ECLI:NL:RBOBR:2022:2984
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlening van een exploitatievergunning voor een horecabedrijf met een shishaverbod
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de verlening van een exploitatievergunning voor zijn horecabedrijf, waarbij de burgemeester een verbod op het gebruik van shisha heeft opgelegd. De vergunning werd oorspronkelijk verleend op 1 augustus 2019, maar met beperkende voorwaarden, waaronder een verbod op shisha. Na een bezwaarprocedure heeft de burgemeester op 6 januari 2020 het bezwaar van eiser gegrond verklaard, maar het shishaverbod gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een eerdere uitspraak van de rechtbank op 6 april 2021, waarin de rechtbank de beslissing op bezwaar vernietigde en de burgemeester opdroeg een nieuwe beslissing te nemen.
De burgemeester heeft op 1 juni 2021 een nieuwe beslissing genomen, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank constateert dat de burgemeester niet adequaat heeft ingegaan op de ontheffingsmogelijkheden voor het shishagebruik, zoals vereist door de eerdere uitspraak. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de burgemeester tijdens de zitting alsnog voldoende motivering heeft gegeven voor het shishaverbod. Eiser krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.
De rechtbank concludeert dat de burgemeester niet heeft voldaan aan de opdracht om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de burgemeester alsnog een dragende motivering heeft gegeven voor het shishaverbod. Eiser krijgt een vergoeding voor griffierecht en proceskosten.