde van het lichaam (conform positie bij aantreffen).

2. Letsels ter hoogte van het hoofd.

Het gelaat was gezwollen en rood gevlekt. Er waren oppervlakkige huidbeschadigingen en/of onderhuidse bloeduitstortingen ter hoogte van de rechterzijde van het voorhoofd (A), de rechterwenkbrauw (B), de oogleden en het oogwit (C), de linkerwenkbrauw (D), de neusrug (E), de linkerwang (F) en het linkeroor (G). Verspreid aan de behaarde hoofdhuid (L) en achter het linkeroor (H) waren uitgebreide onderhuidse bloeduitstortingen. Centraal aan de kruin was een oppervlakkige huidbeschadiging met indroging (M). Er was bloeduitstorting in de slaapspieren. Over de rechterhersenhelft was een bloedfilm onder de harde en zachte hersenvliezen. Het schedeldak en de schedelbasis waren intact. Neuropathologisch onderzoek is ingezet.

3. Letsels ter hoogte van de mond.

Rondom de mond waren oppervlakkige huidbeschadigingen (I). Aan het slijmvlies van de lippen waren verspreid beschadigingen en bloeduitstortingen (3). In de tongpunt was een bloeduitstorting. Over de kaak (K) was links een onderhuidse bloeduitstorting en rechts een
oppervlakkige huidbeschadiging. Er was een breuk van de linkerzijde van de onderkaak met aanwijzingen voor extra breuken (abnormale beweeglijkheid); hierbij was uitgebreide bloeduitstorting in de wekedelen van de mondbodem en de bovenzijde van de hals.

4. Letsels ter hoogte van de hals.

Aan de rechterzijde van de hals waren onderhuidse bloeduitstortingen (N) in een gebied van circa 5x3 cm, deels met puntvormig aspect. Aan de nek waren vijf oppervlakkige huiddefecten met granulerend aspect (V). In de rechter schuine halsspier waren twee bloeduitstortingen. In de halsspieren ter hoogte van de voorzijde van het schildkraakbeen waren meerdere bloeduitstortingen. De linkerzijde van het tongbeen en beide bovenste hoorntjes van het schildkraakbeen waren gebroken met omliggende bloeduitstorting.

5. Letsels ter hoogte van de romp.

Aan de borst voorwaarts waren verspreid onderhuidse bloeduitstortingen (O). Nabij het borstbeen waren enkele bloeduitstortingen in de borstspieren. Centraal aan de bovenbuik was een bloeduitstorting in het onderhuids vetweefsel. Aan de bovenrug waren zeer uitgebreide onderhuidse bloeduitstortingen (links meer dan rechts), deels met geprofileerd aspect (W). Aan de rechterzijde van de bovenrug waren breedvlakkige oppervlakkige huidbeschadigingen met indroging (X). Midden op de rug en aan beide flanken waren talrijke onderhuidse bloeduitstortingen en enkele oppervlakkige huidbeschadigingen (Y). In de rugspieren waren zeer uitgebreide bloeduitstortingen. Aan de achterzijde van de
vetkapsels rond de nieren waren enkele bloeduitstortingen. Er waren talrijke ribbreuken met uitgebreide begeleidende bloeduitstortingen: linkszijdig waren er breuken van de 3e tot en met 12e rib, rechtszijdig van de 2e en 7e tot en met 12e rib. De meeste ribben waren op meerdere plaatsen gebroken. In relatie tot de ribbreuken (scherpe delen) waren er beschadigingen van de linkerlong; het longweefsel was ten dele samengevallen (klaplong) en er was beperkte bloedophoping in de linkerborstholte (circa 100 ml). Er waren
longkneuzingen ter hoogte van beide onderkwabben.

6. Letsels ter hoogte van de ledematen.

Aan beide bovenarmen en ellebogen waren verspreid onderhuidse bloeduitstortingen (P), deels met inliggende oppervlakkige huidbeschadigingen. Aan de strekzijde van de polsen en de handruggen waren zeer uitgebreide onderhuidse bloeduitstortingen met zwelling van de wekedelen (Q). Ter hoogte van de strekzijde van beide polsen was in deze letsels een bandvormige uitsparing (R), linkszijdig met gedeeltelijk geribbeld aspect. Aan de achterzijde van het rechteronderbeen was een oppervlakkige huidbeschadiging (S). Aan beide enkels waren meerdere onderhuidse bloeduitstortingen en enkele oppervlakkige huidbeschadigingen (T). Aan de voeten waren enkele onderhuidse bloeduitstortingen (U).
Interpretatie van resultaten.
De sectie betrof een bejaarde man (sub B1) met talrijke letsels. Het overlijden wordt verklaard door de gevolgen van meervoudige geweldpleging. Ten aanzien van het overlijdensmechanisme wordt het volgende overwogen:
De letsels aan het hoofd (sub B2) zijn bij leven ontstaan door stomp botsende (zoals door slagen, stoten, vallen) en/of schurende krachtinwerking. Bij neuropathologisch onderzoek (sub C) werden alleen geringe hersenbeschadigingen vastgesteld zonder relevantie ten aanzien van het overlijden. Wel kan de krachtinwerking op het hoofd mogelijk aanleiding hebben gegeven tot bewustzijnsstoornissen.
De letsels ter hoogte van de mond (sub B3) zijn bij leven ontstaan door stomp botsende, schurende en/of (samen)drukkende krachtinwerking. Gezien de complexe breuk van de onderkaak en de mogelijke breuk van de bovenkaak (sub A) is het stomp botsende aspect bijzonder hevig geweest. Indien sprake is geweest van bij leven afsluiten van de ademwegen door (samen)drukkende krachtinwerking op de mond en neus (smoren) kan dit via ademhalingsfunctiestoornissen hebben geleid tot of bijgedragen aan het overlijden. Mede gezien de kneveling van de armen dient rekening te worden gehouden met andere vormen van ademhalingsbelemmering; zoals de mogelijkheid van een ingebrachte prop in de mondholte (bij sectie waren hiervoor overigens geen concrete aanwijzingen).
De letsels in de hals (sub B4) zijn bij leven ontstaan door (samen)drukkende (met de handen of met een structuur) en/of stomp botsende krachtinwerking. De tekenen van bloedstuwing aan de gelaatshuid en oogbindvliezen (sub B8) duiden hierbij op een betekenisvolle belemmering van de bloedafloop van het hoofd. Aanhoudende (samen)drukkende krachtinwerking op de hals kan middels belemmering van de bloedsomloop naar het hoofd hebben geleid tot zuurstofgebrek van de hersenen en zodanig het overlijden verklaren of hieraan hebben bijgedragen.
De letsels ter hoogte van de romp (sub BS) zijn bij leven ontstaan door stomp botsende en/of schurende krachtinwerking. De onderhuidse bloeduitstortingen aan de rug toonden deels een geprofileerd aspect, wat past bij krachtinwerking met één of meerdere geprofileerde voorwerpen. Gezien de talrijke en complexe ribbreuken is de stomp botsende krachtinwerking bijzonder hevig geweest. Bij de ribbreuken zijn ademhalingsfunctiestoornissen te verwachten door onvermogen tot functionele
bewegingen van de borstwand (zogeheten fladderthorax), al dan niet in combinatie met functieverlies door pijn. In relatie tot de ribbreuken was er verder een geringe bloedophoping in de linkerborstholte, een linkszijdige klaplong en longkneuzingen beiderzijds. Hierbij zijn ademhalings- en longfunctiestoornissen te verwachten; als
zodanig kan de krachtinwerking op de romp hebben geleid tot of bijgedragen aan
het overlijden.
De letsels ter hoogte van de ledematen (sub B6) zijn (bij leven) ontstaan door stomp botsende en/of schurende krachtinwerking. Deze letsels hebben geen rol van betekenis gespeeld bij het overlijden. De letsels aan polsen en handen kunnen gezien de locatie passen bij afweerletsel; de bandvormige uitsparingen ter hoogte van de polsen passen bij de kneveling. Het letsel aan de enkels, alsook de breedvlakkige oppervlakkige huidbeschadigingen aan de rug (sub BS), kan eventueel passen bij manipulatie (zoals verslepen of verplaatsen) van het lichaam.
Voorts waren er ziekelijke afwijkingen aan het hart (sub B9). De linkerkransslagader
was deels afgesloten met plaatselijke verlittekening in de hartspier (blijkens de
verkregen informatie zou betrokkene in het verleden een hartinfarct hebben doorgemaakt met nadien matige restfunctie van de linkerhartkamer). Mede gezien de overige sectiebevindingen kunnen de hartafwijkingen aan het overlijden hebben bijgedragen (versneld) als gevolg van vooraf bestaande beperkte hartpompfunctie, een toename van hartpompfunctieverlies en/of optreden van hartritmestoornissen, al dan niet geïnduceerd door zuurstoftekort. Overigens kan (verdere) verslechtering van de hartpompfunctie en/of hartritmestoornissen sneller optreden als de zuurstofbehoefte van het hart toeneemt, zoals bij lichamelijke of emotionele stress. Er waren geen verdere ziekelijke afwijkingen die van betekenis kunnen zijn geweest voor het overlijden. Voorts is een toxicologische oorzaak van het overlijden, bijdrage aan het overlijden of beïnvloeding ten tijde van het overlijden niet gebleken (sub D).
Conclusie.
Het overlijden van [slachtoffer] , 73 jaren oud, kan worden verklaard door de gevolgen van meervoudige stomp botsende en/of (samen)drukkende geweldpleging ter hoogte van de mond, de hals en de romp.

Sporenonderzoek.

Een proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek plaats delict [adres 1] Boxtel, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 15 oktober 2021, dossierpagina’s 2746-2754, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 januari 2021 omstreeks 18:15 uur werd door mij, verbalisant [verbalisant 8] ,
de woning via voornoemde toegangsdeur, aan de achterzijde van de inpandige garage,
betreden. Wij zagen één zwart kleurige kabelbinder in een lus en in aangetrokken positie om
beide polsen van de overledene. Wij zagen in de hal rechts van de slaapkamerdeur van de slaapkamer een verwarmingsradiator aan de muur bevestigd met aan de linkerzijde de water aan- en afvoer buizen. Wij zagen één zwartkleurige kabelbinder die in een lus en in aangetrokken positie om voornoemde afvoerbuis van de verwarming en de kabelbinder om de polsen van de overledene was bevestigd. Wij zagen dat de overledene was gekleed in een:
- zwartkleurig pyjamashirt met langen mouwen;
- zwartkleurig pyjamabroek;
- zwartkleurige onderbroek.
Voornoemde kabelbinder, in een lus en in aangetrokken positie om voornoemde
afvoerbuis van de verwarming en de kabelbinder om de polsen van de overledene, werd
door mij, verbalisant [verbalisant 8] , met een scalpel-mes doorgesneden. Deze kabelbinder werd vervolgens door ons veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van
Spoor Identificatie Nummer (hierna: SIN) AAMV5340NL. Vervolgens werd door mij, verbalisant [verbalisant 8] , voornoemde kabelbinder, die in een lus en in aangetrokken positie om beide polsen van de overleden zat, met een scalpel-mes doorgesneden. Deze kabelbinder werd vervolgens door ons veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van SIN AAMV5341NL.
Door mij, verbalisant [verbalisant 8] , werd het pyjamashirt, de pyjamabroek en de
onderbroek van de overledene over de linkerzijde opengeknipt en opengevouwen.
De overledene werd vervolgens door ons van voornoemde opengevouwen en opengeknipte
kledingstukken verplaatst waardoor deze kledingstukken vrij kwamen te liggen.
Deze pyjamabroek, pyjamashirt en onderbroek werden vervolgens door ons veiliggesteld,
gewaarmerkt en voorzien van de volgende SINS:
- AAMV5337NL (Pyjamashirt);
- AAMV5335NL (Pyjamabroek);
- AAMVS336NL (Onderbroek).
Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 1] Boxtel), opgemaakt door verbalisanten, [verbalisant 9] , [verbalisant 10] , [verbalisant 11] , [verbalisant 6] en [verbalisant 8] d.d. 22 maart 2021, dossierpagina’s 2840-2883, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 25 januari 2021 om 08:00 uur kwamen wij voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1] , [postcode] te Boxtel. Wij zagen dat meerdere kasten in de woonkamer geopend waren. Zowel kastdeuren als lades waren geopend. Op de vloer en op en in geopende kasten lagen meerdere goederen zoals onder andere lakens, papieren, ordners, opengescheurde enveloppen en kleding. Tevens zagen wij een ingelijste foto op de eettafel in de woonkamer liggen. Het geheel paste in het beeld dat de woonkamer doorzocht was. Wij hebben deze goederen onderzocht op de aanwezigheid van relevante sporen en de onderstaande goederen veiliggesteld, gewaarmerkt en in beslag genomen:
SIN AALJ1467NL; Een geopende zwarte portemonnee op de secretaire;
SIN AAMV5331NL; Een schilderij aan de muur boven de secretaire. Wij zagen dat
dit schilderij scheef hing en nadat wij het schilderij onderzocht hadden zagen wij dat in het afdekkarton aan de achterzijde een gat aanwezig was. Op de woonkamervloer zagen wij twee afgescheurde stukken karton liggen. Wij zagen dat deze stukken hetzelfde motief hadden als het afdekkarton van het schilderij en wij hebben deze stukken vervolgens ingepast in het gat waarna een souche ontstond. Het geheel paste in het beeld dat de dader(s) in het schilderij op zoek waren geweest. De volgende oppervlakken hebben wij bemonsterd met een wattenstaafje en voorzien van SIN:
AAMV5330NL; sleutels secretaire;
AAMV5328NL; sleutel inbouwkast voorzijde woonkamer.
Een geschrift betreffende een rapport van het NFI d.d. 23 februari 2021, dossierpagina’s 3148-3153, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
AAMV5341NL#01 (Uiteinde, inclusief het slotje van de kabelbinder):Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie
niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een relatief groot deel van het DNA afkomstig is van het [slachtoffer] . DNA mengprofiel AAMV5341NL#0l is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] , [verdachte 1] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.
Bemonstering AAMV5341NL#01:DNA-mengprofiel AAMV5341NL#0l is niet geschikt voor opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en is daarom niet opgenomen. Wel is dit DNA-mengprofiel op 2 februari 2021 vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen van personen. Hierbij is gericht gezocht naar de personen die relatief weinig DNA kunnen hebben bijgedragen aan deze bemonstering. Hierbij is een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel van [verdachte 1] . Dit betekent dat een deel van het DNA in bemonstering AAMV5341NL#0l afkomstig kan zijn van [verdachte 1] .
Een geschrift betreffende een rapport van het NFI d.d. 21 mei 2021, dossierpagina’s 3300-3310, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bemonstering AAMV5335NL#01 (Buitenzijde van de rechterbroekspijp ter hoogte van de knieholte - oppervlakkig):Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie
niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van het slachtoffer. DNA-mengprofiel AAMV5335NL#0l is ongeveer 680 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] , verdachte [medeverdachte 3] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.
Bemonstering AAMV5335NL#06 (Buitenzijde van de rechterbroekspijp ter hoogte van de kuit/enkel - diepliggend):Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee
niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van het slachtoffer. DNA-mengprofiel AAMV5335NL#06 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en [verdachte 1] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
Bemonstering AAMV5335NL#14 (Buitenzijde van de linkerbroekspijp ter hoogte van de enkel - diepliggend):Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee
niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van het slachtoffer. DNA-mengprofiel AAMV5335NL#14 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en [verdachte 1] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
Bemonstering AAMV5337NL#02 (Buitenzijde linkermouw ter hoogte van de onderarm):Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van vier
niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van het slachtoffer. DNA-mengprofiel AAMV5337NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] , [verdachte 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en drie willekeurige onbekende personen.
Een geschrift betreffende een rapport van het NFI d.d. 18 maart 2021, dossierpagina’s 3320-3324, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
AAMV5328NL#01 (sleutel inbouwkastwoonkamer h03):Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet-verwante personen. DNA-mengprofiel AAMV5328NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte 1] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
AAMV5330NL#01 (sleutels dressoir woonkamer h03):Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee
niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van [slachtoffer] . DNA-mengprofiel AAMV5330NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en [verdachte 1] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
Een geschrift betreffende een rapport van het NFI d.d. 6 mei 2021, dossierpagina’s 3339-3345, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
AAMV5331NL#03 (Linker- en rechterrand van de lijst):Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie
niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van het slachtoffer. DNA-mengprofiel AAMV5331NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] , [verdachte 1] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.
Bemonstering AAMV5331NL#06 (Achterzijde van het schilderij rondom de beschadiging):Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee
niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van het slachtoffer. DNA-mengprofiel AAMV5331NL#06 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en [verdachte 1] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
Een geschrift betreffende een rapport van het NFI d.d. 28 mei 2021, dossierpagina’s 3360-3371, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Portemonnee AAU1467NL:Verzocht is om de portemonnee te bemonsteren gericht op het verzamelen van DNA van een persoon die mogelijk geld uit de portemonnee kan hebben gehaald.
Bemonstering AALJ1467NL#02:Voor de berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en twee niet-verwante personen. DNA-mengprofiel
AALJ1467NL#02 is ongeveer 160 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] , [verdachte 1] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.
Een geschrift betreffende een rapport van het NFI d.d. 13 juli 2021, dossierpagina’s 3447-3450, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Referentiemonster wangslijmvlies WAAS7719NL van [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 3] 1988) is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek:Op grond van de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat:
- Een deel van het DNA in bemonstering AAMV5340NL#0l (van het uiteinde, inclusief het slotje, van een kabelbinder) afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] .
- Een deel van het DNA in bemonstering AAMV5337NL#02 (buitenzijde linkermouw ter hoogte van de onderarm) afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] .
Bemonstering AAMV5340NL#01 (van het uiteinde, inclusief het slotje, van een kabelbinder):Het verkregen DNA-mengprofiel van deze bemonstering kan verklaard worden door een bijdrage van DNA van zowel drie als vier personen. De berekening van de bewijskracht is daarom zowel uitgevoerd onder de aanname dat er drie, als onder de aanname dat er vier niet-verwante personen DNA hebben bijgedragen aan deze bemonstering. Tevens is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] zelf.
DNA-mengprofiel AAMV5340NL#01 is, ongeacht of er drie of vier personen DNA hebben bijgedragen, meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] , [medeverdachte 1] en één of twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en twee of drie willekeurige onbekende personen.
Bemonstering AAMV5337NL#02 (buitenzijde linkermouw ter hoogte van de onderarm):De volgende hypotheses zijn bij de berekeningen betrokken:
Hypothese 1:Het DNA is afkomstig van [slachtoffer] , [medeverdachte 1]
, verdachte [verdachte 1] en een onbekende persoon.
Hypothese 2:Het DNA is afkomstig van [slachtoffer] , [medeverdachte 1]
en twee onbekende personen.
Hypothese 3:Het DNA is afkomstig van [slachtoffer] , verdachte
[verdachte 1] en twee onbekende personen.
Hypothese 4:Het DNA is afkomstig van [slachtoffer] en drie onbekende personen.
Bij elke hypothese is aangenomen dat de onbekende personen niet verwant zijn aan elkaar, noch aan slachtoffer of verdachte. Uit de berekeningen volgt dat DNA-mengprofiel AAMV5337NL#02 ten minste 60 miljoen keer waarschijnlijker is onder hypothese 1 (de bemonstering bevat DNA bevat van [slachtoffer] , [medeverdachte 1] , verdachte [verdachte 1] en een willekeurige onbekende persoon) dan onder elk van de andere hierboven genoemde hypotheses.

Tijdlijn.

Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 12] , d.d. 6 april 2021, dossierpagina’s 1905-1944, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Camerabeelden:
Het onderzoeksteam heeft de camerabeelden van de woning aan de [adres 2] te Boxtel inbeslaggenomen. Deze camera hing aan de buitenzijde van de woning en filmde in de richting van de plaats delict.
Ik zag dat op vrijdag 22 januari 2021, om 04:15:16 uur, een voertuig uit de richting van de
[straatnaam 4] de [straatnaam 1] oprijdt. Ik zie dat de auto de B&B voorbij rijdt en richting [straatnaam 2] reed. Op de beelden van de [adres 3] , is te zien dat de auto, model stationwagen, vermoedelijk van de verdachten, om 04:15:01 uur de [straatnaam 1] inrijdt. Het tijdstip waarop de auto op de [straatnaam 1] is te zien is logisch ten opzichte van de beelden [adres 3] .
Ik zag dat op vrijdag 22 januari 2021 om 04:35:50 uur een lamp / licht aan ging. Dit is bij de woning van het slachtoffer. Bij de reconstructie met betrekking tot de verlichting werd vastgesteld dat het hier gaat om de lamp van slaapkamer 1. Dit betreft de slaapkamer van het slachtoffer [slachtoffer] .
Ik zag dat op vrijdag 22 januari 2021 om 05:29:29 uur een voertuig uit de richting van de [straatnaam 3] kwam, voorbij de B&B reed om vervolgens via de [straatnaam 1] richting de [straatnaam 4] te rijden. Op de beelden van de [adres 3] , is te zien dat de auto, model stationwagen, hoogstwaarschijnlijk van de verdachten, om 05:30:41 uur de [straatnaam 1] uitkomt en wegrijdt richting Schijndel. Het tijdstip waarop de auto op de [straatnaam 1] is te zien is logisch ten opzichte van de beelden [adres 3] .

Verklaringen verdachten.

Een proces-verbaal van het verhoor van de [medeverdachte 1] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 13] in Litouwen, in het bijzijn van verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 15] d.d. 17 mei 2021, dossierpagina’s 470-476, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, [verdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vanuit Duitsland, samen met de auto gegaan naar Nederland. We zijn rond 09:00 uur vertrokken vanuit Duitsland naar Nederland om [medeverdachte 3] op te halen. We reden met de auto van [medeverdachte 2] "Saab 93". We hebben [medeverdachte 3] opgehaald en we gingen terug naar Duitsland. Onderweg heeft [verdachte 1] zich een persoon herinnerd, het overleden slachtoffer, zoals ik het nu begrijp, dat hij het geld heeft. [verdachte 1] had eerder bij hem gewoond. Tijdens de hele reis waren [medeverdachte 3] en [verdachte 1] een plan aan het bedenken over het bestelen van het slachtoffer. In Duitsland hebben we samen: ik, [medeverdachte 3] , [verdachte 1] , [medeverdachte 1] en de huisbaas (hij is een Duitser) tot laat in de nacht alcoholische dranken gedronken. Ik heb mijn vriendin gebeld en we hebben met elkaar minstens een half uur gesproken via een beeld. Ik was met haar in gesprek tot het moment dat [verdachte 1] en [medeverdachte 3] naar mij toe kwamen en zeiden "we gaan, we gaan". Ik ben met hen vertrokken zonder te weten waar ik naar toe ging. Toen we aankwamen, hebben we besproken wat er gedaan moest worden. We hebben besproken dat er op de deur geklopt moest worden, naar binnen gegaan moest worden en vervolgens de persoon moest vastgebonden worden. De woning moest daarna snel doorzocht worden want [verdachte 1] was ervan overtuigd dat daar geld lag. We zijn met de auto niet ver van de woning vandaan gekomen, we zijn naar de woning toe gelopen en op de deurbel gedrukt. Een man heeft de deur open gedaan. We, ik en [medeverdachte 3] , hebben met handen de man bij zijn mond gepakt en hem naar de kamer meegenomen. We hebben hem op de grond gelegd en vastgebonden. We hebben hem vastgebonden met tie-wraps. We hebben hem gelegd in de kamer aan de linker kant, meteen als je de woning binnen komt, waar de woonkamer is. Toen heb ik de hele tijd zijn mond vast gehouden met mijn hand om te voorkomen dat de man ging schreeuwen. [medeverdachte 3] heeft met het slachtoffer in het Engels gesproken en steeds gevraagd waar het geld lag. Wat [verdachte 1] op dat moment aan het doen was weet ik niet. Hij was ergens in de woning. Het slachtoffer heeft geprobeerd te schreeuwen en hij kronkelde, daarom heb ik hem een paar klappen gegeven. Ik heb met mijn hand, de onderarm, de klappen gegeven tegen het lichaam van het slachtoffer. [medeverdachte 3] was toen al ergens verdwenen, ik heb hem niet gezien. Toen heeft het slachtoffer een plaats gezegd in het Engels. Ik heb het niet begrepen maar ik had wel begrepen dat daar het geld lag. Ze kwamen nerveus terug, want zoals ik het heb begrepen, hebben ze het geld niet gevonden. Ze hadden de capuchons en de gezichtsmaskers op. Ik hield met de hand de mond vast van het slachtoffer en ik had niet gezien wie wat aan het doen was, maar [verdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben het slachtoffer met handen geslagen en geschopt met benen. Het is zeker dat [verdachte 1] het liggende slachtoffer van de linkerkant heeft geschopt. [medeverdachte 3] was de hele tijd aan het heen en terug lopen en hij stelde steeds de vragen aan het slachtoffer en hij zei tegen het slachtoffer dat het slachtoffer loog. We hebben hem geslagen met het doel dat hij ging praten. Nadat [verdachte 1] en [medeverdachte 3] een paar keer kwamen en weer op zoek gingen naar geld, hoorde ik het slachtoffer iets zeggen dat in verband met een wc was. Ik heb begrepen dat er iets in de wc was en ik ben naar de wc gegaan om daar te kijken. Maar ik heb in de wc niets gevonden en ik kwam terug naar de woonkamer. Tijdens het lopen zag ik een rommel in de andere kamers en ik zag hoe [medeverdachte 3] en [verdachte 1] het slachtoffer aan het slepen waren naar de radiator. Toen zijn we vertrokken. We zijn weggereden.
Vraag van de rechercheurs van het Koninkrijk der Nederlanden: In welke toestand was het
slachtoffer toen jij zag dat [medeverdachte 3] en [verdachte 1] hem aan het slepen waren naar de radiator?
[medeverdachte 1] : Hij lag. Of hij ademde en of hij in leven was, weet ik niet. Hij bewoog niet en ik heb niet naar zijn ogen gekeken. Toen ik van hem afliep, ademde hij nog en hij was in leven. Voordat ik naar de wc liep, was hij in leven.
Vraag van de rechercheurs van het Koninkrijk der Nederlanden: Op welke wijze hebben [medeverdachte 3] en [verdachte 1] het slachtoffer gesleept?
[medeverdachte 1] : Hij werd bij de polsen vastgehouden, handen waren omhoog en zo werd hij gesleept.
Vraag van de rechercheurs van het Koninkrijk der Nederlanden: Waar kwamen de tie-wraps vandaan?
[medeverdachte 1] : Dat was het werkmateriaal van mij en [verdachte 1] . We hebben bij hetzelfde Nederlandse bedrijf gewerkt en die tie-wraps waren ons werkgereedschap. Ze lagen in de auto.
Vraag van de rechercheurs van het Koninkrijk der Nederlanden: Hebben jullie de speciale kleding gedragen en hebben jullie de gezichten bedekt of iets anders?
[medeverdachte 1] : We hebben de handschoenen gedragen want het was koud. Op het gezicht hadden we een medisch masker, de kleur was of blauw of zwart, ik weet het niet. De kleding was de gewone kleding.
Vraag van de rechercheurs van het Koninkrijk der Nederlanden: Waar waren [medeverdachte 3] en [verdachte 1] op het moment dat u bij de deur heeft aangebeld?
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 3] stond achter mij, [verdachte 1] stond verderop.
Vraag van de rechercheurs van het Koninkrijk der Nederlanden: Hebben jullie overlegd wie wat zal doen?
[medeverdachte 1] : Onze rol was zo dat ik en [medeverdachte 3] het slachtoffer moesten vast houden totdat [verdachte 1] het geld gepakt zou hebben en daarna moesten we weggaan. Maar het werd een circus.
Vraag van de rechercheurs van het Koninkrijk der Nederlanden: In welke positie was u naast het slachtoffer? Hurkte u naast hem, stond u naast hem of zat u op hem? Aan welke kant?
[medeverdachte 1] : Ik hurkte voor hem. Hij lag gebogen op de linkerzijde, ik hurkte voor hem en ik hield zijn mond vast. Zijn handen waren vastgebonden bij zijn borstkas. Ik hield hem vast met één hand op zijn mond en met de andere hand onder zijn nek om te voorkomen dat hij ging schreeuwen.
Vraag van de rechercheurs van het Koninkrijk der Nederlanden: Wat heeft het slachtoffer gedaan op het moment dat u hem heeft vastgebonden en zijn mond dicht heeft gehouden? Welke handelingen heeft het slachtoffer verricht?
[medeverdachte 1] : Hij verweerde zich, hij schopte, hij probeerde te schreeuwen. Na een paar minuten heb ik gezien dat hij verzwakt was en hij bleef alleen maar ademen met geluid, via de neus en de mond. Hij ademde krachtig. Hij ademde diep want ik had op zijn mond gedrukt met mijn hand.
Vraag van de rechercheurs van het Koninkrijk der Nederlanden: Heeft u gezien dat [medeverdachte 3] heeft geschopt en met handen heeft geslagen. Tegen welk deel van het lichaam?
[medeverdachte 1] : Ik meen tegen de delen van de buik of tegen de zijkant. Zo heb ik het gezien. [medeverdachte 3] heeft geschopt en met handen geslagen. Of tegen de buik of tegen de zijkant.
Een proces-verbaal van het verhoor van de [medeverdachte 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 17] d.d. 3 juni 2021, dossierpagina’s 477-502, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte 1] kwam terug hij sloeg de man. Waar precies weet ik niet ik voelde dat aan mijn hand die zijn mond vasthield. Ik voelde hem geluid maken, dat hij geslagen werd en dat [verdachte 1] dan weer vragen ging stellen. Dat was ook hetzelfde als [medeverdachte 3] terugkwam. Het was een hoop gedoe en we wisten alle drie niet meer goed wat we aan het doen waren.
Verbalisanten: Waarom ben jij naar het toilet gaan kijken en waarom niet [medeverdachte 3] of [verdachte 1] ?
Jij bleef toch steeds bij de meneer zitten.
Verdachte: Misschien kreeg ik het idee dat hun steeds aan het zoeken waren en niets vonden en daarom moest ik maar eens gaan kijken. Mogelijk vond ik het wel. Ik zei houd hem vast en ik ben gaan kijken. Toen heb ik alles nagekeken waaronder de ventilatie. Daarna zag ik dat het hele huis was doorzocht. Toen hebben ze hem er naartoe gesleurd en bij de radiator vastgemaakt. Ik dacht toen het is linke soep dus laten we hier weggaan.
Verbalisanten: Je ziet dat ze hem wegslepen. Wie zijn ze? Verdachte: [verdachte 1] en [medeverdachte 3]
Verbalisanten: Hoe doen ze dat?
Verdachte: Bij zijn armen.
Verbalisanten: Wie?
Verdachte: [verdachte 1] en [medeverdachte 3] , allebei bij de armen. Als ik het goed herinner hebben ze bij de radiator met nog een andere tie-wrap hem vastgemaakt.
Verbalisanten: Waarom werd de meneer vastgebonden?
Verdachte: Zodat hij de politie niet kon waarschuwen en wij meer tijd hadden om weg te komen.
Raadsman: Is dat op dat moment ook door iemand gezegd van we binden hem vast omdat we willen voorkomen dat de politie snel gewaarschuwd wordt? Of is het gewoon logisch en is het niet uitgesproken?
Verdachte: We hadden het al bedacht voordat we het huis in gingen. Mogelijk hadden we het er al over gehad in Duitsland. Mogelijk zijn om die reden de tie-wraps meegenomen.
Verbalisanten: Ze zeggen ook allebei dat jij met je knie op het hoofd/nek hebt gezeten van die meneer.
Verdachte: Dat kan wel kloppen ja. Er is wel een moment geweest dat ik mijn knie daar heb gehad maar niet heel de tijd. Ik weet zo niet meer op welk moment het is geweest maar het klopt wel.
Een proces-verbaal van het verhoor van de [medeverdachte 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 17] d.d. 3 juni 2021, dossierpagina’s 503-516, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb [verdachte 1] een aantal keren zien slaan en een aantal keren gevoeld. Ik heb het twee keer gezien en de andere keren gevoeld. Ik kan moeilijk zeggen op welke plek, de meneer lag op zijn zij. [verdachte 1] boog over hem en sloeg de meneer. Ik weet niet hoe krachtig de slagen waren maar als iemand zo'n geluid maakt zijn het wel slagen met kracht. Het geluid was waarschijnlijk van de pijn.
Verbalisanten: Je hebt verklaard dat de tie-wraps zijn meegenomen vanuit Duitsland om de man vast te binden. Om jullie meer tijd te geven zodat de man de politie niet kon bellen.
Dat klopt?
Verdachte: Ja dat het langer zou duren.
Een proces-verbaal van bevindingen van het verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 18] en [verbalisant 16] d.d. 11 maart 2021, dossierpagina’s 258-261, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte 1] wist waar geld te halen was. Hij, verdachte [medeverdachte 3] , is samen met twee anderen naar de woning gereden, de twee andere personen waren [verdachte 1] en [medeverdachte 1] . Uiteindelijk heeft het slachtoffer gezegd dat het geld in de slaapkamer lag.
Hij, verdachte [medeverdachte 3] , is toen in de slaapkamer gaan zoeken en heeft daar een
portemonnee en een stalen doosje gevonden met daarin papier geld, onder andere
briefjes van 50 euro. Hij, verdachte [medeverdachte 3] dit geld vervolgens uit de portemonnee en kistje heeft gehaald en heeft meegenomen, en de portemonnee en het kistje daar heeft laten liggen. Dat door hem, verdachte [medeverdachte 3] , in ieder geval twee flessen wijn zijn meegenomen en dat door [verdachte 1] één of twee flessen wijn zijn meegenomen.
Een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 18] en d.d. 12 maart 2021, dossierpagina’s 262-287, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte: Handschoenen hadden we meegenomen.
Verbalisanten: Wat voor handschoenen waren dat?
Verdachte: Plastic.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 19] d.d. 29 april 2021, dossierpagina’s 372-377, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gesteld kan worden dat beide onderzochte telefoonnummers + [telefoonnummer 1] en + [telefoonnummer 2] in gebruik zijn bij verdachte [medeverdachte 3] , geboren [geboortedatum 4] 1981 en gebruikmakende van het Nederlandse [Burgerservicenummer] .
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 20] en [verbalisant 21] d.d. 29 september 2021, dossierpagina’s 2321-2554, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Binnen onderzoek TGO "Tolsduin" zijn meerdere taplijnen aangesloten. Op deze taplijnen zijn verschillende gesprekken gevoerd die voor dit onderzoek relevant zijn en zijn er meerdere telefoongesprekken gevoerd die te relateren zijn aan het incident d.d. 22 januari 2021 te Boxtel, waarbij [slachtoffer] om het leven gekomen is.
43. TA040 sessienummer 1336 d.d. 5 maart 2021 om 12:50:14 uurBeller: [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 1] )
Gebelde: [naam] ( [telefoonnummer 3] )
[naam] 5554: Wat is er?
[medeverdachte 3] 7370: Kut, liefje, waarom gooi je de hoorn neer? Wat heb je toch?
[naam] 5554: Wat valt er dan te praten?
[medeverdachte 3] 7370: Klote. Ik heb een persoon in coma achtergelaten. Wat nu?
[naam] 5554: Kom terug, dan kunnen wij praten.
[medeverdachte 3] 7370: Goed. Klaar. Klote. Over 5 minuten ben ik bij je.
[naam] 5554: Ja.
[medeverdachte 3] 7370: Tot dan.
Een proces-verbaal van het verhoor van de verdachte [verdachte 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 22] en [verbalisant 17] d.d. 23 maart 2021, dossierpagina’s 120-135, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verbalisanten: Hoe komt het dat we in het huis van meneer [slachtoffer] jouw DNA aantreffen?
Verdachte: Omdat ik zocht.
Verbalisanten: Er is wel geld gevonden want je hebt de helft gekregen of iets gekregen?
Verdachte: Dat weet ik. [medeverdachte 3] heeft gevonden.
Verbalisanten: Is er nog meer mee genomen uit het huis?
Verdachte: Wijn verder niet.
Verbalisanten: Heb je handschoenen gedragen die stuk zijn gegaan?
Verdachte: Ja.
Verbalisanten: Wat voor handschoenen waren dat [verdachte 1] ?
Verdachte: Van tankstation.
Verbalisanten: Waar heb jij allemaal gezocht?
Verdachte: Voornamelijk in de huiskamer maar eigenlijk overal.
Verbalisanten: Even terug naar het begin. Jij belt aan zei je. Wie gaat er dan als eerste naar binnen?
Verdachte: Ik heb niet gebeld. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben aangebeld
Verbalisanten: En wat gebeurt er dan? Wie gaat er dan als eerste naar binnen?
Verdachte: Hij deed open en zij duwden hem dan mee naar binnen.
Verbalisanten: Ervan uit gaande dat het idee was ontstaan om bij [slachtoffer] geld te halen, hoe kom je dan bij [slachtoffer] terecht om daar geld te halen dan? Er moet iemand geweten hebben dat daar geld te halen was.
Verdachte: Omdat we contant aan hem betaalden
Verbalisanten: Dus je bent ervan uit gegaan, omdat je cash betaalde, dat er wel geld moest zijn?
Verdachte: Ja.

Overwegingen van de rechtbank.

Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.

Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachten [verdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in de nacht van 22 januari 2021 naar de woning van het slachtoffer [slachtoffer] in Boxtel zijn gegaan om geld te stelen. Het idee was afkomstig van verdachte [verdachte 1] , omdat hij eerder in de Bed en Breakfast van het slachtoffer heeft verbleven, hij destijds contant geld betaalde aan het slachtoffer en daarom dacht dat er geld te halen viel. De verdachten hebben tie-wraps meegenomen en gebruikt. Gelet hierop en gelet op het tijdstip van de woningoverval, hielden de verdachten er rekening mee dat het slachtoffer thuis zou zijn. Uit een reconstructie op grond van camerabeelden blijkt dat de verdachten bijna een uur lang in de woning van het slachtoffer zijn geweest. Gedurende dat uur is er zo veel hevig geweld tegen het slachtoffer gebruikt, dat hij aan de gevolgen daarvan is komen te overlijden. De woning van het slachtoffer is overhoop gehaald en de verdachten hebben geld en wijn gestolen. Om 05:29:29 uur hebben de verdachten gezamenlijk de woning verlaten en zijn zij in de auto weggereden, terwijl zij het slachtoffer zwaar gewond en gekneveld achterlieten. Uit het pathologieonderzoek blijkt dat alle letsels bij leven zijn ontstaan door de gevolgen van meervoudige stomp botsende en/of (samen)drukkende geweldpleging ter hoogte van diens mond, hals en romp. Er was onder meer sprake van zeer vele en complexe breuken van de ribben, met een klaplong als gevolg. Het overlijden van het slachtoffer kan blijkens het onderzoek door de verschillende, bij het onderzoek vastgestelde letsels worden verklaard. Dat de hartafwijkingen van het slachtoffer mogelijk het overlijden hebben versneld, maakt de conclusie dat de dood van het slachtoffer te verklaren is door – kort gezegd – de gevolgen van meervoudige en hevige geweldpleging niet anders. In de woning van het slachtoffer is sporenonderzoek gedaan en op de pyjama van het slachtoffer is DNA-materiaal van alle drie de verdachten aangetroffen. Op de tie-wraps die zijn gebruikt om het slachtoffer vast te binden is DNA-materiaal aangetroffen van de verdachten [verdachte 1] en [medeverdachte 1] . Verder is DNA-materiaal van verdachte [verdachte 1] op diverse plekken in de woning aangetroffen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat uit het dossier aanwijzingen naar voren komen dat de verdachten ten tijde van het feit onder invloed waren van alcohol en verdovende middelen, echter welke invloed dit op hun handelen dan wel hun geheugen heeft gehad is onduidelijk gebleven.

Verklaringen verdachten.

Verdachte [verdachte 1] heeft in zijn eerste verhoren ontkend dat hij in de woning van het slachtoffer is geweest. In latere verhoren is hij hierop terug gekomen en heeft hij, kort samengevat, verklaard dat hij samen met de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in de woning van het slachtoffer is geweest en dat hij overal heeft gezocht naar geld. Hij heeft geen geweld gepleegd tegen het slachtoffer en hij heeft ook niet gezien dat één van zijn medeverdachten geweld zou hebben gepleegd. Ook heeft hij niet gezien dat het slachtoffer gekneveld is achtergelaten, omdat hij op dat moment de woning al had verlaten.
Verdachte [medeverdachte 3] heeft, kort samengevat, verklaard dat hij samen met de verdachten [verdachte 1] en [medeverdachte 1] naar de woning van het slachtoffer is gegaan met als doel om geld te stelen. Hij heeft gezien dat zijn medeverdachten geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer. Hij heeft zelf geen geweld gebruikt tegen het slachtoffer en heeft geprobeerd de twee anderen te laten stoppen met de mishandeling. Ook hij heeft niet gezien dat het slachtoffer gekneveld is achtergelaten, omdat hij de woning al had verlaten.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft, kort samengevat, verklaard dat hij samen met de verdachten [verdachte 1] en [medeverdachte 3] naar de woning van het slachtoffer is gegaan om geld te stelen. Vooraf hebben zij besproken dat er op de deur geklopt moest worden, naar binnen gegaan moest worden en vervolgens de persoon moest worden vastgebonden. Nadat zij op de deurbel gedrukt hebben en de deur werd open gedaan, hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de man bij zijn mond gepakt, hem op de grond gelegd en hem met tie-wraps vastgebonden. Omdat het slachtoffer probeerde te schreeuwen en aan het kronkelen was heeft [medeverdachte 1] hem een paar klappen gegeven. Ook heeft hij de man met zijn knie in zijn hals in bedwang gehouden. [verdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben het slachtoffer geslagen en geschopt. Zij liepen steeds heen en weer terug en vroegen meermaals aan het slachtoffer waar het geld lag. Zij hebben hem geslagen met het doel dat hij ging praten. Verdachte [medeverdachte 1] liep op enig moment naar de wc om daar te zoeken. Toen hij terugliep naar de woonkamer zag hij dat [verdachte 1] en [medeverdachte 3] het slachtoffer aan het slepen waren naar de radiator en hem daaraan met tie-wraps hebben vastgebonden. Dit deden zij zodat hij de politie niet kon waarschuwen en zij meer tijd hadden om weg te komen. Vervolgens zijn zij vertrokken en weggereden.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van de verdachte [medeverdachte 1] en schuift de (merendeels ontkennende) verklaringen van de verdachten [verdachte 1] en [medeverdachte 3] als ongeloofwaardig ter zijde. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Verdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie in Litouwen in zijn eigen woorden en min of meer spontaan een verklaring afgelegd over de gebeurtenissen van die nacht, zonder daarover al concreet te zijn bevraagd of te zijn geconfronteerd met de onderzoeksbevindingen. Deze verklaring is gedetailleerd en komt overeen met de situatie ter plaatse, de onderzoeksbevindingen en het sporenbeeld. Bovendien heeft verdachte [medeverdachte 1] niet alleen de verdachten [verdachte 1] en [medeverdachte 3] belast maar heeft hij ook een belastende verklaring over zichzelf afgelegd. Zo heeft hij erkend dat hijzelf, samen met [medeverdachte 3] , het slachtoffer direct bij binnenkomst naar binnen heeft geduwd, waarna ze hem met zijn tweeën naar de grond hebben gebracht en hem (opnieuw, samen) hebben vastgebonden met tie-wraps. Verdachte [medeverdachte 1] erkent verder dat niet alleen de anderen, maar ook hijzelf het slachtoffer diverse malen heeft geslagen, dat hij herhaaldelijk en gedurende langere tijd diens mond heeft dichtgehouden en hem met zijn knie in de hals in bedwang heeft gehouden. Ook heeft hij verklaard dat hij de woning heeft verlaten terwijl hij heeft gezien dat het slachtoffer vastgebonden lag aan de verwarmingsbuis. Het feit dat verdachte [medeverdachte 1] niet alleen verklaart over het aandeel van de anderen, maar dat hij toegeeft ook zelf (fors) geweld tegen het slachtoffer te hebben gebruikt, maakt zijn verklaring in de ogen van rechtbank geloofwaardiger dan de (merendeels ontkennende) verklaringen van de verdachten [verdachte 1] en [medeverdachte 3] . Zij stellen immers beiden dat zij zelf geen geweld hebben gebruikt. Verdachte [verdachte 1] verklaart zelfs dat hij van enige geweldpleging tegen het slachtoffer niets heeft gezien of zelfs maar gemerkt – terwijl zijn DNA op diverse plekken in de woning en op het slachtoffer is aangetroffen. Hij moet dan ook overal zijn geweest en hij moet ook het slachtoffer hebben gezien –. Verdachte [medeverdachte 3] verklaart dat hij het geweld wilde stoppen en dat hij niet heeft gezien dat het slachtoffer gekneveld is achtergelaten, terwijl hij later, tijdens een telefoongesprek, aan zijn vriendin vertelt dat hij een persoon “in coma heeft achtergelaten”.
Gelet op de omvang en de ernst van de bij het slachtoffer aangetroffen letsels stelt de rechtbank vast dat er zeer veel en hevig geweld tegen het slachtoffer is gebruikt. De woning is niet groot en vast staat dat de verdachten er bijna een uur lang binnen zijn geweest. Ze liepen heen en weer en ze doorzochten de woning, want ze waren op zoek naar geld. Het is dan volstrekt onaannemelijk dat de verdachten van de hevige en voortdurende geweldplegingen tegen het slachtoffer niets zouden hebben gezien of gemerkt ( [verdachte 1] ). Op grond van de gedetailleerde en geloofwaardige verklaring van de verdachte [medeverdachte 1] gaat de rechtbank ervan uit dat hij het slachtoffer, direct na binnenkomst, samen met de verdachte [medeverdachte 3] , heeft overmeesterd, neergeslagen en gekneveld. De rechtbank gaat er verder van uit dat alle drie de verdachten hierna het huis hebben doorzocht en tegelijkertijd zijn doorgegaan het slachtoffer op allerlei manieren (slaan, schoppen) ernstig te mishandelen.
Ook ten aanzien van het slepen van het slachtoffer, het vastbinden van het slachtoffer aan de verwarmingsbuis en het verlaten van de woning, volgt de rechtbank de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] . Dat zijn DNA is aangetroffen op de tie-wrap die om de radiatorbuis zat maakt het voorgaande niet anders. Verdachte [medeverdachte 1] heeft immers zelf verklaard de tie-wraps te hebben gebruikt op het moment dat hij het slachtoffer in eerste instantie knevelde. Op deze manier kan zijn DNA op de tie-wrap terecht zijn gekomen waarmee het slachtoffer later vastgebonden werd aan de verwarmingsbuis. Bovendien blijkt uit de verklaringen van de verdachten dat ze alle drie handschoenen hebben gedragen. Hierdoor zullen niet alle handelingen van alle verdachten sporen in de woning hebben achtergelaten.

Medeplegen.

Voor een bewezenverklaring van medeplegen moet sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijkheden heeft verricht. De bijdrage aan het delict dient van voldoende intellectueel of materieel gewicht te zijn. De rechtbank is van oordeel dat uit het handelen van de drie verdachten die nacht een nauwe en bewuste samenwerking valt af te leiden. De verdachten zijn tezamen naar de woning van het slachtoffer gereden om een woningoverval te plegen. Vooraf werd onderling afgesproken dat op de deur geklopt moest worden, naar binnen gegaan moest worden en vervolgens de bewoner moest worden vastgebonden. Verdachten zijn de woning binnengegaan en hebben direct het slachtoffer naar de grond gebracht en vastgebonden met meegebrachte tie-wraps. Hoewel op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld wie op welke wijze elk afzonderlijk letsel aan het slachtoffer feitelijk heeft toebracht, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat alle drie de verdachten geweldshandelingen hebben gepleegd. Verdachten hebben het slachtoffer versleept en vastgebonden aan een verwarmingsbuis, waarna zij de woning met de buit (het geld en de flessen wijn) hebben verlaten en gezamenlijk in de auto zijn weggereden. Geen van hen heeft zich op enig moment van de situatie gedistantieerd en ook niemand heeft (één van) de andere verdachten weerhouden van het toepassen van geweld of hulpdiensten ingeschakeld. Verdachten hebben tevens de telefoon van het slachtoffer onbruikbaar gemaakt, zodat hem, zowel tijdens als na de overval, ook langs die weg de mogelijkheid werd ontnomen om alarm te slaan of hulp te zoeken. Op de terugweg werd (een deel van) de wijn gedronken en het geld is verdeeld tussen de verdachten [verdachte 1] en [medeverdachte 3] . Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de verdachten vanaf het moment dat zij onderweg waren naar de woning van het slachtoffer tot en met het moment van vertrek nauw en bewust hebben samengewerkt. Zij kunnen daarom alle drie als medeplegers verantwoordelijk worden gehouden voor de diefstal en het gepleegde dodelijke geweld.

Opzet.

Vervolgens ziet de rechtbank zich bij de beoordeling van feit 1 voor de vraag gesteld of verdachten opzet hebben gehad op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachten de bedoeling in de zin van boos opzet hebben gehad om het slachtoffer van het leven te beroven. Uit de afgelegde verklaringen en de overige bewijsmiddelen blijkt die bedoeling niet. Het doel van de verdachten was het plegen van een woningoverval en het stelen van geld.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of sprake was van opzet in voorwaardelijke zin. Daarvoor is vereist dat er een aanmerkelijke kans op de dood bestond en dat verdachten deze kans bewust hebben aanvaard. Voor de vaststelling dat verdachten zich willens en wetens hebben blootgesteld aan de kans dat het slachtoffer als gevolg van hun gezamenlijk handelen zou komen te overlijden, is niet alleen vereist dat verdachten wetenschap hadden van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust hebben aanvaard. De beantwoording van deze vraag hangt verder af van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, van belang. Het zal in ieder geval moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Zoals hiervoor al is vastgesteld zijn de verdachten in de nacht naar de woning van het slachtoffer gegaan met de bedoeling een woningoverval te plegen en geld weg te nemen. Er is in de woning zeer veel en hevig geweld tegen het slachtoffer gebruikt, waarna hij, zwaar gewond en vastgebonden aan een verwarmingsbuis, is achtergelaten, terwijl ook zijn mobiele telefoon onklaar was gemaakt. De verdachten zijn vertrokken zonder dat iemand van hen zich nog om het slachtoffer heeft bekommerd of hulpdiensten heeft ingeschakeld.
De kans dat het slachtoffer door deze gedragingen van de verdachten zou komen te overlijden, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachten de kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden ook bewust aanvaard door hem in de vroege ochtend, zwaar gewond en vastgebonden en niet in staat om alarm te slaan of hulp in te roepen, in de woning achter te laten. Het samenstel van de gedragingen van de verdachten is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht geweest op de dood van het slachtoffer dat het – behoudens contra-indicaties, waarvan niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat de verdachten de aanmerkelijke kans op diens dood bewust hebben aanvaard. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.

Conclusie van de rechtbank.

Nu verdachten kunnen worden aangemerkt als medeplegers en zij voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van het slachtoffer, hebben zij zich alle drie schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag.

Gekwalificeerde doodslag.

De vraag die vervolgens aan de orde is, is of verdachten de doodslag hebben gepleegd onder strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het geweld, waaraan het slachtoffer uiteindelijk is overleden, door de verdachten werd gepleegd met het oogmerk om de beroving van het slachtoffer mogelijk te maken, het bezit van het gestolene te verzekeren en er straffeloos vanaf te komen. Uit het dossier blijkt immers dat de woning uitgebreid is doorzocht. Tevens blijkt dat er daadwerkelijk geld en flessen wijn zijn weggenomen. Uit de verklaringen van verdachte [medeverdachte 1] blijkt voorts dat het uitoefenen van het geweld als doel had om de woning te kunnen doorzoeken (o.a. vasthouden en tegen de grond geduwd houden), om erachter te komen waar het geld zou liggen (o.a. het slaan en schoppen van het slachtoffer) en om tijd te hebben om weg te kunnen komen (o.a. het aan de radiator vastbinden). De rechtbank is dan ook van oordeel dat de doodslag in onmiddellijk verband staat met de gepleegde diefstal.

Eindconclusie over het bewijs.

Gelet op het voorgaande is het onder feit 1 primair ten laste gelegde, het medeplegen van gekwalificeerde doodslag, ten aanzien van alle drie de verdachten wettig en overtuigend bewezen. Eveneens kan feit 2, de diefstal met geweld, in vereniging gepleegd, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad, wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 primair:
op 22 januari 2021 te Boxtel, tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 1947 opzettelijk van het leven heeft beroofd door
- die [slachtoffer] vast te pakken en tegen de grond te duwen en tegen de grond geduwd te houden en
- vervolgens terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden de handen van die [slachtoffer] met tie-wraps vast te binden en
- terwijl die [slachtoffer] met vastgebonden handen op de grond lag die [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht en tegen het hoofd en tegen de keel en de hals en de romp en de rug en de borstkas, te slaan en/of te schoppen en
- de mond van die [slachtoffer] dicht te drukken en dichtgedrukt te houden en
- met de knie op het hoofd en de hals van die [slachtoffer] te zitten en/of te drukken en
- die [slachtoffer] vast te pakken en die [slachtoffer] vervolgens richting de slaapkamer te verslepen en
- vervolgens de met een tie-wrap vastgebonden handen van die [slachtoffer] met een andere tie-wrap aan een verwarmingsbuis vast te maken en
- vervolgens de woning van die [slachtoffer] te verlaten,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd vergezeld van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld in vereniging, van een hoeveelheid geld en flessen wijn strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Ten aanzien van feit 2:
op 22 januari 2021 te Boxtel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en flessen wijn, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] vast te pakken en tegen de grond te duwen en tegen de grond geduwd te houden en
- vervolgens terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden de handen van die [slachtoffer] met tie-wraps vast te binden en
- terwijl die [slachtoffer] met vastgebonden handen op de grond lag die [slachtoffer] meermalen, tegen het gezicht en tegen het hoofd en tegen de keel en de hals en de romp en de rug en de borstkas, te slaan en/of te schoppen en
- de mond van die [slachtoffer] dicht te drukken en dichtgedrukt te houden en
- met de knie op het hoofd en de hals van die [slachtoffer] te zitten en/of te drukken en
- die [slachtoffer] vast te pakken en die [slachtoffer] vervolgens richting de slaapkamer te verslepen en
- vervolgens de met een tie-wrap vastgebonden handen van die [slachtoffer] met een andere tie-wrap aan een verwarmingsbuis vast te maken en
- vervolgens de woning van die [slachtoffer] te verlaten,

ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 jaar, met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw vindt de eis van de officier van justitie te hoog. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte spijt heeft betuigd en dat hij nooit de bedoeling had het slachtoffer te doden. Voorts verzoekt zij de rechtbank rekening te houden met de lange duur van het voorarrest (in sober regime) en met de lagere straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Tot slot voert de raadsvrouw aan dat als deze zaak spoedig behandeld was, verdachte voor wat betreft de regeling omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling onder de oude regeling zou vallen. Gezien sinds 1 juli 2021 de nieuwe regeling omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling geldt (hierna: nieuwe v.i.-regeling), zal in een strafzaak als deze verdachte netto enkele jaren langer in detentie moeten zitten. Volgens de verdediging moet dit meewegen bij het opleggen van straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde doodslag. Op 22 januari 2021 is hij samen met zijn twee medeverdachten midden in de nacht vanuit Duitsland naar Boxtel gereden om de heer [slachtoffer] , een man van 73 jaar, in zijn woning te overvallen en contant geld te stelen. Ze wisten dat de heer [slachtoffer] naar alle waarschijnlijkheid thuis zou zijn en dat hij in bedwang gehouden moest worden. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de heer [slachtoffer] zwaar toegetakeld en in hulpeloze en mensonterende toestand, vastgebonden met tie-wraps, in zijn woning achtergelaten. Bij het verlaten van de woning namen zij geld en een aantal flessen wijn mee. Alle drie de verdachten hebben een eigen rol gehad in het doden van de heer [slachtoffer] en het doorzoeken van zijn woning naar geld.
De wijze waarop verdachten de heer [slachtoffer] hebben toegetakeld, enkel en alleen voor financieel gewin, getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor de waarde van het leven van een medemens en is beestachtig en gruwelijk te noemen. De heer [slachtoffer] moet onbeschrijfelijk veel angst, pijn en machteloosheid hebben ervaren in de momenten voorafgaande aan zijn overlijden. De zucht naar geld van de drie verdachten heeft de heer [slachtoffer] het meest kostbare bezit – zijn leven – gekost. Bovendien hebben zij door hun daad de nabestaanden onherstelbaar leed en verdriet toegebracht. In hun slachtofferverklaringen hebben de nabestaanden invoelbaar hun afschuw, verdriet en onbegrip geuit ten aanzien van het zeer gewelddadige handelen van verdachten jegens hun broer en oom, enkel en alleen vanwege “een paar rotcenten”.
De rechtbank beschouwt de bewezenverklaarde feiten als een eendaadse samenloop en past daarom de zwaarste toepasselijke strafbepaling, te weten die voor een gekwalificeerde doodslag toe.
Een delict als hier aan de orde veroorzaakt grote maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers, zeker onder kwetsbare alleenwonende ouderen. Het behoeft geen nadere onderbouwing dat de rechtbank meent dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plek is.
Dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt en enkel naar zijn medeverdachten wijst voor wat betreft het toetakelen van het slachtoffer, vindt de rechtbank kwalijk. Het ontkennen van elke betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor de dood van het slachtoffer doet bovendien ernstig afbreuk aan de waarde die de rechtbank hecht aan het door verdachte ter terechtzitting getoonde berouw.
De rechtbank heeft acht geslagen op de uittreksels van de justitiële documentatie van verdachte (d.d. 13 juli 2021 ten aanzien van Nederlandse veroordelingen en d.d. 14 juli 2021 ten aanzien van buitenlandse veroordelingen). De rechtbank ziet daarin geen aanleiding tot verzwaring of matiging van de op te leggen straf.
Verder blijkt uit het voorgeleidingsconsult d.d. 16 maart 2021 dat geen aanwijzingen bestaan voor psychiatrische problematiek bij verdachte.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf de nieuwe v.i.-regeling, zoals deze geldt onder de Wet Straffen en Bescherming en die in werking is getreden op 1 juli 2021, meegewogen. Hoewel het onduidelijk is in hoeverre verdachte in aanmerking zal komen voor een voorwaardelijke invrijheidstelling, meent de rechtbank dat bij het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf in ogenschouw mag worden genomen wat deze detentie netto voor een veroordeelde betekent. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in onderhavig geval de nieuwe v.i.-regeling als factor waarmee zij in strafmatigende zin rekening houdt bij de strafoplegging.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank rekening houdt met voornoemde nieuwe v.i.-regeling. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Alles afwegende acht de rechtbank uit het oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] .

De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 12.204,92, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de gevorderde kosten van de uitvaart gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de kosten van de uitvaartbegeleider en de loodgieter heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is aangetoond dat sprake is van rechtstreekse schade. Tot slot dient de kostenpost ten aanzien van het gestolen geld te worden afgewezen nu er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is voor de hoogte van de vordering. De rechtbank kan bovendien geen juiste schatting maken omdat veel gegevens ontbreken.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij opgevoerde materiële schade betreffende de uitvaartverzorging (€ 6.406,93) en uitvaartbegeleiding (€ 225,00) voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post van het gestolen geld (€ 4.768,88) omdat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van de benadeelde partij gesteld dat de vordering tot vergoeding van deze schade onder algemene titel is overgegaan omdat zij één van de erfgenamen van het slachtoffer is, maar dit is niet met stukken onderbouwd. Voor een inhoudelijke beoordeling van dit gedeelte van de vordering zou dus nader onderzoek noodzakelijk zijn. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de behandeling van de vordering op dit punt een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Reeds om deze reden zal dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de kosten met betrekking tot de loodgieter (€ 804,11) omdat onvoldoende onderbouwd is dat sprake is van rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 6.631,93, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of zijn medeverdachten heeft/hebben voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn/hun verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of zijn medeverdachten heeft voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn/hun verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] .

De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 8.179,82, bestaande uit
€ 679,82 materiële schade en € 7.500,00 immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij opgevoerde niet weersproken materiële schade betreffende de reiskosten (€ 163,28), de medicatiekosten (€ 44,97), het eigen risico (€ 385,00) en het opvragen van de medische informatie (€ 86,57) voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt.
Ten aanzien van de gevorderde shockschade overweegt de rechtbank als volgt. Shockschade is immateriële schade van degene bij wie door het waarnemen van een, aan
onrechtmatig handelen van de veroorzaker toe te rekenen, gebeurtenis of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Deze immateriële schade kan op grond van het bepaalde in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komen. De Hoge Raad heeft in diverse uitspraken bepaald welke eisen gelden om aan te kunnen nemen dat sprake is van een onrechtmatige daad die verplicht tot vergoeding van deze vorm van schade.
Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door het waarnemen van het ten laste gelegde, of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het ten laste gelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de benadeelde partij is geconfronteerd met het misdrijf waarbij haar oom op gruwelijke wijze om het leven is gebracht en dat als gevolg daarvan sprake is van een ziektebeeld dat in de psychiatrie erkend is. Voor het aannemen van het bestaan van een dergelijk ziektebeeld is geen verklaring van een psychiater vereist, maar kan ook worden volstaan met de verklaring van een GZ- of klinisch psycholoog. In dit geval is een verklaring van een GZ-psycholoog waarin de diagnose acute stressstoornis is gesteld, overgelegd. De rechtbank zal, rekening houdend met in andere gevallen toegewezen schadebedragen, de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.000,00.
De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 5.679,82, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of zijn medeverdachten heeft/hebben voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn/hun verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of zijn medeverdachten heeft voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn/hun verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd geen aanleiding te bepalen dat de schade in maandelijkse termijnen van € 12,50 mag worden voldaan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
In eendaadse samenloop gepleegd met
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] , van een bedrag van € 6.631,93, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 68 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van een bedrag van
€ 6.631,93, te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en dat zij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] , van een bedrag van € 5.679,82, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 63 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 679,82 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van een bedrag van € 5.679,82, bestaande uit € 679,82 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en dat zij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. C.M. Salemans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 29 juli 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van het Team Grootschalige Opsporing Oost-Brabant, Proces-verbaalnummer: OBRAB21001-1561, onderzoek Tolsduin / OBRAB21001, gesloten 19 oktober 2021, aantal doorgenummerde pagina’s 1-3465.